110 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 3 November 1888. de. Men mag aannemendat dit wel zoo is en dan kan in geen geval de risico groot zijn. Spr. heeft met verbazing herhaaldelijk de meening hooren uitendat het met de gemeente-finanliën slecht staat. .Geen enkel argument evenwel is daarvoor aangevoerd. De begrooting sluit met eene leening van ƒ5500 tegenover eene geheel bui tengewone uitgaaf van 15000. In het vorige jaar nog is door de toenmalige rapporteurs over de gemeente-begrooting aan burgemeester en wethouders het compliment gemaakt, dat zij geene scherpe afscheiding meer maakten tusschen gewoon en buitengewoon en dit stelsel willen zij zooveel mogelijk volhou den. Met 1880 zal in drie jaar ongeveer ƒ150000 zijn afgelost en niets geleend. Spr. is het met den heer van Harinxma eensdat men voort moet gaan met krachtig af te lossen en daardoor rente te besparenom hierdoor later opkomende ge wone uitgaven zooveel mogelijk zonder verhooging van belasting te kunnen bestrijden. Ten krachtigste moet spr. opkomen te gen de voorstelling als zouden gewone uitgaven door buiten gewone ontvangsten worden bestreden. Onder het saldo van 1887, op de begrooting aangebragtis eene som van ƒ19000, die ontstaan is door meer gewone ontvangsten of minder gewone uitgaven, welke overschotten alle jaren in meerdere of mindere mate terugkeeren. Door vele leden wordt over het hoofd gezien, dat de ontvang sten en uitgaven der gasfabriek steeds zoo worden geraamd, dat de winst altijd grooter is dan volgens de raming. Over 1887 was het omstreeks ƒ10000, maar omdat men de winst toen te laag heeft geraamdkan men die som niet beschouwen als een buitengewone ontvangstdie niet zou mogen strekken tot het doen van gewone uitgaven. Elk jaar wordt ook een post voor onvoorziene uitgaven op de begrooting uitgetrokken die gedekt wordt door gewone ontvangsten. Blijft die nu over, dan kan men het volgend jaar niet zeggen dat dit een buiten gewone ontvangst isdie men niet voor gewone uitgaven mag gebruiken. In de gemeente-rekening over 1887 is begrepen een bedrag van ƒ14000, dat op de begrooting voor dat jaar was uitgetrokken voor werken tot verbetering en uitbreiding der gasfabriek. Daar deze werken in dat jaar niet zijn uitgevoerd, is die post onaangeroerd gebleven en deze som, die nu mede onder het saldo voorkomtkan alleen als eene buitengewone ontvangst worden beschouwd. Het bevreemdt spr.dat enkele ledenzelfs die voorstanders van de verlaging van den gasprijs zijnstruikelen over die ƒ14000. De geheele schuld der gemeente bedraagt bijna 19 ton, waarvan ƒ263000 ten behoeve der gasfabriek. In 1889 wordt ƒ53000 afgelost, en het volgende jaar ƒ55,000, enz. Krachtiger behoeft er dus niet te worden afgelost. Doch spr. herhaalt: er is een buitengewone uitgaaf van ƒ15000 tegen eene leening van ƒ5500; dus kan men aanne men dat die buitengewone ontvangst grootendeels strekt voor een buitengewone uitgaaf en over 1890 zal eene gelijke buiten gewone uitgaaf op de begrooting moeten voorkomen. Nu be weert de heer Plantenga, dat er nog ƒ10000 noodig is voor buitengewone werken voor de gasfabriek. Mogt de meening worden gedeeld dat deze uit de 14,000 moet worden bestreden, dan zal spr. er zich niet tegen verklarenom die som nog als buitengewone uitgaaf op de begrooting te brengen hoewel hij het niet noodig acht. De leening kan dan tot 15000 verhoogd worden. Maar spr. zou wel bezwaar hebben om de 14000 voor eene buitengewone aflossing te gebruikenwant dan zal men in het volgend jaar vrij zeker moeten leenen en als dit niet noodig isbehoort men het niet te doen. De leening voor de gasfabriek was primitief 243000 en de aflossing is naar dat bedrag berekendware die dadelijk op het werkelijk opge nomen bedrag van ƒ172000 gesteld, dan zou men jaarlijks minder hebben afgelost. Ook hierom acht spr. eene buitenge wone aflossing geheel overbodig. De heer Plantenga zal, om de noodige kalmte te bewa ren den heer Troelstra niet replicerenalleen moet hij ver klaren dat hij het in het algemeen niet doelmatig zou vinden, dat de rapporteurs na de memorie van burgemeester en wet houders nog een eindverslag uitbragtenmaar dat hij het al leen in dit speciale geval voor zich zelf wenschelijk had ge acht, omdat hij bij schriftelijke bewijsvoering meent meer overtui ging te kunnen wekken dan hij voor zijn persoon van het de bat mag veronderstellen. Nog moet hij den heer van Harinxma te kennen geven dat de rapporteurs in de verste verte er niet aan dachtenom de door burgemeester en wethouders gegeven cijfers te wantrouwen maar dat zij alleen cijfers genomen heb bendie beter in hun kader pasten. De heer Duparc sprak van eene winst van ƒ37000 terwijl de rapporteurs die here kenden op ƒ33000welke ook volgens het verslag der gasfa briek de juiste is. In Maart wordt de berekening gemaakt, wanneer do rekening over het vorige dienstjaar is afgeloopen J met uitzondering welligt van enkele kleine postendie oninbaar geacht worden. Het bedrag van ƒ37000 is niet het winst maar het balanscijfer. Nog deed de heer Duparc opmerken dat de gemeente een< indirecte winst genootdoordat zij van de fabriek voor het aan «leze geleend geld meer rente krijgtdan zij op haar beurt daarvoor moet betalen. Zij doet dan als ieder industrieel, die, al werkt hij geheel met eigen kapitaalzeker zeer teregt eene renteberekening van dat eigen kapitaal in zijn verlies-rekening brengt: - ook wanneer bijv. de gemeente de gasfabriek publiek verpachttedan zou die meer dan 27000 opbrengen. Vol doende is in het verslag aangetoond dat de gemeente geen misbruik maakt van haar monopoliewant bij eenig geheel par ticuliere onderneming zouden de gasverbruikers in eene gemeente als deze zeker niet minder dan 7 cent betalen. De heer Du parc zeide ook nogdat hij vroeger als lid der gascommissie vaak had medegewerkt, om de begrooting der gasfabriek te flatterenten einde de gasconsumenten niet op verlaging van gasprijzen te doen aandringen maar voor dezen is immers d< jaarlijksche rekening van de fabriek geheel publiek en kunnen zij zich meer op feitelijke, dan op begrootingscijfers beroepen. De heer van Harinxma is niet geheel juist geweest, waar hij zeide dat alle leden der gascommissie instemden met eene verlaging van den gasprijs wel waren allen het er over eens, dat de balans der fabriek eene verlaging toeliet, maar konden zich over de mérites van het voorstel niet uitspreken, daar zij de ontwerp gemeente-begrooting nog niet onder de bogen hadden gehad. Twee leden verklaarden zich zelfs terstond te gen verlaging. Ook de meerderheid van rapporteurs verklaarde zich er tegen, maar zij gaven alleen d$n wensch te kennen dat eene korting zou worden verleend voor het verbruik van gas voor industriële doeleindenniet voor kantoren die toch licht noodig hebben maar voor industriën waarbij men de keus heeft tusschen stoom of gas voor beweegkracht. In Alkmaar en Hoorn, waar dergelijke korting wordt verleendnoemt men het met den juist niet zeer fraaijen naam van „kookgas." Spr. heeft straks gewezen op den afwisselenden prijs van de grondstoffendie misschien zoude stijgen tengevolge van on lusten in de kolendistriclen. 't Is waar, dat die werksta kingen zijn geëindigd, maar alleen tengevolge van 10% loons- verhoogingdie natuurlijk invloed zal hebben op den prijs der kolen. Deze wordt wel is waar in April bepaaldmaar hecfl dan ook invloed over het geheele jaar. Volgens de memorie van antwoord hebben burgemeester en wethouders voor de be rekening van aankoop der grondstoffen genomen het gemiddelde over de laatste 10 jaren. Dit acht spr. geen goeden grondslag voor eene industriële onderneming. Wel mag men eene winst berekenen gemiddeld over dut tijdvakmaar ten opzigte van den aankoop van grondstoffen gaat dit niet op omdat de prij zen te veel van verschillende omstandigheden afhangen. De heer van Harinxma streed tegen een overmatige winst I van het monopolie. Uit den staat van uitkeeringen aan onder- I scheidene gemeenten in het verslag van rapporteurs opgeno- I men blijktdat 7 ct. per stère de gemiddelde prijs is de uit- I keering per hoofd, bij een winstcijfer van ƒ33000, bedraagt 1.13, terwijl burgemeester en wethouders het winstcijfer op 48000 stellen, zoodat zij tot eene uitkeering per hoofd van ƒ1.60 ko men. Rapporteurs hebben Amsterdam ook in dit kader opge nomen maar geenszins om het als voorbeeld voor kleinere ge meenten te stellen. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van den 3 November 1888. 111 Voorts wordt aan rapporteurs betwist dal verlaging van den gasprijs invloed zal uitoefenen op de belasting. Dit is in 1886 door burgemeester en wethouders zeiven aangetoond. Boven dien zeide de heer Troclslra heden dat toen ten gevolge van verlaging van den gasprijs de begrooting sluitende is gemaakt, door den post wegens opbrengst van de exploitatie der gasfabriek te verhoogen. Ten gunste van de verlaging wordt aangevoerddat in de volgende 20 jaren niet zal behoeven te worden geleendomdai alle gebouwen enz. in goeden toestand verkeeren en voldoende zijn. Spr. geeft toedat o. a. de gasberging voldoende is, zelfs bij toenemend gasverbruikmaar stellig zal zich in vol gende jaren de behoefte aan verbeteringen voordoen bijv. de stoomketels en de condensors zullen het niet langer dan 10 ja ren uithouden. Men is ook beducht voor de concurrentie met de petroleum. De prijs van deze blijft als lichtbron echter altijd goedkooper dan die van het gas en ze laat' zich niet door het gas verdrin gen, want het wordt gebruikt door velen, die waarschijnlijk wel het gebruik van gas zouden kunnen bekostigen maar voor wie de aanleg te duur is. Spr. waarschuwde tegen verlaging van den gasprijs met het oog op de toeneming van de gemeente-uitgaven die niet alleen de jaarwedden betreftmaar ook diewelke ten allen tijde jaar lijks terugkomen. Daarentegen is, zooals hij zeide, de bevolking weinig toegenomen. Spr. geeft den heer van Harinxma toe dat niet elke toeneming van bevolking gewenscht is. Hij heeft dan ook alleen willen doen uitkomen dat de meerdere belas ting, die z.i. het gevolg zal zijn van de verlaging van den gas prijs door hetzelfde getal inwoners moet worden gedragen. Wat nu ten slotte de nog aan te brengen verbeteringen in de kanalisatie betreft, spr. heeft uit de missive van den direc teur der fabriek van Augustus 1887 het bedrag van ƒ10000 overgenomenterwijl burgemeester en wethouders daarvoor 14000 stellen omdat dit van de leening was overgebleven. Het is mogelijk dat veel van die werken uit de gewone in komsten kan bestreden worden zooals burgemeester en wethou ders vermeenen maar bij onderzoek is gebleken dat nog vele verbeteringen noodzakelijk zijn, zoodat de kosten daarvoor waar schijnlijk bezwaarlijk uit de gewone inkomsten zullen kunnen worden gevonden. De heer Hijlkema had oorspronkelijk het goede voornemen, zich niet in het debat te mengenten eerste uit vrees om in herhalingen te vallen, ten tweede om tijd te besparen. Nu er toch al uren aan de discussie zijn besteed, komt het op een enkele minuut meer of minder niet aan. Spr. kan den heer Troelstra de verzekering geven dat hij diens verwijt, als zouden sommige leden niet alle bijlagen heb ben gelezenzich niet behoeft aan te trekken want hij heeft alles naauwkeurig nagegaan en van de cijfers eene studie ge maakt. Hij is daarbij tot de slotsom gekomen dat het resul taat der becijferingen in omgekeerde reden staat tot het gas dit geeft licht, doch de cijfers laten in de duisternis. Spr. weet niet waar zich aan te houden moest hij bijv. over deze aan gelegenheid zich aan een examen onderwerpenhij zou dan niet weten wat tot leiddraad te nemen bijlage 16 of bijlage 18. De hoofdzaak isen dit slaat vastdat de fabriek een be langrijk winstcijfer oplevert. Spr. stelt zich te dezen aanzien op hetzelfde standpuntals vóór 2 jaren. Evenals toen keurt hij het huwelijk tusschen het gas en de gemeentekas, als spr- het zoo noemen mag, af en vindt dat immoreel. De gemeente toch exploiteert de fabriek en stelt zich op een industrieel standpuntmaar onderscheidt zich van andere industriën hier in, dat zij het monopolie bezit en alzoo voor concurrentie niet te duchten heeft. Ware dit het gevaldan zou de gemeente wel tot verlagen van den gasprijs gedwongen worden. Het is echter verkeerd hierop te wachtenhoe lager de prijshoe grooter het verbruik. Spr. heeft hierop zoo goed vertrouwen dat hij vermeentdat na aanneming van het voorstel liet gas verbruik zal toenemen in verhouding tot de afmetingen van het heden gevoerde debat. De heer DirkS weetdat oude lieden wel eens wat breed sprakig zijnmaar gelooft niet dat het in dit geval ook op hem van toepassing was, omdat het onderwerp eene brecde bespreking vorderde. De waarheid wil echter wel eens niet gehoord worden. Is spr. misschien hierin wel wat kras ge weest daaruit blijkt dandat nog jeugdig bloed door zijne aderen stroomt, of, zoo men wil, bruischt. Zeker is het ge makkelijk met stilzwijgen iemands rede te beantwoorden. Spr. moet nog met een enkel woord terugkomen op zijn ge zegde van straks, dat in 1886 de raad met een voorstel tot ver laging van den gasprijs is overrompeld. De heer Duparc ontkende dit. In zoover heeft die spr. regtdat de verlaging wel behoorlijk was onderzochtmaar de raad was er toch met voldoende op voorbereid in verband met de finantiële uitkom sten der gemeente-begrooting. In eene vergadering van den raadwaarin de heer Duparcde voorsteller, brilla par son absenceis die begrooting op kunstmatige wijze met zeer veel moeite sluitende gemaaktomdat de cijfers van den voorsteller ontbraken. Wat het denkbeeldige betreftook door denzelfden geachten spreker vermeldzoo berust dit op een verkeerd verstaan van spr. 's woorden 33800 is het denkbeeldig geflatteerd saldo 19800 het ware netto saldo, dat hier in aanmerking moet komen. De heer Duparc herinnert zich zeer goed dat hij in de door den geachten vorigen spreker bedoelde vergadering niet aanwezig wasmaar hij gelooft nietdat hem dit tot een ver wijt kan worden gemaakt, gelijk dit in de door dien spreker ge bezigde uitdrukking ligt opgesloten. Behalve dat spr. de eer heeft lid van den raad te zijn, bekleedt hij nog eene andere ambtelijke betrekkingdie hem in den loop van een jaar eene enkele maal buiten de gemeente roept. Zoo was het ook vóór twee jaren. Hij gelooft anders waarlijk niet te behooren tot de leden, die dikwijls hier afwezig blijven. De tweede vergade ringwaarop de geachte vorige spreker doelde zou intusschen met noodig zijn geweesthadden hij en anderen niet te voren zooveel tijd ingenomen voor de bestrijding van het door spr. ge dane voorstel. Dan had nog denzelfden dag de regularisatie kunnen plaats vinden, om inkomsten en uitgaven te doen sluiten. De heer Troelstra geeft namens het dagelijksch bestuur te kennendat als later een voorstel mogt worden gedaan om de 10,000die volgens de heer Plantenga noodig zou zijn voor buitengewone werken ten behoeve van de gasfabriekop de begrooting uit te trekkenburgemeester en wethouders er zich niet tegen zullen verzetten. Zij zijn wel van meening, dat het geen er nog te doen is grootendeels uit de gewone uitgaven voor de fabriek kan worden bestredendoch wil men het als een uitvloeisel van het groote plan van verbetering en uitbrei ding beschouwen dan beslaat er geen bezwaar legen de nog te doene uitgaven als buitengewone aan te merken. De heer Plantenga wijst er opdat rapporteurs in hun verslag het voorstel hebben gedaan om op de begrooting on der volgn. 143/ een nieuw artikel aan te brengen voor die wer ken en daarvoor ƒ14000 uit te trekken. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het voorstel van burgemeester en wethouders tot verlaging van den gasprijs wordt nu in stemming gebragt en aangeno men met 10 tegen 8 stemmen, die van de heeren van der Scheer Buma Kuipers Dirks van SloterdijckPlantenga Oosterhoff en Theunisse. De heer de la Faille verlaat de vergadering. 4. Ontiverp-gemeentebegrooting, dienst 1889. (Zie bijlagen nos. 9 10, 14 en 16 tot het verslag van 's raads handelingen. De Voorzitter geeft in overweging wegens het ver ge vorderd uur de algemeene beraadslagingen achterwege te laten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1888 | | pagina 6