114 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 3 November 1888. bij burgemeester en wethouders ter sprake te brengen, maar kan verder geene toezegging doen. Het baggeren geschiedt nu met pramen en werktuigen der gemeente door 3 arbeiders, die per praam betaald worden, welke regeling nimmer tot opmer kingen aanleiding gaf. Wat den toestand der binnengrachten aangaat, kan spr, me- dedeelen dat deze buiten de zomermaanden altijd worden uit gebaggerd en grootcndeels op een voldoend peil zijn gebragt. Burgemeester en wethouders hebben nog wel geen volledige gegevens maar in hunne laatste vergadering heeft de directeur der gemeentewerken mondeling gerapporteerddat over het al gemeen de toestand vrij voldoende is. Het peil is 1.40 bene den zomerpeü. Een grootere diepte is niet aan te raden met het oog op de walmuren terwijl voor de scheepvaart evenmin daaraan behoefte bestaatomdat groote schepen om de brug gen toch de binnengrachten niet kunnen bevaren. Hel is dus voldoende om telkens het losse vuil weg te nemen. Mogten belangrijker verbeteringen te eeniger tijd noodig blijken te zijn, dan zullen burgemeester en wethouders het voorstel daartoe doen. De heer Dirks vestigt de aandacht op het gedeelte gracht tusschen de voormalige Tuinsterpoort en de Verwersbrug, welke niet in onderhoud en beheer is bij de Provincie en derhalve niet op 2.10 M. diepte wordt gebragt. Spr. vraagt of dit niet tot moeijelijkheden aanleiding kan geven in de scheepvaart wanneer de overige buitengrachten wel die diepte zullen ver krijgen. De gemeente heeft er belang by dat de schepen van dien diepgang aan de gasfabriek kunnen komen en niet bij de Tuinsterpoort een mindere dieple vinden. De Voorzitter antwoordt, dat in 1880 belangrijke verbe teringen in dat gedeelte zijn aangebragt en het op dezelfde diepte is gebragt als het Provinciaal vaarwater. Na dien tijd is er natuurlijk nu en dan verontdieping ontstaanmaar de aandacht van burgemeester en wethouders blijft er steeds op gevestigd. Volgno. 105 en daarna volgn. 100—126 Hoofdst. 111, a(d. 1IIIIIIV worden nu onveranderd vastgesteld. Afd. Vart. 1 volgn. 127 aankoop van grondstoffen voor de gasfabriek 57000. De heer Plantenga zal niet meer de motieven herhalen die in liet verslag van rapporteurs voor verhooging van dezen post zijn aangevoerd. Het heeft hem verbaasd, dat burgemees ter en wethouders dezen post van de begrootingdoor de gascommissie opgemaaktmet een bedrag van 15G5 hebben kunnen verlagenterwijl het toch onmogelijk is den prijs der grondstoffen vooruit te berekenen. Bij rapporteurs heeft hij den wensch te kennen gegeven dezen post weder met het bedrag van 1565 te verhoogen en hij blijft nu bij den wensch. De heer Troelstra verwijst naar de memorie van toelich ting waar wordt medegedeeld dat de uitgaven voor aankoop van grondstoffen over 1887 hebben bedragen 49000 ruim en over de laatste tien jaren gemiddeld 51000. Met die cijfers voor oogenkan men niet zeggen dal deze postwaarvoor de gascommissie 58565 had uitgetrokken, met 57000 te laag zal zijn geraamd. Men dient zich overigens voor te stellen, dat men des noods alle gedetailleerde cijfers over de gasfabriek uit de begrooting zou kunnen weglaten om alleen op het geraam de winstcijfer der fabriek te letten. Maar mogt nu later nog blijkendat deze post werkelijk te laag was geraamddan kan zonder bezwaar de post uit onvoorzien worden aangevuldde andere posten voor de fabriek zullen in elk geval wel iets meevallen. Het volgn. 127 wordt nu zonder hoofdelijke stemming onver anderd vastgesteld. De heer Plantenga verklaart zich tegen. Volgn. 128 Bezoldiging van het personeel 29000. Ook tegen dezen post heeft de heer Plantenga hetzelfde bezwaar, als tegen dien onder volgn. 127, dat burgemeester en wethouders zonder eenigen grond den postdie door de gascommissie op 31000 was uitgetrokken met 2000 heb ben verminderd. Wel wordt deze post meestal te hoog ge raamd maar men heeft dan meer ruimte om de arbeidsloonen en jaarwedden te verhoogen. De post wordt onveranderd vastgesteld. De heer Plantenga verklaart zich tegen. Volgn. 129—143, afd. V VI, VII en VIII van hoofdstuk lil worden onveranderd goedgekeurd. Volgno. 143a. Rapporteurs stellen voor, onder dit volgnum mer een nieuw artikel aan te brengen „Voorzetting van de uitbreiding en verbetering van de gasfabriek", en daarvoor uit te trekken 14000. De voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wethouders voorstellen dezen post uit trekken op 10000. De heer Plantenga handhaaft het bedrag van f 14000 dat in harmonie is met de gehouden besprekingen. Stelde men den post op 10000, dan blijft er nog f 4000 over aanne mende, dat er nog 14000 beschikbaar is voor deze werken; men moet dit bedrag in zijn geheel laten want anders wordt de 4000 versmolten in de gewone uitgaven. De heer Troelstra zegtdal burgemeester en wethouders dezen post hebben voorgesteld naar aanleiding van den daar toe uitgesproken wensch en zij zich hielden aan de mededeeling van den heer Plantenga, dat nog f 10000 noodig zal zijn. Er blijft dan wel 4000 over maar deze som is niet weg en blijft in de begrooting. Men kan bezwaarlijk een hooger be drag op de begrooting aanbrengen dan noodig is. Wordt het voorstel van burgemeester en wethouders aangenomendan kan de leening met f 10000 worden verhoogd. De heer Plantenga weet weldat de directeur der gasfa briek in zijnen brief sprak van 10000, maar burgemeester en wethouders hebben zelf het op f 14000 gebragt. In ver band met de beschouwingen over het al of niet buitengewoon karakter van dit bedrag in ontvangstmoet het nu in zijn geheel in buitengewone uitgaaf gebragt worden. De heer Troelstra herhaalt hetdat die 14000 is ge bragt op de gemeente-begrooting van 1887. Toen was die som niet noodig, evenmin in 1888, althans niet geheel. Wel zul len nog enkele werken worden uitgevoerddie misschien in verband staan met de uitbreiding van het buizennetmaar moeijelijk is een grens te stellen. Zoo is dit bedrag als over schot op de dienst van 1887, als saldo op deze begrooting ge komen. Burgemeester en wethouders hebben nu geen bezwaar om 10000 daarvan voor dezen post uil te trekken. Den lieer V8.I1 Sloterdijck komt liet voor, dat er met hel oog op de herkomst van deze 14000, geen raison bestaat voor het voorstel van rapporteurs of dat van burgemeester en wet houders. Straks is herhaaldelijk uitgemaaktdat het werk waarvoor dit bedrag is geleend uit hel gewoon beheer der fa briek is bestreden. Nu is hetvolgens spr. niet te verklaren hoe burgemeester en wethouders aan die ƒ10000 komen, noch hoe rapporteurs hun voorstel tot het aanbrengen van een post ad 14 000 kunnen handhaven. Het eenige rationele is dat het bedrag gebruikt wordt voor buitengewone aflossing van schuld voor de gasfabriek. Want trekt men slechts 10000 op dezen post uit, dan is de overblijvende 4000 een nieuwe fac tor voor verwarring in de comptabiliteit van de fabriek en de gemeente. Wat voor de fabriek is geleend mag niet voor gewone uitgaven gebruikt worden. De heer van Harinxma thoe Slooten vermeentdat het hier alleen de kwestie is hoe men wil doen de werken Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan den 3 November 1888. 115 of uit eene leening óf uit de gewone middelen bestrijden. Had men op de begrooting van verleden jaar 4000 als buitenge woon gebragt voor de uitbreiding van het buizenneten ook voor dit jaar die som uitgetrokken dan had men haast dat bedrag van ƒ10000 bereikt en in de batige saldo's van die dien sten een saldo van het gewoon onderhoud gevonden. Men heeft hier alweêr Part de grouper les chiffres. De heer Troelstra wil er op wijzendat men bij aanne ming van het denkbeeld van den heer van Sloterdijck zou ko men te staan voor eene leening. Dit willen burgemeester en wethouders zooveel mogelijk vermijden. Buitengewone aflossin gen werken eerst op het eind der leening, terwijl v oor de daar toe aan te gane geldleening terstond aflossing en rentebetaling beginnen. De eerstvolgende begrootingen zullen dus worden bezwaard, behalve nog de kosten, die van leening komen. Spr. acht het schadelijk, onpractisch en in strijd met een goed finan- tiüel beleid, om tegenover een buitengewone aflossing een lee ning te stellen. De beraadslagingen over dit artikel worden gesloten. Het voorstel van de meerderheid van rapporteurs om onder volgn. 143a een nieuw artikel op te nemen wordt nu in stem ming gebragt. De heer Dijkstra deelt vooraf mede, dat hij de minderheid van rapporteurs uitmaakte en niet tot dit voorstel heeft mede gewerkt. Het resultaat der stemming isdat het voorstel wordt ver worpen met 14 tegen 2 stemmen. Vóór sternden de heeren Plantenga en Theunisse. Het voorstel van burgemeester en wethouders, om dezen post op 10000 uit te trekken wordt eveneens verworpen met 10 tegen 5 stemmen. Vóór stemden de heeren YVijbrandi, Troel stra Theunisse Reeling Brouwer en van Harinxma thoe Slooten. Nu wordt dus geen nieuw volgn. 143a aangebragt. De heer Bekhuis wenscht bij deze gelegenheid een ander punt onder de aandacht te brengen. In het verslag van rap porteurs wordt melding gemaakt van de bekende missive van de commissie voor openbare werken en de besprekingen in de sectiën over de noodzakelijkheid van sommige nieuwe werken. Daaronder behoort het maken van een walmuur van het Schoen- makersperk tot de Noorderbrug en het verbeteren van den weg. Die weg is voor een groot deel van het jaar onbegaanbaar. Daar de infirmerie op een hoog terrein is gebouwdloopt het water van daar over den wegwaardoor het de passage die daar nog al belangrijk is, in den winter levensgevaarlijk maakt en men meestal tot het maken van een omweg verpligt is. Het talud is zoo afgeloopen en afgespoelddat er zich een soort van strand heeft gevormd. Hiervan is het gevolg, dat bij de opslagplaats in de nabijheid van den Prinsentuin, waar na de demping van enkele binnengrachten veel wordt gelost en ge laden, de schepen ver van den wal afliggen. Een flinke wal muur en een goede weg zouden dus in groote behoefte voorzien. Spr. heeft in de sectie den raad ontvangen, voor dit werk geen cijferpost te vragen, doch alleen den post voor memorie uit te trekken. Dit denkbeeld is in zijne sectie door de meer derheid aangenomen, hoewel rapporteurs daarvan geen melding maken. In de memorie van antwoord deelen burgemeester en wethouders mede, dat hunne aandacht op de gewenschte ver- beleringen blijft gevestigd. Spr. is er ten volle van overtuigd dat dit het geval zal zijn omtrent elk punt van gemeentebelang, maar hij zou door het stellen van een memoriepost bepaald de wenschelijkheid willen doen uitspreken dat dit werk zal wor den uitgevoerd. Volgens den directeur zullen de kosten onge veer f 9400 beloopen maar het werk zou over 2 a 3 jaien kunnen worden verdeeld. Spr. stelt nu dezen memoriepost on der volgn. 143a voor. De heer Reeling BrouWör deelt mede, dat deze zaak meermalen bij burgemeester en wethouders ter sprake is ge bragt en deze er geheel van doordrongen zijn dal dit werk behoort tot diewelke het eerst in aanmerking komen. Dat er nu geen post voor is uitgetrokken is een gevolg van den stand der begrootingwelke gelijk straks is gememoreerd zoodanig is dat voor dergelijk werk zou moeten worden geleend. In den laatsten tijd is met liet vroegere systeem gebroken om onder deze afdeeling een post uit te trekken voor dergelijke werkjesals het stichten van een vuilnisbakeen urinoir en andere. Burgemeester en wethouders keuren het af, dat op elke begrooting dergelijke post voorkomt, zoolang de begrooting niet beter is. Wel kan daartoe worden overgegaanals de aflossingen zijn verminderd en die werkjes dan uit de gewone inkomsten zullen kunnen worden bestreden. De heer Bekhuis bedankt voor de bekomen inlichtingen en verklaart zich met deze wijze van beheer geheel te kunnen vereenigen. Hij vraagt dan ook niet dadelijke uitvoering, maar alleen het uitspreken van de wenschelijkheid er van door het stellen van een memoriepostzoodat burgemeester en wethou ders het voorstel daartoe zullen kunnen doen zoodra de ge- meentefinantiën het toelaten. Hiertegen kan toch geen bezwaar zijn dewijl allen het over de noodzakelijkheid der verbetering eens zijn. De heer van Harinxma thoe Slooten wijst er op dat door het stellen van dien memoriepost niet alleen de wen schelijkheid van het werk wordt uitgesprokenmaar dal het ook in 1889 moet worden uitgevoerd. Alleen omdat er nog geene begrooting van kosten is opgemaakt wordt de post voor- loopig voor memorie uitgetrokken. Wordt tot uitvoering van dit werk, al is het voor een deel over 1889, besloten, dan zal noodzakelijk moeten worden geleend. Dit is juist het bezwaar van burgemeeester en wethouders omdat zij consequent willen volhoudenniet te leenen voor dergelijke werken. Zij willen dus nog een paar jaar wachten. Als de heer Bekhuis kennis wil nemen van den stand der conversieleeningdan zal hij zien dat de aflossing zóó is bepaald, dat binnen 2 jaren de begroo ting ruim genoeg zal zijnmits er geene nieuwe leeningen bij komen, om werken als deze in een cijferpost op te nemen en in den loop van die dienst te doen uitvoeren. Wat nu wen- schelijk is zal het over 2 a 3 jaren nog wel zijn. De heer Plantönga had het woord gevraagd doch kan er nu van afzienna de omschrijving door den geachten vorigen spreker van de beteekenis van een memoriepost. Met het oog hierop waren rapporteurs dan ook tegen dezen memoriepost. Zoo is het ook gegaan in het vorige jaar met den memoriepost voor eene volkszweminrigting. De heer van Slotordijck kan zich bij het denkbeeld van den heer Bekhuis aansluiten en zal dus voor dien memoriepost stemmen. Eene enkele opmerking nog ten aanzien van de ziens wijze van burgemeester en wethouders omtrent de uitvoering van dergelijke werken. De bedoeling van den raad isom voor die werken niet te leenen. Het zij zoo maar dan moeten ze uit het gewoon beheer worden bestreden en dan behoort, ten dienste van die werken dat gewoon beheer ruim genoeg te worden gehoudenom de kosten van die werken te dragen. Wordt dit niet gedaan dan kunnen die werken uit dat beheer niet bekostigd wordenen zullenzoo men niet leenen wil worden opgestapeldtotdat men er voor leenen moet. Dit kan de bedoeling van den raad niet zijn meent spr. Is het integendeel niet rationelerom die werkjes over eenige jaren te verdeden dan ze allen in eens aan het nageslacht over te laten Spr. geeft toe, dat het beter is niet te leenen, maar liet gaat niet aan ter vermijding van eene leening nood zakelijke werken te laten oploopen tot later. Daardoor wordt ook het onderhoud verwaarloosd. De heer Troelstra zegtdat er geen sprake kan zijn van opgehouden onderhoudhet is geen verwaarloosde toestand

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1888 | | pagina 8