Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 November 1888. kas, geraamd op 13089.00, te verhoogen met ƒ200.— en dat hoofdstuk alzoo vast te stellen op 13289.00. Uitgaven. Onder hoofdst. IV andere uitgaven niet onder de vorige begrepen aan te brengen een nieuw artikel 1 „kosten van aanleg eener waterleiding in het ziekenhuis ƒ200," waar door het eindcijfer van dit hoofdstuk, geraamd op ƒ151.60 wordt gebragt op ƒ351.60. Het slotcijfcr der inkomsten en uilgaven vastgesteld op 13451.60 alsnu nader vast te stellen op 13651.60. De beraadslagingen worden geopend. De heer van Sloterdijck gelooft, datwaar door de com missie van bestuur wordt aangevraagd de goedkeuring op eene wijziging der begrooting voor het stadsziekenhuis over 18S8 en zij voorstelt een nieuw artikel onder de uitgaven van verschillen den aard aan te brengen voor de aansluiting aan de drink waterleiding het door daar duidelijk is dat eigenlijk eene ver sterking van den post voor onderhoud van het gebouw had be- hooren te worden aangevraagd, want bedoeld werk is voortdu rend ten dienste van het gebouw en hiermede cohaerent. Dit karakter van deze wijziging strookt nu niet met de zienswijze van de commissie, wier rapport omtrent het hooger beroep der commis sie van bestuur van het raadsbesluit tot niet goedkeuring der be grooting voor 1889 heden in behandeling komt. Spr. die lid is van eerstbedoelde commissie, zal evenwel alleen daarom niet tegen deze wijziging stemmen, omdat nu eenmaal op de begroo ting dezer instelling voor 1888 is aangebragt een post voor on derhoud van gebouwen, welken post op de begrooting voor 1889 de raad gemeend heeft te moéten désavoueren. De heer Meijer verklaart hetzelfde gevoelen te zijn toege daan als de vorige spreker. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Hierop wordt de wijziging der begrooling, zooals die door de commissie van bestuur is voorgesteld goedgekeurd. 10. Voorstel van hu) gemeester en wethouders tot het verlee nen an eervol ontslag aan den onderwijzer M. de Rooij. Conform het voorstel wordt besloten aan M. de Rooij over eenkomstig zijn verzoek, met ingang van den 10 December e.k., eervol ontslag te verleenen uit zijne betrekking van onderwijzer aan de gemeenteschool no. 9. 11. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee nen van eervol ontslag aan de onderwijzeres in de handwer ken Mej. W. v. d. Sluis. Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt besloten met ingang van 16 December e.k. aan Mej. W. v. d. Sluis, overeenkomstig haar verzoekeervol ontslag te verleenen als onderwijzeres in de handwerken aan de gemeenteschool no. 11. 12. Voorstel van burgemeester en wethouders tot nadere be paling van den termijn van overdragt van het regt van tolhef fing te Nesserzijl aan de Provincie. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie van dit voorstel besloten: a. met wijziging van het raadsbesluit van 13 Maart j.l. no. 15 te bepalen, dat de overdragt aan de provincie Friesland van het regt van tolheffing aan de Nesserzijl zal plaats hebben op den 12 Mei 1890. b. Burgemeester en wethouders te magtigen, maatregelen te nemenhetzij tot verlenging van de bestaande overeenkomst van verpachting der opkomsten van de sub a bedoelde tol, het zij tot het in het openbaar verpachten van die opkomsten, voor het tijdvak van 12 Mei 1889 tot 12 Mei 1890. 13. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van de verordeningregelende het getal enz. der ambtenaren belast met het toezigt op het gebruik der veemarkt enz. en van de instructie van den marktmeester. Zie bijlage no. 15 tot het verslag van 's raads handelingen. De algeinecne beraadslagingen worden geopend. De heer Plantenga wenseht eene enkele inlichting te be komen vóór dat hij zijne stem aan dit voorstel zal geven. Hij kan zich voorstellen dat het wenschelijk isden tegemvoordi- gen marktmeester te ontheffen van het toezigt op het wegen van het veeomdat zijne tegenwoordigheid elders op de vee markt meer vereischt is. Spr. kan zich echter niet verklaren dat zijne bemoeijingen hierdoor zóó zullen toenemen dat zijn tractement met ƒ50 moet worden verhoogd. Volgens burge meester en wethouders is ditomdat hij dagelijks meer toezigt moet houden op de geheele veemarkt. Spr. herinnert zich, dat in 1875 met groote meerderheid een voorstel, om bij de vee markt eene woning voor den marktmeester te stichtenis af gestemd. In 1876 is het voorstel nogmaals gedaan met de spe ciale aanbevelingdat door het wonen in de onmiddellijke na bijheid van de veemarktde marktmeester beter in staat zou zijn dagelijks toezigt te houden. Deze overweging heeft toen den raad er toe geleidom tot de stichting van die woning over te gaan. Nu vraagt spr. ol de bemoeijingen van den marktmeester thans zooveel meer zijn dan vroeger. De heer van Sloterdijck heelt omtrent enkele punten van dit voorstel iets in het midden te brengen maar zal zich voorloopig tot het eerste punt bepalen. In de eerste plaats wordt voorgesteld te bepalen dat de marktmeester boven zyn tractementzoolang hij als zoodanig in dienst der gemeente is, vrije woning zal genieten in het bij de veemarkt staande huis. Tot nu toe huurde de marktmeester dit huis voor 100 en ge noot hij eene jaarwedde van ƒ400 met eene jaarlijksche toelage ad 50. Volgens dit voorstel zou hij met verlies dier toelage vrije woning genieten dus feitelijk zijn tractement met 50 verhoogd zien. Spr. heeft op zich zelf hier niet legen maar wenseht het onder een anderen vorm te doen. In hel algemeen keurt hij het af, dat een deel van het tractement worde geno ten in vrije woningmet het oog op alle mogelijke gevallen in het vervolg. De ondervinding toch heeft geleerd, dat, wanneer beambten of bedienden als deel van hunne bezoldiging of hun loon vrije woning genietenhet bij het ophouden hunner func tie somtijds moeijelijkheden opleverthen die woning te doen ontruimen. Gemakkelijker is het, een huurder uit zijne woning te doen verwijderen, omdat men dan eenvoudig eene actie voor den kantonregter heeft in te stellen en een vonnis verkrijgt met dadelijke uitvoerbaarheid terwijl in hel andere geval er eene bezit-actie mede gemoeid is waardoor veel tijd wordt in genomen. Spr. acht het derhalve wenschelijk in den geest van burgemeester en wethouders het tractement van den markt meester op ƒ500 vast te stellen en hem dan bij zijne instruc tie de verpligting op te leggen de hier bedoelde woning te huren. Dit denkbeeld wordt voldoende ondersteund. De Voorzitter kan de pertinente vraag van den heer Plan tenga of de bemoeijngen van den marktmeester zooveel groo- ter zijn geworden beantwoordendoor dien geachten spreker te wijzen op de overwegingen van het voorstelwaarin juist als reden voor de tractements-verhooging wordt opgegeven de groo- tere aanvoer van vee gedurende de laatste jaren en het meer der gebruik \an de weegtoestellen, waarop tot nu toe de markt meester toezigt moest houden. Wat nu het voorstel van den heer van Sloterdijck betreft, dit moet strekkenom moeijelijkheden te voorkomen bij het ontruimen der woning na een eventueel ontslag van den markt meester. Spr. deelt mededat het hoogst zelden en naar hij meenthier nooit is voorgekomendat een ambtenaar in be doeld geval niet vrijwillig zijne woning verlaat zoodat ook bur gemeester en wethouders daarvoor geen vrees hebben gekoes terd. Zij hebben echter eene vereenvoudiging in de admini stratie beoogd. Spr. beschouwt het bezwaar van den heer van Sloterdijck als van administralieven aard, dat geen invloed heeft op de finantiële zijde van het voorstel. De lieer TrOGlstra moet er den heer Plantenga nog op wij zen dat de marktmeester nu gedwongen is de woning voo Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van den 13 November 1888. ƒ100 te huren, terwijl hij toch maar een inkomen van 450 heeft. Deze huur is dus z.i. niet in verhouding tot het geno ten tractement. Ware de marktmeester vrij in zijne keus van eene woning dan zou hij zeer zeker geene woning van deze huur nemen. Voorts brengt spr. den heer van Sloterdijck in herinnering dat vele brugwachters in gemeente-woningen gratis wonen, ten opzigte waarvan dusbij verwisseling van pachtershetzelfde zich zou kunnen voordoenals nu verondersteld wordt mogelijk te zijn ten opzigte van de woning voor den marktmeester. Nimmer hebben zich evenwel moeijelijkheden voorgedaan. Het voorstel van burgemeester en wethouders behoeft derhalve geen bezwaar op te leveren, doch ook tegen liet denkbeeld van den heer van Sloterdijck bestaat geen bezwaarhoewel spr. er de noodzakelijkheid niet van inziet. De heer Buma kan geheel meegaan met de motieven van den heer van Sloterdijckvoor het met huurregt doen wonen van ambtenaren in gemeente-woningen. Het moge nu al zelden voorkomen, dat bij het ontruimen daarvan moeijelijkheden ontstaan, maar spr. moet er dan toch op wijzen, dat de overleden ambtenaar eene weduwe kan achterlatenmet welke men in moeijelijkhe den kan geraken, zoo deze de woning niet wil verlaten. De algemeene beraadslagingen worden hierop gesloten. Het eerste onderdeel wordt nu aan de orde gesteld. De heer Reeling Brouwer deelt mede, dat burgemees ter en wethouders hebben overwogen, op welke wijze het best zou zijn te gemoet te komen aan het verzoek van den markt meester om verhooging zijner jaai wedde. Burgemeester en wet houders hebben het 't meest billijk geacht, hem vrije woning toe te kennenmaar dit ook verkieselijk geoordeeldomdat in geval van ontslag of overlijdenjuist op gemakkelijke wijze de woning vrij zou komen. Zij hebben zich vooral tot dit gevoelen laten leiden door een artikel in de „Gemeentestem". In het nummer van 15 October 1888 werd de volgende vraag gedaan: Wanneer een onderwijzerhoofd der schoolop zijn verzoek met ingang van 1 Januarij a.s. uit zijne betrekking eervol ont slagen de aan hem verstrekte woning niet verlaten wil of op dat tijdstip niet verlaten heeft, op welke wijze moet men die woning dan ontruimd krijgen Het antwoord der redactie isdat er tusschen de gemeente cn den onderwijzer ten opzigte van die woning geen civielreg- telijk contract bestaat. Hij genootevenals zijne jaarwedde de vrije woning als gemeentelijk ambtenaardus krachtens pu- bliekregtelijken titel en bij zijn ontslag verloor hij zijne aan spraak zoowel op de eene als op de andere. De gemeente zou dus geen actie tot ontruiming bij den burgerlijken regter tegen hem kunnen instellen, maar, bij volhardende weigering zijner zijds om ze te verlaten bevoegd zijn de woning feitelijk door de politie te doen ontruimen. Spr. is geen regtsgeleerde en zou dus tegenover twee regts- geleerden niet durven volhoudendat deze uitspraak ook in dit geval van kracht zou zijnmaar hij heeft het artikel alleen aangehaald om te doen zien wat burgemeester en wethouders aanleiding heeft gegeven tot het doen van het voorstel, zooals het nu luidt. De heer van Sloterdijck wenseht nog eene opmeiking te maken uit een oogpunt van opportuniteitnaar aanleiding van de mededeeling van den voorzitterdat het stelsel van vrije woning ook bij andere beambten wordt toegepast. Het komt spr. voor dat men eenmaal met eene gewoonte moet breken indien dit noodig is. Hij acht het hiertoe nu eene geschikte gelegenheid juist omdat de persoonlijkheid van den tegenwoor- digen marktmeester elke gedachte buitensluitdat het zou geschieden omdat men voor moeijehjkheden van zijn kant vreest. Nu heeft de heer Reeling Brouwer eene periode uit de „Ge meentestem" voorgelezen om aan te toon en dat in gevallen als hier bedoeld wordteventuele moeijelijkheden gemakkelijk uit den weg zijn te ruimen. Spr. erkent de redactie van dit weekblad wel als eene autoriteitmaar uit de vraag van den inzender blijkt dan toch dat deze kwestie niet voor geheel uit gemaakt is te houden de steller was met de zaak verlegen en vroeg aan de redactie om inlichtingen. Daargelaten dan de vraag of het als uitgemaakt kan worden beschouwddat men volgens publiek regt de woning kan doen ontruimen en niet eene bezit-actie zou behoeven in te stellen komt het spr. voorzigtig voorzich aan zulk een keuze niet bloot te stellen en liever den marktmeester te verpligtende woning te huren. De heer Duparc kan wel ecnigszins de bedenkingen van den heer Reeling Brouwer deelen. Het is hem bekend dat meermalen personendie bij wijze van bedeeling eene woning in vrij gebruik van een armbestuur krijgen, ongenegen waren haar te verlaten, doch dat de ontruiming weldra zonder eenig be zwaar met behulp van den sterken arm kon plaats hebben, om dat men van oordeel wasdat het hier geen kwestie van bezit gold, maar een afstand, waaraan ieder oogenblik een einde kon worden gemaakt. Den heer Reeling Brouwer moet spr. doen opmerken, dat de onderwerpelijke kwestie niet geheel gelijk staat met de door hem uit de „Gemeentestem" aangehaalde. Bij de wet op het lager onderwijs toch is voorgeschreven dat het hoofd eener school vrije woning geniet of anders vergoeding wegens huis huur. De Voorzitter deelt mede, dat de regter over deze kwes tie wel eens anders denkt als de redactie van de „Gemeente stem". Althans het gemeenbesluur van Franeker is indertijd door de Arrondissements-regtbank alhier veroordeeldom de woning van eene bewaarschoolhouderes in den primitieven toe stand terug te brengen. Die woning behoorde aan de gemeente en was in gebruik gegeven aan de bewaarschoolhouderes in hare kwaliteit. Zij verliet die woning niet vóór dat met het afbreken er van een aan vang gemaakt werd en dagvaardde de gemeente, welke met eene schadevergoeding van ƒ350 plus 350 proceskosten vrijkwam. Spr. verzoekt nu den heer van Sloterdijck zijn voorstel te formuleren. De heer van Sloterdijck stelt hierop voor, in art. 4 der verordening (gemeenteblad no. 3 van 1874) sub a in plaats van ƒ400, te lezen ƒ500. Bij aanneming hiervan zal dan in de instructie voor den marktmeester de bepaling moeten wor den opgenomen dat hij verpligt is de woning bij de veemarkt te huren. De lieer Reeling Brouwer zal zich hier niet tegen ver zetten, maar moet toch op een enkel practisch bezwaar wijzen. De huur van eene woning wordt in deze gemeente gewoonlijk van 12 Mei tot 12 Mei aangegaan. Wanneer nu de marktmeester de woning huren moet en hij tusschentijds ontslag krijgtdan levert dit bezwaar op voor den nieuwen marktmeester, omdat de woning dan niet vóór Mei eerstvolgende vrijkomt, tenzij de afgetreden marktmeester wordt afgekocht. Do heer van Sloterdijck zegtdat burgemeester en wet houders het in de magt hebben om bij het verhuren de con ditie te stellendat de huur eindigtzoodra de huurder op houdt de functie van marktmeester te bekleedendoor ontslag of overlijden. De opvolger kan de woning dan terstond be trekken. De lieer Troelstra gelooftdat men hier zeer goed geheel zou kunnen zwijgen van de woning en dan bij de benoeming van den marktmeester bepalen dat hij de woning moet huren op de voorwaarden door burgemeester en wethouders te be palen. De beraadslagingen worden gesloten. Nadat de voorzitter heeft medegedeeld, dat burgemeester en

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1888 | | pagina 2