u
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Maandag 8 Julij 1889.
worpen vergrooting hem geene aanleiding tot aanmerkingen
heeft gegeven. Voorts deelt spr. mededat de rector van het
gymnasium op de secretarie bij den heer secretaris inzage heeft
genomen van het plan en zijne ingenomenheid daarmede heeft
betuigd.
De heer Troelstra wil natuurlijk aan ieder lid vrij laten
om opmerkingen te maken over het plan, of wel wijzigingen
daarin voor te stellen maar het komt hem voor dat eene wij
ziging in de plaatsing van den bijbouw eigenlijk een punt van
uitvoering is dat bij burgemeester en wethouders behoort. Zij
kunnen nota nemen van de opmerking van den heer Bekhuis
en daaromtrent eene nadere bespreking houden met den direc
teur der gemeentewerken maar spr. heeft wel eenig bezwaar
tegen het voorstel om het plan in handen van den rector te
stellen. Het is nog nooit voorgekomen, dat bij den bouw van
eenige inrigting van onderwijs, het hoofd en het verder onder
wijzend personeel over de plannen regtstreeks zijn geraadpleegd.
Spr. zou het dan ook niet goedvinden om de uitvoering van
dit werk afhankelijk te stellen van de zienswijze van het hoofd
der inrigting en van de leeraren.
De heer Bekhuis herhaalt lietdat aanleiding tot dit voor
stel heeft gegeven eene missive van curatoren aan het slot
waarvan deze aan burgemeester en wethouders „in overweging
geven, voorbereidende maatregelen te nemen tot het uitvoeren
van eene vergrooting van het gymnasium in de zomervacantie
van dit jaar."
Nu komen burgemeester en wethouders met een plan en het
voorstel om dienovereenkomstig den aanbouw te doen uitvoe
ren. Er bestaat echter geene zekerheiddat curatoren hiermede
tevreden zijn en niet misschien nog kleine wijzigingen er in
wenschen aangebragt te hebben. Het gaat z.i. niet aan, om de
curatoren die toch met veel toewijding werkzaam zijn in het
belang van deze inrigtingnu zoo op eens te stellen voor
een vastgesteld plan zonder dat zij vooraf in de gelegenheid zijn
gesteld daarover hun oordeel te doen kennen. Spr. wees straks
reeds op eene mogelijke wijziging in de plaatsing van den bij
bouw ook zou het misschien wenschelijk zijn, om meer priva
ten aan te brengenmet het oog op eene latere uitbreiding
van liet getal leerlingen.
De Voorzitter geeft den heer de la Faille in overweging,
zijn amendement zoodanig te redigeren dat de uitvoering van
het werk niet zal worden vertraagd. De bouw zal toch wel 2
a 8 maanden durenzoodat de tijd van voltooijing te ver wordt
verschoven wanneer aan de beslissing omtrent de vergrooting
een advies van curatoren moet vooraf gaan.
Burgemeester en wethouders hebben er echter geen bezwaar
tegen, om, nadat tot de vergrooting zal zijn besloten, met cura
toren nader in overleg te treden. De raad zal dus aan de con
clusie van het voorstel niet die strenge opvatting moeten geven,
dat men gebonden zal zijn aan het overgelegd plan. In hoofd
zaak zal dit gevolgd worden behoudens enkele wijzigingen, die
nog mogen blijken noodig te zijn.
De heer dö la Faille verklaart ook namens zijn hier aan
wezigen medecurator, den heer van Stoterdijck dat hierdoor aan
hunnen wensch zal worden voldaan. Hij zou het natuurlijk be
treuren wanneer de zoo gewenschte spoed werd vertraagd
maar aan den anderen kant wenscht hij dat curatoren van het
plan kennis nemen. Zij hebben hiertoe deze week ruimschoots
de gelegenheid daar zij bijna iederen dag bijeen zijn voor examina
en het bespreken van verschillende zaken. Spr. neemt dus
gaarne nota van de toezegging van burgemeester en wethouders.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het voorstel wordt nu zonder hoofdelijke stemming aangeno
men.
AIzoo wordt besloten
I. Zoo spoedig mogelijk over te gaan tot eene vergrooting
van het gymnasiumgebouw volgens het door den directeur der
gemeentewerKen bij missive van den 8 Junij 1889 no. 234/4
ingezonden ontwerp, om achter het bestaande gebouw vier lo
calen te stichten met magtiging aan burgemeester en wethou
ders om, na de curatoren te hebben gehoor'', in het ontwerp
de door hen noodig geoordeelde wijzigingen aan te brengen.
II. Burgemeester en wethouders uit te noodigen te zijner
tijd de vereisehte fmantiële voorstellen aan te bieden, tot be
strijding der kosten van de sub I bedoelde werken.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vergrooting
van het exercitieterrein bij het Kalverdijkje.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor, te besluiten
I. het exercitieterrein nabij liet Kalverdijkje overeenkomstig
de overgelegde teekening te doen vergrooten en dat terrein te
doen draineren met buizen onder voorwaardedat door de mi
litairen met de door de gemeente te verstrekken gereedschappen
de grond, komende uit de door de gemeente te graven of te
verwijden slooten en de aarde van den vervallen kogelvanger
worden vervoerd naar de te dempen slooten en voorts met de
bepaling dat door het Rijk jaarlijks aan de gemeente eene
retributie ad ƒ200 worde betaald als vergoeding voor de ver
mindering der huurwaarde van het terrein waarmede het exer
citieveld zal worden vergroot, in verband met de kosten aan
het op bovengemelde wijze in orde maken van dat terrein te
besteden.
II. Burgemeester en wethouders te magtigen aan J. P. de
Boerhuurder van de stadsplaats aan het Kalverdijkje voor
den nog loopenden huurtijd tot 5 Maart 1891 eene vergoeding
uit te keerenberekend naar ƒ160 in het jaar, wegens het
verlies van het volle genot van de perceelen sectie F nos. 645
en 274.
III. Burgemeester en wethouders uit te noodigen lot bestrij
ding der sub I en II bedoelde uitgaven te zijner tijd de noodige
fmantiële voorstellen te doen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Bekhuis heeft tegen het voorstel geen bezwaar
maar moet toch de aandacht van burgemeester en wethouders
vestigen op een paar tegenstrijdigheden, waarop hij bij het le
zen der stukken is gestuit.
Volgens het voorstel zal het bestaande exercitie-terrein wor
den uitgebreid met het kadastrale perceel no. 645 en een deel
van perceel no. 274zooals op de teekening met roodc arce
ring is aangeduid. Het andeie gedeelte van perceel no. 274
met blaauwe kleur aangegeven is niet in de uitbreiding be
grepen en blijft ter beschikking van den huurder van het land.
In de missive van 12 Junij j.l. van den garnizoenscommandant
wordt evenwel medegedeeld dat de minister magtiging heeft
verleend om een contract aan te gaan tot het huren voor ƒ200
'sjaars van de perceelen sectie F nos. 645 en 274. Daar is
dus geen sprake van een deel van laatstgenoemd perceel.
Zoo wordt ook gesproken van het huren van die perceelen.
Dit is volgens spr. onjuist. Deze perceelen kunnen niet wor
den verhuurd, want zij zijnzoo blijkt immers duidelijk uit het
voorstel, reeds in huur bij den huurder van eene stadsplaats.
Deze zal er echter niet geheel de vrije beschikking over behou
den, omdat hij ze voortaan alleen als weiland, niet meer als
hooiland zal kunnen gebruiken en tijdens de oefeningen der mi
litairen zijn vee er uit moeten verwijderen en dat drijven in
het overblijvend deel van perceel no. 274. Bovendien ligt in
het woord „huur" opgesloten, dat het voor bepaalden tijd en
ook met het regt van opzegging in gebruik wordt gegeven.
Het tegenwoordig terrein echter is voor onbepaalden tijd in
kosteloos gebruik bij het Rijk, en nu het zal worden vergroot
tegen 200 jaarlijksche vergoeding, wordt het geen huur.
De Voorzitter zegt, dat met de militaire autoriteit een
contract zal worden opgemaakt, waarin verschillende bepalingen
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Maandag 8 Julij 1889.
4 5
worden opgenomen, n. a. de omschrijving en de nummers en
de grootte der perceelen. Deze perceelen zijn naauwkeurig aan
geduid op de teekening, die aan den garnizoenscommandant is
ingezonden, zoodat zeer waarschijnlijk bij vergissing het geheele
perceel no. 274 voor een deel er van is genomen. Deze per
ceelen zijn in gebyuik bij den huurder van een stadsplaats, en
deze moet evenals de huurder van het tegenwoordige exerci
tieterrein het vee afschutten, als de oefeningen worden gehou
den. Deze bepaling komt in het huurcontract voor en zal ook
in het contract met het Rijk worden opgenomen. Dergelijke
contracten zijn meermalen opgemaakt; zij worden aan den Mi
nister ter goedkeuring opgezonden en wanneer deze eenige op
merkingen heeft, worden zij in gemeenschappelijk overleg vast
gesteld. Er zal nu bijv. in hel contract kunnen worden be
paald, dat het nieuwe terrein voor een jaar in gebruik wordt
gegeven, en dit gebruik stilzwijgend doorgaat, tenzij binnen een
zekeren termijn het wordt opgezegd. Zoo is het ook het geval
met het contract betreffende het gebruik van de volkszwemin
richting door de militairen, waarbij beide partijen vrij blijven.
De heer Bekhuis bedankt voor de bekomen inlichtingen.
Hij gelooft gaarne met den voorzitter, dat er, wat de vermel
ding van de perceelen aangaat eene vergissing heeft plaats ge
had, doch de vergelijking met het gebruik van de volkszwem-
inrigting gaat z. i. niet op. Het tegenwoordig exercitieterrein
is kosteloos bij het Rijk in gebruik, en zoolang dit gebruik duurt,
zoolang ook moet, wanneer het terrein op de nu voorgestelde
wijze is vergroot, de som van 200 worden betaald. De kos
ten voor het in orde brengen van het nieuwe terrein zijn voor
de gemeente te groot, dan dat men afhankelijk zou mogen zijn
van den een of anderen Minister, die opeens zou kunnen zeg
gen dat hij het terrein niet langer in gebruik wenscht te
hebben.
De Voorzitter gelooft, dat, als burgemeester en wethou
ders deze zienswijze deelden, zij zeker zouden hebben voorge
steld, het terrein voor een bepaald getal jaren in gebruik af te
staan. De bedoeling is niet het voordeel van de gemeente
maar om aan den wensch van het Rijk tegemoet te komen.
De som van 200 is geen aequivalent met de schade die de
gemeente lijdt, door vermindering van de huurwaarde van het
land, zoodat, wanneer door het Rijk het gebruik wordt opge
zegd, de gemeente weer meer huur zal ontvangen. Het zou
niet in het voordeel der gemeente zijn, wanneer het contract
voor een bepaald getal jaren werd gesloten.
De heer Dijkstra is ook van meening, dat de gemeente
er geen schade bij zal hebben wanneer het contract voor on
bepaalden tijd wordt aangegaan. De grootste onkosten worden
in het begin gemaakt door het in orde brengen van het terrein,
en wordt later het gebruik door het Rijk opgezegd dan ont
vangt de gemeente weer meer huuromdat de huurders dan
weer het volle genot van het gehuurde kunnen krijgen.
De heer Troalstra is het met den heer Dijkstra eens. Hij
heeft deze opvatting van de zaakdat voor de vergrooting van
het terrein jaarlijks eene vergoeding van ƒ200 zal worden be
taald doch overigens in het contract geen bepaling moet wor
den opgenomen dat het nieuwe gedeelte van een zeker getal
jaren in gebruik wordt gegeven. Het is zeker niet te verwach
ten datzoolang het garnizoen hier blijftde militaire auto
riteit opeens zal zeggendat zij het nieuwe gedeelte van het
terrein niet meer in gebruik wenscht te hebben.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt nu zon
der hoofdelijke stemming aangenomen.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
I
der verordeningregelende de jaarwedden der docenten aan
de middelbare school voor meisjes.
(Zie bijlage no. 6 tot het verslag van 's raads handelingen).
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit voorstel besloten
de verordening regelende de jaarwedden der docenten aan de
school van middelbaar onderwijs voor meisjes te Leeuwarden
(gemeenteblad van 1882 no. 22), zooals die is gewijzigd bij
raadsbesluit van 23 Augustus 1883 (gemeenteblad van 1883
no. 14) te wijzigen als volgt:
in artt. 1 en 2 waar sprake is van leeraren in de aardrijks
kunde en geschiedenis te lezen „in de aardrijkskunde en de
Fransche taal en letterkunde"
art. 4 te doen vervallen
art. 5 te hernummeren in art. 4 en de woorden „zoodra
daarop de ministeriële goedkeuring is ontvangen" te doen ver
vangen door „den len September 1889" en daarna de veror
dening met inachtneming van de aangebragte wijzigingen
opnieuw vast te stellen.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verbouwing
van het perceel St. Jobsleen no. 255.
De beraadslagingen worden geopend.
De Voorzitter brengt in herinnering, dat in de vorige
vergadering de behandeling van dit voorstel is aangehouden
naar aanleiding van eene opmerking van een der ledendat
misschien aan dit perceel of een deel er van eene andere be
stemming zou kunnen worden gegeven. Korten tijd na die ver
gadering is eene missive ingekomen van den voorzitter der Frie-
sche maatschappij van Landbouwdie daarbij verzoekt in dit
gebouw een geschikte localiteit beschikbaar te stellen voor den
zuivel-consulent. Spr. geeft lecture van deze missive. Hierbij
is overgelegd een schrijven van dien consulentte lang om ge
heel te worden gelezenwaarin eenige eischen worden gesteld
voor die localiteito.a. wat afmetingen en het aanbrengen van
gasverlichting betreft. Ook wordt zoo mogelijk een spreekka
mertje verlangd. Het schrijven van den voorzitter der maat
schappij van landbouw heeft aan burgemeester en wethouders
geen aanleiding gegeven, om wijziging te brengen in het plan van
verbouwing. De localiteit, voor vleeschkeuring bestemd, heeft
ongeveer de afmetingen door den consulent aangegeven. Nu
hebben burgemeester en wethouders in de eerste plaats over
wogen of dit lokaal niet voor beide doeleinden zou kunnen
worden gebruikt. Zij achten dit niet waarschijnlijk, en hebben
voor dat geval het oog laten vallen op de localiteit in het Raad
huisstraatje thans als verfwinkel in gebruik en als bergplaats
voor kagchels. Dit zou zeer geschikt voor een van die doelein
den ingerigt kunnen wordenzoodat eene wijziging van het
plan niet noodig is. In ieder geval kan aan de maatschappij
voor landbouw de zekerheid worden gegeven, dat aan hun ver
langen om beschikking over eene localiteit voor den consulent
zal kunnen worden voldaan.
Verder is in de vorige vergadering gevraagdwaarom of de
turfbergplaats niet op de oude plaats aan de Potmarge kan
worden gesticht. Hierop kan spr. antwoorden, dat de, door de
amotie van de oude woningen en bergplaats bij de puinplaats
voor de stadsreiniging opengevallen, grond noodzakelijk in gebruik
moet worden genomen voor de uitbreiding der loodsen voorwagens.
In het vorige jaar zijn 24 wagens aangeschaft voor opruiming van
sneeuw en op het aschland vervaardigd en onlangs zijn er
sproeiwagens aangeschaftwelke alle eene goede bergplaats
noodig hebben, zal men niet spoedig tot eene reparatie moeten
overgaan. Voordat burgemeester en wethouders dit plan ont
wierpen is door hen wel degelijk de vraag gesteld of deze
plaats ook bezwaar zou opleveren voor het lossen en de uit-
deeling van turf, doch de voogden der stadsarmenkamer hebben
te kennen gegevendat er in dat opzigt geen bezwaren be
stonden.
Ten slotte is de vraag gedaan of de localiteit voor de zit
tingen van de stadsgeneeskundigen en de wachtkamer voor de