OG
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 3 September 1889.
De voorzitter, het noodig oordeelende de vergadering tijdelijk
met gesloten deuren voort te zetten, sluit de openbare verga
dering.
Na heropening van deze komt aan de orde
9. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der
begrooting voor de Stadsarmenkamer, dienst 1890.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform het
voorstel der commissie besloten
1. de subsidie aan de Stadsarmenkamer voor het jaar 1890
te bepalen op '30/482.10 en vast te stellen het overgelegd ont-
werp-besluit
2. de door heeren voogden ingediende begroeiing voor 1890
goed te keuren, zoo in ontvang als in uitgaaf tot een bedrag
van ƒ37,175.17.
10. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der
begrooting van kosten voor de d.d. schutterij, over het dienst
jaar 1890.
De voorzitter deelt mede, dat het nader schrijven van den
voorzitter van den schuttersraad is gesteld geweest in handen
der commissiedie daarin geen aanleiding heeft gevonden, om
de conclusie van haar rapport te wijzigen.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt nu conform
het voorstel der commissie besloten
1. de volgende wijzigingen in de begrooting aan te brengen:
art. 2h« (uitgaven) te verminderen met ƒ165 enterug te
brengen op ƒ100.
art. 3 (ontvangsten) te verminderen met 165 en te brengen
op ƒ4686.
2. de begrooting van kosten voor de dd. schutterij voor het
dienstjaar 1890 voorloopig vast te stellen in ontvang en uit
gaaf op 4786.
11. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende de
verlenging van het Molenpad.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt overeenkom
stig dit voorstel besloten
I. burgemeester en wethouders te magtigen
a. op den door hen daarvoor geschikt geachten tijdhet
Molenpad te veilengen en in verbinding te brengen met het
Zuidvlietlangs het gardeniersland rasterwerk te doen aan
brengen en ijzeren hekwerk te doen verplaatsen overeenkom
stig de overgelegde planteekening.
b. aan D. J. IJlsthuurder van het perceel gardeniersland
bij het Zuidvliet voor den nog loopenden huurtijd tot den 5
Maart 1893, eene vergoeding uit te keeren, berekend naar ƒ10
in het jaar wegens het onttrekken van een gedeelte van dat
land aan de huurovereenkomst en hem eene som van ƒ20,
in eens te betalen wegens verlies van planten en vruchten.
II. burgemeester en wethouders uit te noodigen te zijner
tijd de vereischtc finantiële voorstellen te doen tot vinding der
kosten van het sub I bedoelde werk.
12. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van eene resolutie van Gedeputeerde Staten betreffende de
conversie van gemeentelijke schuld.
Dit voorstel luidt aldus
Mijne Heeren
Door u werd ten fine van prae-advies in onze handen ge
steld de resolutie van Gedeputeerde Staten van Friesland van
den 22sten Augustus j.l. no. 22, 2e Afd. F. waarbij is verdaagd
de beslissing op uw besluit van den 13en dier maand tot con
versie van een gedeelte der gemeenteschuld en aan u om ad
vies worden toegezonden een drietal adressen als een van den
heer G. H. Hommes en anderen en twee van den heer B. L.
G. de Haan, kassier alhier, welke adressen alle betrekking heb
ben tot het plan van conversie.
De heer de Haan heeft te dier zake ook een adres aan ons
Gollegie ingediend en daar het zijne bedoeling schijnt te zijn
dat ook de Raad daarvan kennis neme zoo leggen wij dat stuk
hierbij over.
Zooals uit de resolutie van Gedeputeerde Staten blijktma
ken deze ook een enkele opmerking omtrent de beide eerste
onderdeelen van het besluit tot conversie doch zij verklaren
daarbij tevensdat de goedkeuring dier onderdeelen bij hen
geen bezwaar zal ontmoeten.
Wij meenen die opmerkingen dus voorbij te kunnen gaan. Te
eerder meenen we dit te kunnen doen omdat uwe vergadering
omtrent het denkbeeld van Gedeputeerde Staten om bij dit plan
over te gaan tot conversie van de geheele gemeentesehuld reeds
met nagenoeg algemeene stemmen uitspraak heeft gedaanen
wel in tegenovergestelden zin.
Wat Gedeputeerde Staten aanleiding heeft gegeven tolveida-
ging der beslissing over het conversiebesluit, zijn de bezwaren
in de adressen medegedeeld tegen het onderdeel van dat besluit,
waarbij door U is aangenomen het aanbod van de firma A.
Bloembergen en Zonen c.s., om de eerste serie der leening
bedragende 1,000.000 over te nemen legen den prijs van 9S |°/o,
minus |°/o provisie, die door hen zal worden uitgekeerd aan de
kassiers die later op de leening inschrijven.
Gedeputeerde Staten zijn van oordeeldat het in de adressen
medegedeelde U aanleiding zou kunnen geven om terug te ko
men op dit gedeelte van uw besluit en alsnog de deelneming
voor de geheel vrije openbare mededinging open te stellen. In
elk geval zullen Gedeputeerde Staten gaarne omtrent de aange
voerde bezwaren nader door U worden ingelicht.
Om te voldoen aan het verlangen van Gedeputeerde Staten
zult ge dus die bezwaren hebben te overwegen.
In dat van de heeren Hommes c.s. wordt in de eerste plaats
gewezen op art. 142 van de Gemeentewet. Volgens dat artikel
moeten aanbestedingen in het openbaar geschieden behoudens
in de gevallen, waarin om bijzondere redenen onderhandsche
aanbesteding in het belang der gemeente ware.
Daargelaten de vraag, of deze bepaling van toepassing kan
worden geacht op geldleeningen is het ons niet duidelijk hoe
uit deze bepaling der wet eenig bezwaar kan ontleend worden
aan een besluit, om de risico der geldleening over te dragen aan
een consortium van kassiers. Dit toch is juist genomen om
dat men meende daardoor te handelen in het belang der ge
meente.
Het tweede bezwaar bestaat hierin datterwijl de 3j°'0 lee-
ningen van verschillende groote gemeenten van ons land geno
teerd staan op 100 a 101 i°/o, de gunning aan het consortium
heeft plaats gehad tot den koers van 98)% zuiverwat adres
santen niet voldoende gemotiveerd en in 't nadeel van de ge
meente achten.
Van gelijken aard is het bezwaar van den heer de Haan, en
om hieraan kracht bij te zetten doet hij zelfs mede uit naam
van eenige andere kassiers een aanbodom de eerste serie
der leening over te nemen tegen een zuiveren prijs van 99j°/o.
Op grond der aangevoerde bezwaren verzoeken adressanten
aan Gedeputeerde Staten om het onderdeel van het conversie-
besluit waarbij de leening wordt overgedragen aan meerge
noemd consortium niet goed te keuren.
Toen ons door de firma Bloembergen en Zonen c.s. het voor
stel tot waarborging der conversie tegen den prijs van 98j°/0
werd gedaan was het ons geenszins bekenddat nog andere
kassiers genegen zouden zijn om de leening en nog wel tot
een hoogeren prijs over te nemen.
Wij meenen dan ook te mogen aannemen dat dit aanbod
niet zou zijn gedaan indien even als vroeger de inschrijving
op de conversie-leening geheel aan de vrije mededinging ware
overgelaten. Dat aanbod is zeker het gevolg van de scherpe
concurrentie die zich ook in het kassiersvak meer en meer doet
gelden. Niet onmogelijk ware het zelfs dat, wanneer aan een
consortium de Haan c.s. de leening ware overgedragen voor
99)°/o zuiver een ander consortium ware opgestaan die een
nog hoogeren prijs bood.
Hoe dit zij bij de beoordeeling van het aanbod der firma
Bloembergen en Zonen c.s. hadden wij de vraag te stellen, ol
de prijs van 98)°/o aannemelijk kon worden geacht.
De heeren Hommes c.s. beantwoorden die vraag in hun adres
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 3 September 1889.
ontkennend omdat onderscheidene 3)% gemeenteleeningen in
de effectenlijsten op 100 a 101) staan genoteerd.
Dit was ons niet onbekend maar wij oordeelden dat wij op
die noteeringen van meestal incourante fondsen niet moesten
afgaan. Trouwens het is geheel iets anders een enkel stuk te
koopen of een leening uit te schrijven van een millioen.
Ofschoon lettende op die noteeringen hebben we echter ons
oordeel meer naar andere gegevens gevormd. Wij hebben van
enkele gemeentebesturen, die in den loop van dit jaar leeningen
a 3)°/o hadden aangegaan, inlichtingen gevraagd omtrent den
uitslag daarvan. Het bleek ons dat eenigszins belangrijke lee
ningen in den laatsten tijd veelal door tusschenkomst van een
consortium waren tot stand gekomen. Delft had dit gedaan te
gen een prijs van 98.825°,o, vrij, nadat gegadigden per ad
vertentie tot inschrijving waren opgeroepen. Arnhem had een
nagenoeg gelijken prijs kunnen makenbehoudens nog een aan
deel in de winst indien boven een bepaalden prijs werd inge
schreven. Groningen had gunstiger voorwaarden kunnen be
dingen. Het gemeentebestuur gunde de leening tegen een zui
veren koers van 99)%, doch het betrof slechts een bedrag van
f 331.000 en volgens mondelinge mededeeling van een der le
den van het consortiumstond dit hoog bod in verband met de
vroegere conversieleeningdie eerst bij vrije inschrijving was
mislukt en later door tusschenkomst van een consortium was
tot stand gekomen.
Verder raadpleegden wij eigen ervaring. De eerste conver
sieleening ad ƒ900.060, waartoe in 1880 werd besloten, werd
toegewezen tegen een gemiddelden koers van 97.6°/o. Toen het
besluit tot conversie werd genomen, werd 4°/0 Nederlandsche
schuld in de prijscourant voor de berekening van successie-
regtenbehoorendc bij de Staatscourant van 19 Junij 1880,
genoteerd op 101) a 101 f terwijl de 4°/0 stad Utrecht stond
op 101 en die van Amsterdam op 100)°/o.
Toen dus een verschil van 2.9 a 4.1 °/o.
In de prijscourantbehoorende bij de Staatscourant van 12
Aug. j.l. wordt de 3t°/o Ned. schuld genoteerd op 102V.
De 3)% leening der stad Utrecht vindt mèn aldaar op 100,
die van Amsterdam op 101) a 101) genoteerd. Het consorti
um bood 98 j%een verschil dus van 1a 3 j%.
Ofschoon we nu den gestelden prijs niet te hoog achtten
meenden we toch dat het aanbod als aannemelijk kon worden
geacht. Eene provisie van 1% zou in elk geval moeten wor
den afgestaan en hoewel het niet onmogelijk wasdat bij
vrije inschrijving een eenigszins hoogere gemiddelde koers dan
98 'o zou zijn te maken, zoo stond daartegenover de zeker
heid dat de leening zou slagen ook indien intusschen eventu
ele gebeurtenissen een ongunstigen invloed op de geldmarkt
mogten uitoefenen. Het overdragen der risico van een leening
tot zoo aanzienlijk bedrag was natuurlijk een offer waard en
dit offer was de mogelijke kans geenszins de zekerheid van
een eenigszins hoogeren koers.
Daarbij werd mede in aanmerking genomen, dat liet con
sortium dat zich zoo te zamen als ieder hoofdelijk voor de
rigtige vervulling van alle verpligtingen uit de gesloten transac
tie voortspruitende aansprakelijk wilde stellen als geheel sol
vabel kon worden beschouwd om ook onder ongunstige om
standigheden te kunnen zorgendat op het bepaalde tijdstip
de gelden voorhanden waren tot aflossing der te converteren
leeningen.
Dit waren de voornaamste motieven die er ons toe geleid
hebben u het voorstel te doen, om het aanbod van de firma A.
Bloembergen en Zonen c.s. aan te nemenwelk voorstel door
u is goedgekeurd.
De vraag rijst nu of er aanleiding bestaat om op het ge
nomen besluit terug te komen en zooals Gedeputeerde
Staten niet onduidelijk in overweging geven de leening uit te
schrijven zonder tusschenkomst van een consortium.
Wij meenen al dadelijk te moeten doen opmerken dat er bij ge
heel vrije inschrijving volstrekt geen zekerheid bestaat dat de
inschrijvingen gemiddeld 99)% zullen bedragen een prijs die
de heeren de Haan c.s. stellen.
Om dus zeker te zijn van meerdere voordeelen, dan nu zijn
bedongen, zou een contract met een nieuw consortium moeten
worden aangegaan doch hiertoe zou voorbereiding en onder
zoek noodig zijn ook al twijfelen wij er niet aan, dat het aan
bod met ernst is gedaan.
De uitslag van eene onderhandeling met het nieuwe consor
tium zou dus nog altijd eenigszins twijfelachtig zijn daargela
ten de vraag, of de raad zich niet aan contractbreuk zou schul
dig maken met na besloten te hebben toi de overdragt der
leening aan bepaalde personen om enkele duizende guldens op
een bedrag van een millioen de leening aan anderen te gunnen.
Naar onze meening zal het zelfs niet meer eene jraag kun
nen zijn handhaving der overeenkomst of de leening uitschrij
ven zonder tusschenkomst van een consortium.
Wij althans zijn van oordeel dat de raad op zijn besluit tot
overdragt der leening niet kan terugkomen. Dat besluit is eene
overeenkomst tusschen twee partijen geworden waarbij de eene
partij verklaard heeftde conversieleening tot een bedrag van
1,000.000 onder zekere voorwaarden over te nemen en de
andere partij dat aanbod heeft geaccepteerd en het eflect der
overeenkomst eenvoudig afhankelijk heeft gesteld van de goed
keuring van Gedeputeerde Staten.
Niet een ander besluit van den raad zal dus de overeen
komst kunnen vernietigenmaar alleen eene weigering van
Gedeputeerde Staten om aan het geheele conversiebesluit hunne
goedkeuring te verleenen.
In de resolutie van Gedeputeerde Staten wordt voorts nog de
opmerking gemaaktdat in het plan van geldleening zou ont
breken de aanwijzing van de middelen waaruit de rente en af
lossing der leening zullen geschieden.
Inderdaad ontbrak die aanwijzing tengevolge eener omissie
in de afschriften, die aan Gedeputeerde Staten zijn gezonden.
Niet echter in het origineel besluit. De afschriften zijn dan
ook reeds met bedoelde bepaling aangevuld.
Naar aanleiding van het vorenstaande hebben wij de eer U
in overweging te geven het volgende schrijven aan Gedepu
teerde Staten te rigten
Bij resolutie van den 22sten Augustus j.l. no. 22 2de
Afd. F. werd ons medegedeeld, dat uwe vergadering de be
slissing omtrent het door ons in de vergadering van 13 Augus
tus j.l. genomen besluit tot het converteren van een gedeelte
der gemeenteschuld had verdaagdterwijl tevens om advies
in onze handen werden gesteld een drietal adressen als een
van den heer G. H. Hommes en anderen en twee van den
heer B. L. G. de Haan kassier alhier alle betrekking heb
bende tot het onderdeel van het besluit waarbij wordt aan
genomen het aanbod van de firma A. Bloembergen en Zonen
c.s., om de eerste serie der leening tot een bedrag van 1.000.000
over te nemen tegen den koers van 98J°/o.
De adressanten achten dien koers te laag en beweren
dat met dit besluit het belang der gemeente niet voldoende is
behartigd waarom zij uwe vergadering verzoeken aan dit ge
deelte van het besluit uwe goedkeuring te onthouden.
Wij meenen uit gemelde resolutie te moeten opmaken
dat uw collegie wel eenigszins het gevoelen van adressanten
deelt en van oordeel isdat een geheel vrije openbare in
schrijving voordeeliger resultaten voor de gemeente zou kun
nen opleveren.
Wij willen toegeven dat de mogelijkheid daartoe bestaat,
en na het aanbod van de heeren de Haan c.s. is het zelfs
niet geheel onwaarschijnlijk dat bij scherpe concurrentie en
wanneer de omstandigheden even gunstig blijven, een eenigs
zins hoogere koers zou kunnen worden gemaakt dan 98i|°/o.
Geven de adressen van den heer de Haan tot die on
derstelling eenige aanleiding zoo is het echter schier overbo
dig er op te wijzen dat wij het daarbij gedaan aanbod niet
in overweging kunnen nemen nadat reeds een ander aanbod
door ons is aangenomen.
Trouwens dit zou ook niet kunnen geschieden dan na
betere voorbereiding en na een naauwkeurig onderzoekook
omtrent de solvabiliteit der personen, die het nieuwe consorti
um zouden uitmaken.
De prijsdoor de firma A. Bloembergen en Zonen c.s.
geboden is overigens getoetst aan de uitkomsten van eenige an
dere 3j% leeningenonlangs door enkele groote gemeenten
aangegaan en aan de verhouding die er in 1880 bestond tus-