88 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 22 October 1889. van de noodig gebleken baggcrwerken aan den directeur der ge meentewerken op te dragen. Burgemeester en wethouders hebben nog geen voorstel ge daan om het terrein bij de St. Anthonijstraat als speelplaats in te rigten. Dit zal voorloopig blijven zooals het is. Zoodra de stadskweekerij vergroot zal zijn met een gedeelte van den grond behoorende bij het perceel in het St. Jobsleen heeft men voor dat doel geene behoefte meer aan den grond bij de St. Anthonijstraat, en zullen burgemeester en wethouders in overweging nemen of die grond al dan niet productief kan wor den gemaakt. Wat betreft het terrein bij het Beurs- en Waaggebouw de bedoeling van spr. is, om aan de beide uiteinden daarvan eenig plantsoen te doen aanbrengen en dan in het midden gelegen heid te laten voor het bergen van karren of het stichten van afrekenkamers. Op die wijze zal de welstand worden bevorderd zonder groote kosten. De heer Bekhuis geeft in antwoord op de woorden van den heer Troelstra te kennendat hij nooit gestreden heeft voor eene grootere diepte dan 1.4-0 M. Z.P., omdat die voldoende is, maar die diepte moet er zijn. De heer Troelstra zeide wel dat de schipperij nooit klaagde maar dit heeft een natuurlijke oorzaak. De ondiepten in de grachten worden veroorzaakt door een drabbige laagdie zóó slap is dat de schepen zonder eenige moeijelijkheid er door heen varen maar juist daardoor wordt die drab omgeroerd en ook daardoor ontstaan de onaan gename uitwasemingen. Dat omroeren wordt onmogelijk ge maakt door het uitdiepen op 1.40 M. Z.P. De voorzitter zeide teregt, dat er onderscheidene oorzaken bestonden, en spr. beschouwt de verondieping van de grachten als ééne dier oor zaken. De Voorzittor zegt, dat men zich eene illusie maakt, wanneer men meent, dat door uitdieping op 1.40 M -- Z.P. de slappe bodem zal worden weggenomen. Op vele plaatsen is die bodem veel dieper. De heer Menalda gelooft ook, dat de stank mede een ge volg is van dien slappen bodem. Naar aanleiding van de opmerking van den voorzitter, dat spr. gedurig terug kwam op plaatsen, die sinds 1883 niet geleikt zijn en niet op de andere, zegt spr., dat waar hij over gebre ken sprak het volkomen in het kader zijner redenering paste, alleen de aandacht te vestigen op dat gebrekkige. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Volgno. 105 wordt nu op voorstel van de rapporteurs ver hoogd met ƒ120 ten behoeve van seinlichten bij bruggen en alzoo vastgesteld op 7005. Bij volgn. 100 „Kosten van aankoop van boomen, zaden enz. ƒ710" vestigt de heer Bekhuis de welwillende aandacht van burgemeester en wethouders op een klein plekje gemeentegrond in het midden van de stad. Hij bedoelt n.l. een gedeelte van het Jacobijner kerkhof en wel dat, gelegen tusschen de groote Kerkstraat en de Modder. Voor een paar jaar heeft de Israë- lietische gemeente daar eene nieuwe school gebouwd en onlangs is een gedeelte van het St. Elizabeth-gesticht verbouwd en ver- lraaid, zoodat van particuliere zijde alles is gedaan, om aan die buurt een beter uiterlijk te geven. Het hoekje, door spr. be doeld, is meestal een ware modderpoel, en tevens een plaats van ongeregtigheden voor de kleine en groote straatjeugd. Het zou dus een weldaad zijn, indien daar een eenvoudig plantsoen tje, zoo mogelijk met eene afrastering, kon worden aangelegd. Spr. geeft dit aan burgemeester en wethouders in overweging. De Voorzitter geeft de toezegging, dat hij deze aangele genheid bij burgemeester en wethouders ter sprake zal brengen. De heer Beucker Andreae stelt namens de rapporteurs voordezen post met GO te verhoogen met het oog op eene beplanting van het terrein naast het Beurs- en Waaggebouw. Deze zaak is wel is waar bij volgno. 105 besproken maar rap porteurs achtten het beter deze uitgaaf onder dit volgnummer te brengen. Dit voorstel wordt in stemming gebragt en verworpen met 10 tegen 9 stemmen. Vóór stemden de heeren Menalda, Ree ling Brouwer Buma van Eijsinga Beucker Andreae Theu- nisse, van Sloterdijck Meijer en de la Faille. Volgno. 106 wordt nu onveranderd aangenomen. Volgno. 107. „Onderhoud van pompen ,- standpijpen putten en de vijvers met aanbehooren G00." Naar aanleiding van dezen post vraagt de heer de la Faille of er gelegenheid bestaatom het getal standpijpen der water leiding te vermeerderen. Er zijn buurten zooals het uiteinde van het Vliet die dringende behoefte hebben aan een standpijp. Spr. weet wel dat bij de Weerklank een standpijp is geplaatst, maar deze is te ver verwijderd van de bevolkte buurten aan het einde van het Vliet. De heer Reeling Brouwer deelt mede, dat bij het be spreken van de standpijpen in de vergadering van burgemees ter en wethouders er op gewezen werd dat men met het plaatsen van die pijpen wat voorzigtig moest zijn. Uit die stand pijpen wordt het water gratis geleverd werden er dus vele ge plaatst, dan zou dat zeker velen ingezetenen ten goede komen maar niet in het belang van de waterleiding-maatschappij zijn die natuurlijk zooveel mogelijk aansluitingen wil verkrijgen. Burgemeester en wethouders meenden daarom niet te veel standpijpen te moeten plaatsen en ook wat overlaten aan het initiatief van de eigenaars der woningen, om die aan de water leiding te doen aansluiten. De bewoners van kleine huizen kunnen aansluiting verkrijgen tegen 10 cent per week. De heer d© la Faill© heeft met genoegen gehoord, dat de arbeidende stand gratis of tegen eene geringe vergoeding wa ter kan verkrijgen. Hij acht echter de gratis uitdeeling van water, zooals die nu geschiedt, niet voldoende en zou gaarne het getal der standpijpen zien uitgebreid, al moet dat ook wat meer aan de gemeente kosten. De heer Troelstra kan nog aan het door den heer Reeling Brouwer gesprokene toevoegen, dat er vijf standpijpen op ver schillende plaatsen van de stad zijn opgesteld en dat volgens de concessie-voorwaarden de gemeente voor de gratis uitdeeling beschikken kan over 5000 M3. jaarlijks, zoolang de subsidie duurt en daarna 15 cent voor de kub. meter moet betalen. Deze standpijpen worden door twee personen bediend, welk getal bij vermeerdering van het getal standpijpen ook moet worden uit gebreid. Eene uitbreiding zal dus op den duur vrij kostbaar zijn. De bestaande standpijpen kunnen, naar spr. gelooftbe hoorlijk aan de behoefte voldoen. Het water is ook alleen be stemd voor drinkwater; wenscht men spoelwater, dan zijn nog altijd de vijvers aanwezig om daarin te voorzien. De heer Bekhuis had het voornemen bij volgno. 145 „sub sidie aan de maatschappij tot exploitatie der drinkwaterleiding", het verstrekken van water uitvoerig te bespreken, doch kan dit ook bij dezen post doen. Gedurende den tijd, dat de waterleiding in deze gemeente in werking isheeft spr. zich meermalen de vraag gesteld, of het water der leiding niet meer ten nutte van al onze medeburgers zou kunnen strekken dan tot heden het geval is. Die vraag kan z. i. bevestigend worden beantwoord, wanneer gerekend mag worden op de welwillende medewerking van het bestuur der waterleiding-maatschappij. Tegenover het offer, dat de gemeente moet brengen door het uitbetalen van eene belangrijke subsidie, staan ook belangrijke directe voordeelen. De gemeente kan n.l. gedurende den ge- heelen duur der concessie, dus 50 jaar, beschikken over het vrij gebruik van water voor brandblussching; gedurende de 14 jaren, dat er subsidie wordt uitbetaald, heeft zij 20000 Ms. wa j .jl±. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 22 October 1889. 89 ter gratis voor de besproeijing van wegen doorspoeling van ri olen enz. en kan 5000 M3. water uit de standpijpen gra tis uitdeelen aan de ingezetenen. Het verstrekken van dat wa ter is evenwel aan beperkende bepalingen onderhevig. Art. 17 der voorwaarden bepaalt, dat burgemeester en wethouders dat water kunnen verstrekken aan on- en minvermogenden. De beoordeelingwie hiertoe behooren is uitsluitend aan burge meester en wethouders, doch in geen geval mag het water te gen betaling worden verstrekt. Hoe groot dus ook de water- nood zij voor hen, die niet tot de on- en minvermogenden be hooren maar een voldoend eigen bestaan hebben, zij worden bij de standpijpen onverbiddelijk afgewezen. De concessionaris stelt zich op dit standpunt, d. i. de bodem van de concessie het verstrekken van water aan onvermogenden gratis uit de standpijpen; alle andere ingezetenen moeten zich, om water te kunnen ver krijgen, aan de waterleiding aansluiten. Nu kan niet worden ontkend, dat het bestuur der maatschap pij omtrent die aansluiting welwillende bepalingen heeft ge maakt. Toen de waterleiding geopend werd, werden door dat bestuur circulaires verspreid, waarin het tarief was opgenomen en dat bevatte de bepaling, dat woningen van minder dan 60 huurwaarde, tegen betaling van ƒ7.50 per jaar, dus 15 cent per week, konden worden aangesloten. In den loop van dezen zomer heeft het bestuur, misschien in de hoop, het getal aan sluitingen daardoor belangrijk te zien vermeerderen, het tarief uitgebreid met de bepaling, dat woningen die niet in de per sonele belasting zijn aangeslagenkunnen aansluiten tegen ƒ5.20 per jaar, d; i. tegen 10 cent per week. Beschouwt men deze cijfers oppervlakkig, dan zou men tot de erkentenis moeten komen, dat de waterleiding-maatschappij al het mogelijke in het belang der ingezetenen heeft gedaan om de gelegenheid tot aansluiting binnen ieders bereik te stel len. Spr. zeide evenwel „oppervlakkig", want dringt men meer in de zaak door en ziet men den toestand, zooals hij is en niet zooals men hem wenscht, dan komt men tot de overtui ging, dat, ondanks die gunstige bepalingen, de illusie van eene algemeene aansluitingook voor de kleine woningen, nooit zal worden verwezenlijkt. Want wat is het geval Voor de aan sluiting is het noodig dat eene buizenleiding worde gelegd in de straat. Dit moet door den concessionaris geschieden, maar spr. gelooft, dat deze er nog al bezwaar tegen zou hebben, wanneer hij in alle achterbuurten leidingen moest laten leggen. Maar gesteld al, dat er overal buizen liggen dan moeten van die buizen uit dienstleidingen naar de huizen gelegd worden. De kosten hiervan zijn vrij hoog, en bedragen, als spr. zich niet bedriegt, voor de geringste capaciteit f 12. Daarbij komt nog de binnenleiding en een kraan in de woning. Dit alles be draagt te veel, dan dat het voor de bewoners van de kleine woningen, die nog wel 10 cent per week abonnement kun nen betalen, mogelijk zou zijn zich te doen aansluiten. Bovendien is er nog een bezwaar. Overeenkomstig de con cessievoorwaarden heeft de concessionaris eenige bepalingen vastgesteld als voorwaarden voor aansluitingen. Zoo heeft hij o a. bepaald dat voor woningen beneden de 100 huurwaarde, alleen met de eigenaren een contract kan worden gesloten. Feitelijk zijn dus de bewoners dezer woningen ook dan wan neer de kosten van aansluiting voor hen niet te hoog waren in de onmogelijkheid water te bekomen wanneer de eigenaars daartoe onwillig zijn. Het ware te wenschen dat de eigenaars doordrongen waren van het groote belang bij de aansluiting maar een feit is hetdal zij daartoe om de hooge kosten niet genegen zijn. Sommigen zouden er misschien wel toe overgaan, wanneer zij op eene vaste bijdrage van de huurders konden rekenenmaar dit is niet het gevalde eene huurder is tot het geven van eene bijdrage bereid een opvolgende huurder niet. Dit is zekerdat de gunstige bepalingen nooit het gevolg kunnen hebben dal aansluitingen algemeen of in grooten ge tale worden verkregen. Dezen weg zal het opgaan de goed gebouwde woningen zullen zachtjes aan successievelijk aanslui tingen verkrijgenmaar de kleine woningen in de oude buurten der staddie toch zoo groote behoefte aan water hebben zul len zeker in de eerste jaren niet in het genot ervan worden gesteld. Om hieraan tegemoet te komen heeft spr. een ander denk beeld. Hij zou n.l. wenschen dat door den concessionaris op eenige punten bijv. op 34 a 5 plaatsen in de stad stand pijpen werden geplaatst en daaruit op vaste uren 's morgens en 's middags water werd verkocht bijv. legen 1 cent per em mer. Dan zal er geen waternood meer bestaan en zal ieder zich op vrij gemakkelijke wijze van water kunnen voorzien. Het is van den concessionaris niet te vergen dat hij overal stand pijpen zal plaatsen maar men zal tevreden kunnen zijn als hij het deed op 4- a 5 plaatsen. Spr. wijst als voorbeeld op andere gemeentenbijv. Groningen waar het water tegen 1 cent per emmer wordt verkochten waardoor de werkmansstand in hooge mate wordt gebaat. Eene dergelijke bepaling komt evenwel in onze concessie voorwaarden niet voor. Of de concessionaris daartoe onwillig was dan wel of de raad het belang er van niet heeft ingezien of ook daaraan niet heeft gedacht, heeft spr. thans niet te on derzoeken het doet in dezen niets af. Een feit is hetdat de bepaling niet bestaat. Men kan dus op den concessionaris geen dwang uitoefenen maar wel kan worden gewerkt, hem tot die medewerking te bewegen. Belangrijke voordeelen ook voor de gemeente-finantiën zijn daaraan verbonden. Spr. toch zeide liet reedsdat zoolang aan de maatschappij subsidie wordt uit betaald de gemeente gratis kan beschikken over 5000 M3. wa ter voor de uitdeeling aan on- en minvermogenden. Is er meer noodig dan moet er 20 cent voor de kub. meter worden be taald. Spr. gelooft gaarne, dat onder de tegenwoordige omstan digheden burgemeester en wethouders met de meeste zorg er voor wakendat alleen de werkelijke behoeftigen van water worden voorzienmaar het kan niet andersof in een tijd van groote droogte zal de waterverstrekking belangrijk toenemen. Wanneer nu na de uitbetaling van de geheele subsidie, in 1902, de gratisverstrekking van water aan de gemeente ophoudt en zij dan voor dit doel 15 cent per kub. meter moet betalen, dan komen haar die 5000 M3 op ƒ750 de totale massa uit te deelen water misschien op 1000 's jaars te staan, waarbij dan nog komt de belooning voor de personen die de standpijpen bedienen. Wordt echter de wegdoor spr. aangegevengevolgd en de gelegenheid om water te koopen voor ieder opengestelddan zal menigeen die nu het water gratis ontvangter met meer om vragen en dan kunnen burgemeester en wethouders zoo zuinig mogelijk zijn met het gratis verstrekken van water. In de tweede plaats zal de volkswelvaart in hooge mate wor den bevorderdwanneer het water in ruime mate onder die klasse kan worden verspreid die dikwijls tevreden moet zijn met een vochtdat met water niet anders dan den naam ge meen heeft. In de derde plaats zou de maatregel ook zijn in het finanti- eel belang der maatschappij. Tot heden heeft deze dit stand punt ingenomen hoe meer het plaatsen van standpijpen en het verkrijgbaar stellen van water daaruit in de hand wordt gewerkt, des te minder aansluitingen. Deze wijze van redeneren gaat volgens spr's overtuiging niet op. De bewoners van kleine wo ningen zijn toch niet in de gelegenheid om zich aan te sluiten en wanneer de maatschappij, door voor die bewoners de gele genheid tot het verkrijgen van water open te stellen, zich een be langrijk debiet verzekert tegen 1 cent per emmer dan zal dit voor haar groot voordeel opleveren. Bovendien zullen zij, die in den beginne het water op die wijze verkrijgen en den heil- zamen invloed er van ondervinden, later als het eenigszins moge lijk is alligt er toe komen om zich te doen aansluitenomdat ze het dan nietdikwijls van een vrij grooten afstandbehoe ven te halen. Dus wel verre dat de maatschappij bij den door spr. gewenschten maatregel schade zou hebbenzal zij er zeer door gebaat worden. De reden die spr. er toe geleid heeft om deze zaak hier zoo uitvoerig te bespreken is deze. Reeds zoolang als de water leiding open is heeft hij hierover nagedacht. Eenige maan den geleden heeft hij deze aangelegenheid in een particulier gesprek met den voorzitter dezer vergadering besproken die hem welwillend aanhoorde en de toezegging deed dat hij haar met den concessionaris zou bespreken. Wat daarvan het resul taat is geweestheeft spr. niet vernomen ofschoon het moge lijk isdat de uitbreiding van het tariefstraks door hem be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1889 | | pagina 4