104 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 24 December 1889.
8. Een rapport der commissie voor de reclames, omtrent
eenige bezwaarschriften tegen aanslagen in de directe belasting
op het inkomen.
Wordt besloten de stukken sub 4 tot en met 8 nog heden
in behandeling te nemen.
V. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproe
pingsbrief vermelde punten.
1. Benoeming van een curator van het gymnasium wegens
periodieke aftreding van den heer E. C. Jungius.
Door de curatoren worden aanbevolen de heeren 1. E. C.
Jungius, 2. P. A. J. Jas, en 3. Mr. A. Wichers Hoeth.
De uitslag der gehouden stemming is, da! alle (12) stem
men worden uitgebragt op den heer E. C. Jungius zoodat deze
tot curator wordt benoemd.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der
verordening regelende het gebruik van de Waag.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor, te besluiten
de verordening, regelende het gebruik van de Waag (Gemeen
teblad no. 10 van 1880), zooals die is gewijzigd bij raadsbeslui
ten van den 24n Januari 1884 (Gemeenteblad no. 8) en den 10
November 1887 (Gemeenteblad no. 28) te wijzigen als volgt
aan art. 14 toe te voegen als laatste lid: „Bij het voor de
eerste maal ter weging aanbieden van vaten boterworden de
buikmerken met een scherp werktuig doorgehaald (geritst)".
aan art. 15 als laatste lid toe te voegen: „Bij het wegen van
de vaten boter, waarop de buikmerken zijn geritstwordt alleen
het bruto gewigt op het deksel van het vat vermeld ten be
wijze waarvan een rood weegbriefje kan worden afgegeven, in
dien dit wordt verlangd."
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Menalda heeft eenig bezwaar om aan dit voor
stel zijne stem te geven niet omdat hij den nieuwen maatre
gel niet goed acht maar wijl hij van meening is dat de waag-
commissie, die zich op verzoek van den waagmeester tot bur
gemeester en wethouders heeft geadresseerdzich betreffende
dit onderwerp tot het Provinciaal bestuur had moeten wenden.
Dit toch heeft een reglement vastgesteld, inhoudende voorschrif
ten waaraan de Friesche vaten met Friesche boter moeten
beantwoorden. Spr. wenscht nu niet dezen maatregel partieel
door het gemeentebestuur te zien vastgesteldmaar in het al
gemeen voor de geheele provincie geldende. Hij geeft dus aan
burgemeester en wethouder in overweging, om hun voorstel te
rug te nemen en aan de waagcommissie voor te stellen, zich
tot het Provinciaal bestuur te wenden.
De heer Troelstra zegtdat de heer Menaldadie zich
wel in beginsel vóór den voorgestelden maatregel heeft verklaard,
in gebreke is gebleven aan te toonen waarom hij bezwaar heeft,
dien in de gemeentelijke verordening voor te schrijven. Vroe
ger is toch ook reeds eene bepaling opgenomen ten aanzien
van de vaten die niet aan het Provinciaal reglement voldoen
en toen is voorgeschrevendat daarop alleen het bruto gewigt
zal worden vermeld en van die vaten een rood weegbriefje zal
worden afgegeven. Het onderwerpelijk voorstel is van eene
dergelijke strekking. In het provinciaal reglement wordt wel
verboden om boterwelke ter verkoop wordt aangeboden te
slaan in vaten, waarin reeds eenmaal boter is geweestmaar
eene overtreding is moeijelijk te constateeren en daarom wordt
nu voorgesteld de vaten die reeds eenmaal gewogen zijn, van
een ritsmerk te voorzien. Hierdoor wordt de bepaling van het
provinciaal reglement versterkt.
De Provinciale Staten hebben in hunne zomervergadering van
dit jaar eene wijziging in het reglement aangebragt en het be
ginsel aangenomen dat de weging der botervaten niet nood
zakelijk is. Onder die omstandigheden dus kan het Provinciaal
bestuur niets voorschrijven, omtrent eene gemeentelijke inrigting,
als de Waag is. Het gemeentebestuur alleen is bevoegdom
trent het wegen der vaten boter en de daarbij in acht te ne
men voorschriftenbepalingen vast te stellen. Spr. ziet dus
geen enkele redenwaarom de aanneming van het voorstel be
zwaar zou kunnen opleveren.
De Voorzitter kan nog aan het door den heer Troelstra
gesprokene toevoegen dat het een oud gebruik is om de buik
merken op de botervaten bij het wegen te ritsen zonder dat
het ergens is voorgeschreven. Burgemeester en wethouders
willen nu de verpligting hiertoe in de verordening doen opne
men. In het provinciaal reglement kan toch, zooals de heer
Troelstra teregt zeidegeen voorschrift voor de gemeentelijke
wegers worden gegeven.
De heer Menalda zegtdat hij niets tegen den maatregel
heeft kunnen aa ivoerenomdat hij hem zeer toejuicht, zelfs in
die matedat hij dien voor de geheele provincie zou wenschen
te zien ingevoerd. Waar nu de heer Troelstra spr. er als 't
ware een verwijt van maaktdat hij geen reden aanvoert
waarom hij tegen het opnemen van dit voorschrift in de ge
meentelijke verordening bezwaar heeftdaar moet hij dien ge-
achten spreker antwoorden dat hij dit niet noodig achtteom
dat hij uitdrukkelijk had doen uitkomendat hij opneming er
van in het provinciaal reglement wenschelijk vindt. Het doel
toch is om den koopers het goed gewigt en goede vaten te
verzekeren. Het is spr. zeer goed bekend dat het wegen der
vaten boter bij het provinciaal reglement niet is voorgeschreven,
maar het ijken der vaten wordt daarbij nauwkeurig geregeld.
Ten einde nu onjuistheden bij eene eventuëele tweede weging
en misschien ook het tweemaal gebruiken van het geijkte Friesche
vat te voorkomen zullen de merken van den ijk op het staaf
werk want deze bedoelt men met die zoogenaamde buikmer
ken bij de eerste weging worden doorgehaald. Maar hoe zal
deze maatregel voor het Friesche geijkte vat in geheel Friesland
beteren waarborg opleveren dan door opname in het provinci
aal reglement. Immers zal men dien waarborg nimmer geheel
verkrijgen, door alleen dit voorschrift op te nemen in de ver
ordening van Leeuwarden. Dan toch heeft men geen zekerheid,
dat, wat men hier weren wil niet in andere gemeenten ge
schiede.
Spr. is dus noch door den Voorzitter, noch door den heer
Troelstra teruggebragt van zijne meeningdat het voorschrift
in het provinciaal reglement dient te worden opgenomen.
De heer Hijlkema kan geheel met het voorstel van bur
gemeester en wethouders medegaan. Het bedoelt een maatre
gel van controle die van goeden invloed zal zijn en een groot
practisch nut zal hebben. Het bezwaar van den heer Menalda
betreft den maatregel als te partieel en niet uniform voor de
geheele provincie. Spr. houdt het er echter voordat als de
maatregel hier goed werkt ook andere gemeenten hem zullen
invoeren.
De Voorzitter wijst er op, dat de nieuwe maatregel voor
namelijk ook zal strekken tot eene behoorlijke uitvoering van de
provinciale voorschriften. Hierbij hebben burgemeester en wet
houders niet zoozeer op het oog de vaten die tweemaal ge
vuld zijnals wel de vaten dieeenmaal gewogen zijnde
niet verkocht zijn geworden en nu eenigen tijd gevuld blijven
staan. De vaten nemen dan vuil en vocht op en worden daar
door zwaarder. Men kan dus daarmede niet handelen als met
de vaten die nieuw zijn en de voorgeschreven zwaarte hebben,
en om die reden wordt alleen het bruto gewigt er op aange
geven.
De heer Troelstra kan op twee zaken wijzen n.l. dat de
heer Menalda den voorgestelden maatregel nuttig oordeelt en
dat hij de gemeente niet onbevoegd achtom dien maatregel
voor te schrijven. Hij releveert wat reeds door den Voorzitter
is gezegd: dat het ook dikwijls voorkomt dat reeds gewogen va
ten blijven staanwaardoor het netto gewigt verandert. Ook
hierom is de voorgestelde maatregel dus wenschelijk. Door het
ritsmerk wordt te kennen gegeven, dat het vat vroeger is ge
wogen en de wegers worden nu verpligt, het bruto gewicht op
het vat te vermelden. Spr. gelooft ook nietdat het gebruik
van de Waag er onder zal lijden waarvoor de heer Me
nalda schijnt te vreezen maar integendeel zal het crediet van
de Waag worden verhoogd, wanneer koopers en verkoopers
meer waarborg zullen hebben dat, wanneer het netto gewicht
op de vaten is vermelddit ook inderdaad het netto gewicht is.
De heer Menalda gelooftdat er tusschen hem en den
heer Troelstra een misverstand bestaat zoodat hij zich ondui
delijk schijnt te hebben uitgedrukt. Hij heeft niet gezegd dat
de Raad onbevoegd was tot het geven van dit voorschrift, maar
alleendat het beter ware als men een stap verder ging en dat
het een algemeen provinciaal voorschrift werd. Het gevaar
aan een partiëele invoering verbonden blijft bestaan en daarom
heeft hij aan burgemeester en wethouders in overweging gege
ven pogingen aan te wenden voor eene algemeene invoering in
de provincie. Als bloot gemeentelijke maatregel kan hij eenig
nut doenmaar niet genoeg. Spr. althans vreest er voor dat
men op de voorgestelde wijze de paarden achter den wagen
zal spannen.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het voorstel wordt nu in stemming gebragt en aangenomen
met 9 tegen 3 stemmendie van de heeren MeijerDuparc en
Menalda.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandsche
verhuring van onderscheidene gemeente-eigendommen.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit voorstel besloten
behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten on
derhands op nader door burgemeester en wethouders vast te
stellen voorwaarden in huur af te staan
a. met ingang van 1 Januarij 1890 voor den tijd van één
jaar aan
G. Reifferth zes bleek jes op het Oldehoofster Kerkhof voor f 3.—
S. Dijkstra een bleekje vóór de woning Oldegali-
leën no. 79- 2.50
b. met ingang van 1 Februarij 1890 voor één
jaar aan
D. Suwijn en W. Loot eene plek grond aan het
Oldehoofster Kerkhof - 2.50
c. met ingang van 12 Mei 1890 voor den tijd
van één jaar aan
H. E. Kaller de woning Kruisstraat no. 25 - 300.
Wed. Weidijk—van Reenen de bovenwoning bij
de Put no. 8- 185.
A. Siekman de woning Doelestraat no. 1 -150.—
D. Draper Bagijnestraat no. 61 -117.—
J. J. v. d. Geest Raadhuisstraatje no. 5 -100.
K. Bosma Kalvergloppe no. 199(gedeelte)„ - 91.—
A. Medendorp idem - 65.—
J. Goor Noorderplantage no. 3 - 78.
S. H. Ritman Oldegalileën no. 32 en 40 - 78.—
W. Wijlgenbosch de 34 - 59.80
G. Ramkema 36 - 59.80
M. Spoelstra Wed. J. v. d. Heide de woning Ol
degalileën no. 38 - 57.20
K. Boersma de woning Stienserweg no. 3 - 93.60
J. E. Schreuder Oostersingel no. 114 - 62.40
T. Jorna 118 - 62.40
J. Feenstra 108 - 59.80
1. A. Sluizer 110 - 78.—
Wed. K. Feddema de bovenwoning Tuinen no. 40 - 120.
H. de Bruin de woning Achter de Wittehand no. 13 - 88.40
W. Klebach Bagijneklooster no. 7 - 57.20
J. Gramsma de bovenwoning Raadhuisstraatje no. 3 - 93.60
J. D. van Nimwegen de woningen Achter de Hoven
nos. 21 en 23 met eene strook grond ten Noorden -180.
G. H. van Duijsen het perceel tuingrond Achter de
Hoven-100.
M. Pekelsma eene plek grond aan het Oldehoof
ster Kerkhof- 2.50
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee-
nen van eervol ontslag aan den onderwijzer M. ten Bouwhuijs.
Wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming besloten
aan M. ten Bouwhuijs overeenkomstig zijn verzoek met ingang
van 15 Februarij 1890 eervol ontslag te verleenen als onderwij
zer aan de gemeenteschool no. 5.
5. Het 2e suppletoir kohier der directe belasting op het in
komen dienst 1889 en eenige reclames tegen aanslagen in die
belasting.
De vergadering wordt tijdelijk met gesloten deuren voortgezet.
Na heropening der openbare vergadering wordt vastgesteld
navolgend besluit
De Raad der gemeente Leeuwarden
Gezien het door burgemeester en wethouders opgemaakte 2e
suppletoir kohier van de directe belasting op het inkomenten
behoeve dier gemeente over het dienstjaar 1889
Gelet op art. 264 der gemeentewetzooals dit is gewijzigd
bij de wet van 28 Junij 1881 Staatsblad no. 102).
Gelet op de bepalingen van het heffingsbesluit van den 25
Augustus 1885 en 13 October daaraanvolgend, goedgekeurd bij
Koninklijk besluit van 30 November 1885, no. 18;
Gelet op het besluit dezer vergadering van den 13 November
1888, waarbij is bepaald, dat over het dienstjaar 1889 4,30 ten
honderd van het belastbaar inkomen zal worden geheven
Besluit
A. het 2e suppletoir kohier van de directe belasting op het
inkomen, ten behoeve dezer gemeente over het dienstjaar 1889
vast te stellen op een belastbaar inkomen van f 21915.511 en
het totaal der aanslagen op f 942.38j.
B. de aanslagen op voormeld kohier invorderbaar te stellen
in drie termijnen, vervallende op den 31 Januarij, 28 Februarij
en 31 Maart 1890.
De voorzitter sluit hierop de vergadering.
Boekdrukkerij van A. Jongbloedte Leeuwarden.