10
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 28 Januarij 1890.
bestemming van een plek gemeentegrond a in de St. Anthony-
straat.
Burgemeester en wethouders stellen voor te besluiten
de plek gemeentegrond aan de Sint Anthonystraat evenals
in de laatste jarenbeschikbaar te laten tot het kweeken van
plantenten behoeve van de plantsoenen.'
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Bekhuis moet beginnen met te verklaren dat dit
voorstel hem heeft verrast en hij kan er bijvoegen niet aan
genaam verrast.
Toen eenigen tijd geleden in eene vergadering van de com
missie voor openbare werken de imigting van het huis St.
Jobsleen no. 255 werd besprokenis daarbij gegeven de ver
klaring dat wanneer een plantenkas werd gebouwd en het
terrein der kweekerij uitgebreidde opzigter der beplantingen
voldoende ruimte zou hebben en de plek grond aan de Sint-
Anthonystraat niet meer door hem zou behoeven te worden ge
bruikt.
Spr. ziet nu niet in waai om van het toen bestaande voor
nemen moet worden afgeweken. Hij heeft den brief van den
directeur der gemeentewerken gelezen dien burgemeester en
wethouders bij hun voorstel overleggen daaruit blijkt de wen-
schelijkheidniet de noodzakelijkheid om de plek gemeente
grond aan de St. Anthonystraat ook nu nog beschikbaar te la
ten voor het kweeken en bewaren van planten en daarom
heeft hij bezwaar tegen het voorstel. Hiervoor heeft spr. ech
ter nog een andere reden. Gaarne heeft hij zijne medewerking
willen verleenenom de terreinen en gebouwen die voor de
beplantingen noodig zijn, samen te brengen op een punt, om
dat ook eenheid en vereenvoudiging in het beheer en het toe-
zigt daarvan het gevolg zullen zijn. Spr. maakt bezwaar om
van dit streven af te wijken.
De heer Heeling BroiIWör stemt den vorigen spreker
toedat wat hij aanvoertwerkelijk het plan is geweest bij
de stichting van een plantenkas en de vergrooting van het
terrein voor de kweekerij bij den Prinsentuin. Misschien heb
ben eenige leden van den raad hun stem gegeven voor de uit
voering van deze werken mede omdat het terrein in de St.
Anthonystraat hierdoor vrij zou komen. Bij het betrekkelijk
voorstel werd toen ook door burgemeester en wethouders een
schrijven van den opzigter der beplantingen overgelegd, waarin
deze verklaarde, dat hij door de uitbreiding van het terrein
bij den Prinsentuin en de stichting van een plantenkas vol
doende schadeloosstelling zou erlangen voor den afstand van
de plek grond aan de St. Anthonystraat. 't Is echter later ge
bleken dat dit niet het geval is, maar dat hij nog grond ver
liest. De vergrooting van de stoelenbergplaats in den Prinsen
tuin maakte het noodzakelijk, om een hoop bladeren en blad-
modder uit dien tuin weg te ruimen en over te brengen naar
het terrein bij de kweekerij. Meende men voor eenigen tijd
dat er voldoende ruimte bij de kweekerij aanwezig zou zijn
het is later gebleken, dat dit niet het geval is. Burgemeester
en wethouders nu willen aan dit verlies tegemoetkomen. Spr.
is van oordeel datwaar de tegenwoordige opzigter der plant
soenen zijne betrekking met veel ambitie vervultde raad dien
ambtenaar dient te steunen vooral wanneer dat kan geschie
den door eene geringe opoffering.
De heer van Eijsinga verklaart zich voor het voorstel van
burgemeester en wethouders en hij wil daaraan gaarne iets
toevoegen in 't belang van dat voorstel. De heer Bekhuis zeide
dat, mogt het al wenschelijk zijn het toch niet noodzakelijk
is, om de plek grond aan de St. Anthonystraat in gebruik te
laten blijven bij den opzigter der beplantingen.
Spr. is het hiermee eensde noodzakelijkheid bestaat mis
schien met. Wanneer de opzigter deze plek grond niet be
houdt dan zal hij niet ophouden zijne betrekking te vervullen
en het plantsoen in de gemeente zal wel blijven bestaan. Maar
toch zal het verschil opleverenwanneer die betrekking door
den tegenwoordige functionaris wordt vervuld met dan wel zon
der het gebruik van dien grond.
In de laatste jaren werd de omgeving van onze stad prach
tig iedereen heelt daarvan genot en dikwijls hoort men de
plantsoenen roemen. Wanneer dit gunstige resultaat te behou
den en te verbeteren is door eene betrekkelijk geringe gelde
lijke opofferingde huursom van de plek tuingrond zal toch
niet meer dan f 70 per jaar kunnen bedragen dan moet naar
spr.'s meeningde raad daartoe zooveel mogelijk meewerken.
De heer Dirks ondersteunt het door den lieer van Eijsinga
gesprokene. De plantsoenen zijn in den laatsten tijd belang
rijk vermeerderd. Zoo ook onder anderen met de beplanting
van den Noordwesterdwingerdie door iederdie den Marssu-
mer en Stienser straatwegen afkomt, met genoegen aanschouwd
wordt en een sieraad voor onze stad is.
Spr. is derhalve van oordeel dat de raad den opzigter der
beplantingen in zijne goede voornemens moet steunen door hem
den grond in kwestie ten gebruike al te staan benoodigd voor
hem door die uitbieidingen.
De heer Menalda weet zich nog wel te herinneren dat
als men in zijne jongensjaren minder aangenaam verrast werd,
dikwijls de uitdrukking werd gebezigd „dat is valech". Spr.
wil hier thans deze woorden niet bezigen maar toch de gedachte
hieraan overviel hem bij ?t lezen van het voorstel van burge
meester en wethouders.
Het voorstel herinnert er aan dat eenige leden gaarne me
dewerken tot verbetering van het terrein voor den opzigter der
beplantingen mits dan geen gebruik meer zou worden gemaakt
van den tuingrond aan de St. Anthonystraat. Van de leden
der bouwcommissie was dit de uitdrukkelijke voorwaarde.
Thans wordt gezegd dat meerdere ruimte noodig ishoofd
zakelijk voor de berging van bladeren en bladmodderdie ver
wijderd moet worden uit den Prinsentuin en van de begraaf
plaats. 't Komt spr. voordat deze argumenten niet bijzonder
overwegend zijn. Voor de berging van een hoop bladaarde
zal toch op het kweekterrein bij den Prinsentuin en anders
in den Prinsentuin zelfgedurende den winter wel voldoende
ruimte zijn te vinden. De directeur der gemeentewerken geeft
dan ook in zijne bij het voorstel overgelegde missive niet on
duidelijk te kennendat hem de door den opzigter gemaakte
tauxatie van de benoodigde bergruimte overdreven voorkomt.
De heer Reeling Brouwer wees op de ambitie van den te-
genwoordigen functionaris. Niemand kan meer dan spr. van
deze overtuigd zijn maar juist met 't oog op die ambitie is
hij tegen 't voorstel. Onze stad bezit fraaie plantsoenenzij
dankt die aan de goede zorgen van den opzigter, maar de
raad moet zorgen dat hierin niet te ver worde gegaan en nu
kan juist het toestaan van het bij 't voorstel overgelegde ver
zoek van den opzigter daartoe gemakkelijk leiden.
De heer van Eijsinga zegt, dat de kosten niet meer dan
f 70 zullen bedragen. Gesteld de kosten waren hier hoofdzaak,
dan nog zou de uitbreiding der kweekplaatsen, tengevolge van
de ingebruikneming van het terrein aan de St. Anthonystraat
tot vrij wat hooger bedrag in rekening moeten werden ge-
bragt.
Spr. verklaart zich op grond van 't door hem aangevoerde
tegen 't voorstel van burgemeester en wethouders.
De lieer Dijkstra was destijds voor het samenbrengen
van de bewaarplaatsen van planten op één terrein. Blijkt het
nu echter dat de opzigter niet voldoende bergruimte heeft en
meer terrein noodig heeft, dan wil spr. tot het afslaan daar
van gaarne medewerkenomdat hij veel belang stelt in de
plantsoenen onzer gemeente.
Spr. zal dus voor het door burgemeester en wethouders
aangeboden voorstel stemmen.
De Voorzitter zegt in antwoord op het door den heer
Menalda gesprokenedat burgemeester en wethouders vol
strekt niet hebben willen verzwijgen dat vroeger uitdrukke
lijk is vermeld dat de tuingrond aan de St. Anthonystraat
zou vrijkomen indien de kweekerij bij den Prinsentuin werd ver
groot. H et staat met zoovele woorden in het voorstelmaar na
die verklaring wordt gewezen op andere omstandighedendie
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 28 Januarij 1890.
11
er toe leiden om de tuingrond in de St. Anthonystraat nog in
gebruik te doen blijven bij den opzigter der beplantingen.
Van het bij hem in gebruik zijnde terrein moest worden afgeno
men de grond voor een toegangsweg naar de bewaarschool no.
1 de bladaarde enz., vroeger opgeslagen nabij de stoelenberg
plaats in den Prinsentuinmoet tengevolge noodzakelijke ver
grooting van die bergplaatsworden overgebragt naar het ter
rein der kweekerij een hoop bladaardeliggende naast de
Israelietische begraafplaats dient in 't belang van den welstand
daar ter plaatseeveneens naar dit terrein te worden over
gebragt bovendien is ruimte noodig voor de verwerking van
al die aarde. Om al die redenen blijkt de ruimte van het
terrein der kweekerij onvoldoende te zijn. Spr. wijst er voorts
op dat de bladaarde er niet ligt voor eenige maanden in den
wintermaar dat die eenige jaren oud wordt en herhaalde
lijk doorgewerkt voor ze gebruikt wordt. Het voorstel van bur
gemeester en wethouders is dus volkomen in het belang der
plantsoenen.
De heer Menalda maakt er den voorzitter op attentdat
de opzigter der plantsoenen, toen hij vóór de vergrooting van
het terrein der kweekerij bij den Prinsentuin zijne inlichtingen
gaf, er mee bekend kon zijn, dat ook voor de verwerking van
de bladaarde ruimte noodig zou wezen. Het komt spr. voor
dat de raad in dezen dupe wordt van verkeerde inlichtingen en
daarom blijft hij zich tegen het voorstel verklaren.
De heer vaD der Sch90r vraagt of de verzameling der
bladeren en de verwerking tot mest, op het terrein bij de St.
Anlhonystraat zal plaats hebben. Hij zou dit zeer onge-
wenscht achtenomdat hierdoor schade voor de omliggende
buurten zou kunnen ontstaanvooral indien zoo'n mesthoop
daar 2 a 3 jaar blijft liggen.
De Voorzitter antwoordt den vorigen sprekerdat de
bladeren niet zullen worden geborgen in de St. Anthonystraat
maar op het terrein bij de kweekerij.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt in
stemming gebragt en aangenomen met 14 tegen 3 stemmen.
Tegen stemmen de heeren PlantengaBekhuis en Menalda.
7. Benoeming van eene commissie van onderzoek der be
zwaarschriften tegen aanslagen in de directe belasting op het
inkomendienst 1890.
Tot leden der commissie worden benoemd: uit de le sectie
de heer R. H. Dijkstra met 16 stemmen uit de 2e sectie de
heer H. Beucker Andreae met 14 stemmen en uit de 3e sec
tie de heer J. Minnema Buma met 10 stemmen.
De voorzitter sluit hierop de vergadering.
Boekdrukkerij van A. Jongbloedte Leeuwarden.