'■VMM
54
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 13 Mei 1890.
van den Raad behoeven te vragen. Spr. wil nu echter hun die
bevoegdheid niet latenhij wil de bepaling niet facultatief
maar imperatief stellen. Ziedaar waarop alles neerkomt. Spr.
gelooft nietdat hij zich hierdoor aan eene „ziekelijke over
drijving" of aan „het maken van propaganda" schuldig maakt.
Ook zonder de aanbeveling van den heer Troelstra vat hij deze
zaak volkomen nuchter op. Trouwens er bestaat ook geen re
den om er zich warm over te maken. Moeielijk echter zal de
heer Troelstra kunnen volhouden te zeggen dat bij de uitvoe
ring van kleine werken geen ongelukken kunnen voorkomen.
Spr. zou veeleer willen beweien, dat dit, in verhouding, bij kleine
werken meer het geval is dan bij groote werken, omdat bij deze
laatsten in den regel veel meer voorzorgen worden genomen.
Nu zeide de heer Troelstra wel, dat onder de vaste werklieden,
bij de gemeente in diensthaast geen ongelukken voorkomen
doch ook dit argument is niet steekhoudend. Niemandwie
hij ook zij die tot heden steeds vrij van ongelukken is ge
weest is er zeker van dat hem die morgen niet kunnen tref
fen. Tot het jaar 1800 kon men zeggen dat er nooit een
kazernebrand te Leeuwarden was geweest. Maar wat be
wees dit Meer dan één raadslid weet zich te herinneren
dat bij den in dat jaar plaats gehad hebbenden verschrikke-
lijken brand der kazerne drie brandweer-beambten van het
brandend gebouw zijn neergestortwaarvan een terstond dood
wasterwijl de twee anderen nog lang daarna aan de gevol
gen van dit ongeluk hebben geleden. Voor de weduwe en kin
deren van den overleden brandmeester werd door de gemeente
van stonden af ruim gezorgd en nuna 30 jaren komt als
toelage aan de weduwe nog steeds een post op de gemeente-
begrooting voor. Had men destijds het stelsel van verzekering
gekend het zou der Gemeente vrij wat geld hebben bespaard.
Jaren geleden werd evenzoo van overdrijving gesproken bij de
aanbeveling van verzekering tegen brandschadevan levens
verzekering enz. Thans weet men niet beterof de eene is
even noodig als de andere.
Ten slotte geeft spr. aan den heer Bekhuis als zijn gevoelen
te kennendat in de uitdrukking „ten genoegen van burge
meester en wethouders" ligt opgeslotendat de wijze van uit
voering in elk geval aan de prudentie van burgemeester en
wethouders blijft overgelaten.
Ook bij aanneming van zijn amendement blijven deze woor
den behouden.
De heer Reeling Brouwer kan zichwat betreft de
bevoegdheid van burgemeester en wethoudersaansluiten aan
het door den heer Troelstra gespiokene. Vrij zeker is bij de
vaststelling der gemeentewet niet gedacht aan eene bepaling als
de onderwerpelijkezoodat burgemeester en wethouders ge
meend hebben 's Raads toestemming te moeten vragen, om in
de bestekken eene zoo afwijkende bepaling te mogen opnemen,
die aanleiding kan geven tot groote uitgaven.
Wat nu de verzekering der vaste werklieden betreft, waarop
door den heer Bekhuis werd aangedrongen, gelooft spr. dat het
voor de gemeente veel goedkooper is, dat zij de werklieden zelf
verzekert, nl. door in speciale gevallen bij een eventueel onge
luk den persoon die hierdoor, getroffen is eene ondersteu
ning te geven. Spr. heeft eene voorloopige berekening gemaakt
en kwam dan tot een bedrag van it 1200, dat telken jare
op de begrooting zou moeten worden gebragt, berekend naar
het minimum van 21 cent dagpremie volgens den prospectus,
bij de stukken overgelegd. Hieruit blijktdat het stelselhet
welk tot nu toe is gevolgdin het voordeel van de gemeente
is.
Ten slotte kan spr. omtrent de woorden „ten genoegen van
burgemeester en wethouders" herhalen wat de heer Duparc
zeide dat dit eene kwestie van uitvoering is en aan burge
meester en wethouders de beoordeeling wordt gelaten, op welk
werk de bepaling zal worden toegepast.
Den heer Duparc die de brandweer ter sprake bragtkan
spr. er op wijzendat de betrekkelijke verordening er in voor
ziet dat bij verminking of andere ongevallen de gemeente
eene ondersteuning verleent. Zoo is nog niet lang geleden aan
een brandweerman eene tegemoetkoming toegekend voor schade
aan zijne kleederen, die, aangezien de brand op een Zondag
voorvielzijne beste waren.
Spr. is er tegen om den maatregel al te rigoureus toe te
passen daar de te stellen Verpligting vaak nutteloos zal zijn.
Bijv. het onderhoud der bestratingen wordt voor vijf jaren aan
besteed; rekende men dan 2J cent per uur, dan zou de premie
tot een hoog bedrag strijgen. Men moet niet wezen plus roya-
liste que le roi.
De Voorzitter zal niet verder uitweiden over het voor en
het tegen van een imperatief voorschrift tot het doen verzeke
ren der werklieden. Hij laat gaarne de beslissing over aan
den Raad. Toch wenscht hij er met een enkel woord op te
wijzen dat het niet in het belang der vaste werklieden zou
zijnwanneer zij op deze wijze werden verzekerdterwijl het
bovendien voor de gemeente linantieel nadeelig zou zijn. De
werklieden zijn veel beter af, wanneer zij niet verzekerd zijn
want krijgen zij in dienst der gemeente een ongeluk, dan wordt
dat speciale geval door den Raad afzonderlijk beoordeeld en kent
deze den werkman eene ondersteuning toedie voor hem voor-
deeliger is dan dat hij met de uitkeering van de verzekering
maatschappij wordt naar huis gezonden. Voor de gemeentekas
is het voordeeliger, omdat de jaarlijksche premie voor de ver
zekering meer zou bedragen dan hetgeen gemiddeld wordt
betaald aan uitkeeringen bij ongelukken.
Dc heer Bekhuis vroeg, wat de bedoeling was van de woor
den „ten genoegen van burgemeester en wethouders." Uit den
prospectus en de toelichting er op waarvan spr. een gedeelte
aanhaaltblijkt duidelijk op welke wijze de verzekeringen zul
len plaats hebben en de contracten worden aangegaan. Wan
neer nu voortaan de aannemers volgens die voorwaarden hunne
werklieden verzekerendan kan men aannemen dat het ge
schiedt ten genoegen van burgemeester en welhoudeis.
Wat betreft het verzekeren door de gemeente van de werk
lieden die arbeiden aan uitbestede werkendeelt spr. als zijn
gevoelen mede dat het niet best is uit te voeren.
De aannemer moet vrij zijn in de keuze van zijn werkvolk
en als de gemeente de werklieden van den aannemer zou moe
ten verzekerendan zou het gemeentebestuur ook die werklie
den moeten aanstellen. En dit gaat niet.
De heer Duparc kan zich niet vereenigen met het betoog
van den heer Reeling Brouwer, dat het voor de gemeente voor
deeliger is dat zij hare vaste werklieden zelve verzekert, door
in speciale gevallen van ongeluk eene tegemoetkoming toe te
kennen. Spr. wil dit juist niet. De ondervinding heeft herhaal
delijk doen zien dat men dan telkens vervalt in een stelsel
van loven en bieden, een stelsel dat zeker niet is aan te be
velen. Spr. brengt in herinnering, dat toen er onlangs sprake
van was, aan den werkman die tengevolge van het te veel
inademen van rioolgas onbekwaam voor zijn werk was gewor
den, geldelijk tegemoet te komen, eerst na een herhaald onderzoek
en na twee vergaderingen eene beslissing van den Raad volgde.
Door een vast stelsel van verzekering zal zoo iets in het ver
volg worden voorkomen.
De heer Dirks wenscht zeer kort zijn stem te motiveren.
Hij beschouwt iedere aanbesteding als een speciaal geval en
wil dus aan burgemeester en wethouders overlaten bij elke
aanbesteding, naar mate de aard van het werk het al of
niet vordert te beoordeelen of het opnemen van de bepa
ling in een bestek noodig is. Zoo staat het ook met de ver
zekering speciaal van de vaste werkliedenin dienst der ge
meente. In hun wezenlijk belang is hetdat elk geval van
ongeluk op zich zelf wordt beoordeeld. Immers de verzekering
maatschappij heeft slechts met den persoon van den verzekerde
te maken onverschillig of hij een min of meer talrijk gezin
heeftterwijl, wanneer de Raad over een enkel geval heeft te
oordeelen, zeer zeker de levensomstandigheden zooals de leef
tijd de sterkte van het huisgezin enz. van den persoon invloed
zullen hebben op de inzigten van den Raad bij de vaststelling
\orslag dor handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 13 Mei 1890.
van het bedrag. Spr. zal dus om die reden zijne stem geven
aan het voorstel van burgemeester en wethouders en stemmen
tegen het den Raad aan banden leggend amendement.
De heer Bekhuis betuigt den voorzitter zijnen dank voor
de gegeven verklaring omtrent eene voldoende wijze van verze
kering er. neemt gaarne nota van de betuiging dat deze zal
geschieden volgens de voorwaarden in den overgelegden pros
pectus opgenomen.
Wordt het voorstel van burgemeester en wethouders aangeno
men, dan zal de verpligting tot verzekering in vele bestekken wor
den opgenomen. Met het oog hierop rigt spr. tot burgemeester en
wethouders het verzoek, er voortaan op te willen letten, dat dc
verpligtingen die de aannemers op zich zullen hebben te ne
men zoo naauwkeurig mogelijk in de bestekken zullen worden
omschrevenopdat de aannemers zich daarvan geen onjuiste
voorstellingen zullen maken waarvan te hooge inschrijvingen
en dus het mislukken der aanbesteding het gevolg zouden kun
nen zijn.
De Voorzittor geeft gaarne toe, dat het voor de aanne
mers van belang isdat zij geheel op de hoogte zijn van de
op hen rustende verpligtingen zoodat burgemeester en wet
houders zeker alles zullen aanwendenom het noodige licht te
verspreiden èn door eene duidelijk omschreven bepaling in de
bestekken op te nemen èn door de gelegenheid te geven mon
deling inlichtingen in te winnen.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Het amendement van den heer Duparc wordt in stemming
gebragt en verworpen met 10 tegen 8 stemmen. Vóór stem
den de heeren Bekhuis, Theunisse, Oosterhoff, Wijbrandi, de
la Faille, Duparc, van Sloterdijck en Meijer.
Het voorstel wordt nu zonder hoofdelijke stemming onveran
derd aangenomen.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee-
nen van eervol ontslag aan de leerares Me). H. A. Schim van
der Loeff.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
aan Mej. H. A. Schim van der Loeff, overeenkomstig haar
verzoek, met ingang van 15 Julij 1890 eervol ontslag te ver-
leenen uit hare betrekking van leerares in de Nederlandsche
taal- en letterkunde aan de school van Middelbaar onderwijs
voor meisjes alhier.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee
nen van eervol ontslag aan den onderwijzer L. Zeilmaker.
Burgemeester en wethouders stellen voor, aan L. Zeilmaker
overeenkomstig zijn verzoek met ingang van 1 Julij e.k. eervol
ontslag te verleenen uit zijne betrekking van onderwijzer aan
de gemeenteschool no. 10.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan R. C.
Draaismaovereenkomstig zijn verzoekmet ingang van 1
Augustus e.k. eervol ontslag te verleenen als ondertvijzer aan
de gemeenteschool no. 11.
Hiertoe wordt besloten.
De heer de la Faille verlaat de vergadering.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van eene missive van Gedeputeerde Staten betreffende het
raadsbesluit tot conversie van gemeenteschuld.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit voorstel besloten in het raadsbesluit van 22
April j.l. tot conversie van gemeentelijke schuld de volgende
wijzigingen te brengen
A. in het besluit I sub 2 te lezen als volgt
te bepalen dat de obligation der tweede en derde serie dier
leening met ƒ1017 per obligatie van ƒ1000 zullen worden af
gelost mits men deze wenscht te verwisselen tegen obligation
der nieuwe 3J o/0 leeningdaarvoor minstens a pari worde
ingeschreven en van de verwisseling bij de inschrijving kennis
worde gegeven
Sub 3o te lezen als volgt
tot vinding der middelen voor de sub lo omschreven aflos
sing aan te gaan eene geldleening van 477,000 of van een
zooveel lager bedragals aan burgemeester en wethouders blij
ken zal voor die aflossing voldoende te zijn en zulks tegen eene
rente van 3J o/0 in het jaar;
II. Sub 2o te lezen als volgt
te bepalendat de obligatiën der derde serie van de leening
van 1884 zullen worden afgelost met ƒ1017 per obligatie van
1000mits men deze wenscht te verwisselen tegen obligatiën
der nieuwe 3j °/o leeningdaarvoor minstens a pari worde
ingeschreven en van de verwisseling bij de inschrijving kennis
worde gegeven
Sub 3o te lezen als volgt
tot vinding der middelen voor de sub 10 omschreven aflossing
aan te gaan eene geldleening van ƒ228,000 of van een zooveel
lager bedrag als aan burgemeester en wethouders blijken zal
voor die aflossing voldoende te zijnen zulks tegen eene rente
van 34 pet. in het jaar.
B. In het plan sub 1 der nieuwe geldleening in art. 1 voor
de woorden „van ƒ472,000" te lezen „van hoogstens ƒ477,000"
C. In het plan sub II der nieuwe geldleening in art. 1 voor
de woorden „van 226,000" te lezen „van hoogstens 228.000"
De aldus gewijzigde plannen van conversie worden opnieuw
vastgesteld en aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten
onderworpen.
V. De heer Minnema Buma komt terug op het bij het
aanbrengen der zaken genomen besluit, om het adres van P.
Span en andere slagers te stellen in handen van de commissie
voor strafverordeningen. Hij moet erkennendat dit besluit
hem is ontsnapthij zou het beter vinden, dat de Raad eerst
besliste omtrent de mérites van de verlangde wijziging, en, wan
neer die beslissing in gunstigen zin mogt uitvallenhet alsdan
te nemen besluit renvoyeerde aan de commissie voor strafver
ordeningen ten einde eene wijziging der betrekkelijke verorde
ning te ontwerpen. Het adres zal dus dienen te worden ge
steld in handen van burgemeester en wethouders om over de
hoofdzaak te dienen van advies.
Na eenige bespreking tusschen den Voorzitter en de heeren
Duparc, van Sloterdijck, Troelstra en Plantenga wordt het
straks genomen besluit ingetrokken en besloten het adres om
berigt en raad te stellen in handen van burgemeester en wet
houders.
De Voorzitter sluit hierop de vergadering.
Boekdrukkerij van A. Jongbloedte Leeuwarden.