62 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden var» Dingsdag 27 Mei 1890» voorgesteld in de nota van amendementen die spr. in eene vorige vergadering aan burgemeester en wethouders ter over weging had aangeboden. Zij zijn volkomen onnoodigomdat daargelaten, dat reeds in den considerans de uitzondering wordt gemaaktbij de laatste alinea van het slotartikel alleen de bestaande verordening op het heffen van marktgeld wordt in getrokken. Waar er niet over gesproken wordt, blijven natuur lijk alle verordeningen van kracht. Eene verordening derogeert niet zoo ligt aan eene andere verordeningveel minder aan eene geheele ongelijksoortige, indien dit niet uitdrukkelijk is bepaald. Het amendement van den heer van Sloterdijck wordt in stemming gebragt en aangenomen met 15 tegen 5 stemmen, die van de heeren DirksKuipers, Troelstra, Reeling Brouwer, en van Harinxma thoe Slooten. Het artikel wordt hieroponder toevoeging van de door bur gemeester en wethouders nader voorgestelde nieuwe alinea zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De overige artikelen van het heffingsbesluiten daarna die van de verordening op de invordering met inachtneming van de nadere wijzigingen door burgemeester en wethouders voor gesteld zoomede de verordeningen in haar geheel worden zon der discussie en hoofdelijke stemming vastgesteldals volgt VERORDENING tot het heffen van marktgeld. De Raad der gemeente Leeuwarden Overwegende dat het wenschelijk is, de verordening op het heffen van marktgeld wegens staanplaatsen voor het uitstallen en uitventen van waren (met uitzondering van vee) zoo mede ten dienste van openbare vermakelijkhedenvastgesteld den 12 Januarij 1854, en gewijzigd bij besluit van den 8 Junij daaraan volgende te herzien Besluit, vast te stellen de volgende VERORDENING tot het heffen van marktgeld. Art. 1. Er wordt ten behoeve der gemeente een regt geheven onder den naam van marktgeldwegens a. het plaatsen van kramen disschenkarren kruiwagens en alle andere voorwerpen voor het verkoopen of ter verkoop uitstallen van goederen van welken aard ook b. het ter verkoop uitstallen van goederen op den grond c. het plaatsen van tenten caroussels hakblokken enz. tot het houden van openbare vermakelijkheden of vertooningen of het innemen daartoe van een bepaalde plaats in de open lucht; alles voorzoover dit geschiedt op openbare gemeentelijke pleinen, straten, wegen, wallen enz., met uitzondering van het terrein der veemarkt en der vischmarkt. Onder het bepaalde bij lit. b is mede begrepen het neder- legger» in- of uitpakken of wegen van goederen voor zoo ver dit geschiedt op de volgens de verordening op de marktpolitie voor die goederen aangewezen marktpleinen en gedurende den mark tijd. Art. 2. Het regt bedraagt per dag I. voor het gebruik omschreven bij art. 1 litt. a en b op de dagen waarop jaar- of weekmarkt wordt gehouden voor eene oppervlakte van drie centiare of daar beneden 5 cent, voor eene oppervlakte van meer dan drie tot en met zes centiare15„ voor elke verdere drie centiare of minder 5 cent meer; op andere dagen voor elke oppervlakte van zes centiare of minder 2J cent II. Voor het gebruik omschreven bij art. 1 litt. c: Voor eene oppervlakte van vijf centiare of minder. 5- voor eene oppervlakte van meer dan vijf tot en met tien centiare10, voor eene oppervlakte van meer dan tien tot en met vijftig centiare20 voor eene oppervlakte van meer dan vijftig tot en met honderd centiare50 voor eene oppervlakte van meer dan honderd tot en met honderdvijftig centiare80 voor elke verdere honderd centiare of minder, 10 cent meer. Art. 3. Het regt wegens het plaatsen van kramen, tenten, disschen caroussels enz., bedoeld bij art. 1 litt. a en c, is mede verschul digd voor de dagen waarop de opbouw en voor die waarop het wegruimen dier voorwerpen plaats heeft. Art. 4. Het regt volgens deze verordening is niet verschuldigd we gens het houden van tentoonstellingen van voorwerpen van nijverheid en kunstvoor zoover deze niet tot het behalen van winst worden gehouden. Art. 5. Het regt is verschuldigd door dengenedie het in art. 1 omschreven gebruik van de openbare gemeentelijke pleinen straten wegen wallen enz. maakten bij afwezigheid van dezen door hem die in zijne plaats optreedt. Art. 6. Deze verordening treedt in werking op den 1 Januarij 1891 met welk tijdstip de verordening op het heffen van marktgeld vastgesteld den 12 Januarij 1854 en gewijzigd bij besluit van den 8 Junij daaraanvolgende vervalt. VERORDENING op de invordering van het marktgeld. De Raad der gemeente Leeuwarden Gelet op zijn besluit van heden tot het heffen van markt geld Besluit vast te stellen de volgende VERORDENING op de invordering van het marktgeld. Art. 1. De invordering van het regt geschiedt door middel van open bare verpachting, tenzij de Raad uitdrukkelijk besluit, dat de invordering bij gaardering zal geschieden. De verpachting geschiedt telkens voor den tijd van drie ja ren tenzij de Raad, op voorstel van burgemeester en wethou ders, mogt besluiten, den duur van verpachting korter of lan ger te stellen. De voorwaarden der verpachting worden door burgemeester en wethouders vastgesteld. Indien de Raad tot invordering bij gaardering besluit, wordt door hem eene instructie voor den gaarder vastgesteld. Art. 2. Burgemeester en wethouders doen steeds onverwijld open bare kennisgeving van den naam van den pachter of gaarder. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 27 Mei U90. 63 Art. 3. Het regt kan voor eiken dag waarvoor het verschuldigd is dadelijk worden ingevorderd. Art 4. Het verschuldigd regt moet dadelijk op de eerste mondelinge aanvraag van den pachter of gaarder worden voldaan. Art. 5. Indien er tusschen den belastingschuldige en den pachter of gaarder verschil bestaat over de toepassing van het heffings besluit is de eerstgenoemde bevoegd, de beslissing van bur gemeester en wethouders in te roepenmits vooraf het regt zooals dat door den pachter of gaarder is berekend te hebben voldaan. Ingeval burgemeester en wethouders ten gunste van den be lastingschuldige beslissenwordt het te veel betaalde aan hem terug gegeven. Art. 6. Indien de belastingschuldige op de aanvraag van den pach ter of gaarder niet dadelijk het verschuldigde voldoetgeeft de pachter of gaarder daarvan onmiddellijk kennis aan den ambtenaar, bedoeld bij art. 261 der gemeentewet, die de vor dering herhaalt en bij niet betaling van het regt terstond proces verbaal opmaakt en aan den gemeente-ontvanger zendt ten einde de invordering te doen plaats hebben overeenkomstig de artt. 258—261 der gemeentewet. Art. 7. Deze verordening treedt in werking op den 1 Januarij 1891 met welk tijdstip de verordening op de invordering der markt- gelden vastgesteld den 12 Januarij 1854, vervalt. 4. Rapporten omtrent reclames tegen aanslagen in den hoofdelijken omslagdienst 1889 en 1890. In verband met de behandeling hiervan wordt de openbare vergadering door den voorzitter gesloten. Boekdrukkerij van A. Jongbloedte Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1890 | | pagina 4