Vergadering van Dingsdag 24 Junij 1890. 70 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 17 Juny 1890. gen door de bepalingdat omtrent het uitwendige van het ge bouw nader in overleg moet worden getreden met burgemeester en wethouders. De heer Bekhuis betuigt zijne instemming met deze wij ziging. Naar zijne meening zou men te ver gaan met het gebruik van gaskachels verpligtend te stellente meeromdat het bezwaar van den directeur der gemeentewerken alleen gold den uiterlijken vorm van den schoorsteen die het gebouwtje zou ontsieren. Spr. acht daarom de bepaling voldoende dat het bouwplanvoor zooverre betreft het uitwendige van het gebouw, vóór dat met de uitvoering wordt aangevangen, aan de goedkeuring van burgemeester en wethouders moet worden on derworpen. Sub. 3 der voorwaarden zal nu luiden: dat met de uitvoering niet zal worden aangevangen alvorens het plan vooral wat betreft den uitwendigen vorm van het gebouwtje, door burge meester en wethouders is goedgekeurd. Het aldus gewijzigd voorstel wordt zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. 4. Voorstel van curatoren van het gymnasium om over te gaan tot de definitieve benoeming van een leeraar in de geschie denis en aardrijksdunde aan die inrigting. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt hiertoe be sloten. Tot de benoeming overgaande, waartoe door curatoren wordt aanbevolen de heer E. T. Kuiperthans tijdelijk leeraar, is bet resultaat der gehouden stemming dat met algemeene (14) stemmen de heer E. T. Kuipers wordt benoemd tot definitief leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde aan het gymna sium op eene jaarwedde van f 2300, zulks met ingang van den dag waarop de loopende cursus eindigt. De voorzitter sluit hierop de vergadering. Boekdrukkerij van A. Jongbloedte Leeuwarden. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag '24 Junij 1890. 71 Tegenwoordig 17 leden. Afwezig met kennisgeving, de heeren Mr. J. S. baron van Ha- rinxma thoe Slooten Dr. J. Baart de FailleG. Menalda en H. Kuipers. Voorzitter de heer J. Troelstra, wethouder. I. De notulen van de vorige op 17 Junij j.l. gehouden verga dering worden gelezen en vastgesteld. II. Wordt medegedeeld 1dat het sectie-onderzoek omtrent het voorstel van burge meester en wethouders tot wijziging van het heffingsbesluit voor de belasting op het inkomen is afgeloopen en dat tot rap porteurs zijn benoemd de heeren Beucker Andreaevan Slo- terdijck en Duparc. 2. dat het openbaar examen aan de middelbare school voor meisjes zal plaats hebben op 10, 11 en 12 Julij e.k. De heeren Plantenga, Beucker Andreae en Theunisse worden uitgenoodigd deze examens bij te wonen. 3. dat de overgangs-examens aan het gymnasium zullen plaats hebben op 7 8 en 9 Julij e. k. Tot bijwoning dezer examens worden uitgenoodigd de heeren Dirks van Harinxina thoe Slooten en van Eijsinga. 4. Eene dankbetuiging van Mej. J. S. M. Hoog voor hare benoeming tot leerares in de Nederlandsche taal en letterkunde aan de Middelbare school voor meisjes alhier. III. Wordt ter tafel gebragt 1Een nader schrijven van den directeur der Leeuwarder waterleidingmaatschappij betreffende de voorgestelde wijziging der concessie. Zal voor zooveel noodig heden met het betrekkelijk voorstel van burgemeester en wethouders in behandeling worden geno men. 2. Een rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der rekening van de stadsarmenkamer, dienst 1889. 3. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot over neming van eene plek grond op den hoek van de Tuinen en de Turfmarkt. De stukken sub 2 en 3 worden ter visie gelegd, om in eene volgende vergadering te worden behandeld. IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproe pingsbrief vermelde punten. 1Benoeming van eene onderwijzeres in de handwerken aan de gemeenteschool no. 10 (vacature Mej. W. S. Vahlenkamp) De voordragt bestaat uit 1. Mej. A. G. Meewis te Leeuwar den 2. Mej. F. IJpes te Groningen en 3. Mej. C. A. J. Visser te Leeuwarden. De uitslag der gehouden stemming is, dat op Mej. Meewis 13 en op Mej. IJpes 4 stemmen zijn uitgebragt, zoodat eerst genoemde wordt benoemd. De datum van infunctietreding zal nader door burgemeester en wethouders worden bepaald. 2. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding van een adres van den directeur der Leeuwarder Waterleiding maatschappij in zake den verkoop der wateren onder Grouw. Burgemeester en wethouders stellen voor te besluiten 1. Voorbehoudens goedkeuring van heeren ^Gedep. Staten burgemeester en wethouders te magtigen, eene overeenkomst aan te gaan met het bestuur der Leeuwarder waterleiding-maat schappij waarbij wordt bepaald, dat de tweede volzin van art. 4 der concessie wordt vervangen door de volgende bepaling „Bij het vervallen der concessie of na verloop van den duur der concessie is de gemeente bevoegdom alle onroerende goe deren die het eigendom zijn van de concessionaris waaronder begrepen worden de eventuëel aan te koopen rijkswateren en verder de gebouwen inrigtingen machineriënpompenbui zen diensthuizen en in het aigemeen al wat tot de waterlei ding behoorttot zich te nemen tegen eene vergoedingwan neer daaromtrent niet mogt worden overeengekomendoor vijf deskundigen te bepalen van welke deskundigen door ieder der partijen twee en de vijfde door den Kantonregter zal worden benoemd." en na art. 18 zal volgen een nieuw artikel 18a luidende: „De concessionaris verbindt zich de haar in eigendom toe- behoorende onroerende goederen waaronder begrepen zijn de eventuëel aan te koopen rijkswaterenniet te vervreemden noch daaraan eene bestemming te geven, anders dan ten dienste van de drinkwaterleiding voor de gemeente Leeuwardennog aan derden regten daarop te verleenenzonder toestemming van den Raad der gemeente Leeuwarden. Onder deze regten worden niet begrepen het jagt- en vischregt." „De bovenomschreven gewijzigde tweede volzin van art. 4 en het nieuw artikel bovenvermeld worden door partijen be schouwd als waren ze opgenomen in de bestaande overeenkomst van 4 April 1888 en maken derhalve deel uit van de voorwaar den der concessie." II. aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te zenden het navolgend adres Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. „Geeft eerbiedig te kennen de Raad der gemeente Leeu warden dat door eene nadere overeenkomst met de Leeuwarder Wa terleiding-maatschappij de bezwaren van den Raad tegen de aanneming van het wetsontwerp tot verkoop door den Staat aan die Maatschappij van de niet voor de scheepvaart benoo- digde deelen van het Pikmeer en de Ee onder Grouwge meente Idaarderadeeluiteengezet in 's Raads adres van den 3 Junij 1890, zijn opgeheven. Weshalve hij uwe vergadering eerbiedig verzoekt, voormeld adres als niet ingezonden te willen beschouwen." De Voorzitter geeft lecture van een nader schrijven van den directeur der maatschappij, waaruit blijkt, dat bij het be stuur der maatschappij geen bezwaar bestaatom in de voor gestelde wijziging van art. 4 der concessie achter de woorden „tot zich te nemen" te laten volgen de woorden„de bedoelde rijkswateren voor den prijs, daarvoor door de concessionaris aan den Staat te betalen en het overige enz." terwijl in den met den directeur aan te gane overeenkomst de bepaling zal kun nen worden opgenomendat die overeenkomst binnen drie maan den door de aandeelhouders moet zijn bekrachtigden zoo noo dig de koninklijke goedkeuring moet zijn aangevraagd. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer V8.I1 Sloterdijck kan zich met het voorstel niet vereenigen. Het komt hem voor, dat ook door de nader ge wisselde correspondentie en de daaruit voortvloeijende wijziging van het voorstelde bezwarendie dezerzijds tegen het aan hangig wetsontwerp betreflende den verkoop der rijkswateren onder Grouw zijn ingebragtniet zijn opgeheven. Wel is te gemoet gekomen aan enkele grieven die daardoor tamelijk wel zijn opgelost, maar niet het geheele bezwaar, dat misschien wel wat kort, maar toch duidelijk in 's Raads adres aan de Tweede Kamer is opgenomen en voor spr. de kern er van uit maakt. In dat adres n.l. zeide de Raad„dat bij het verleenen van de concessie nimmer is gedacht aan de mogelijkheid dat het Pikmeer er. de Ee onder Grouw uit handen van den Staat waarin men die wateren als prise d'eau veilig achttein par ticulieren eigendom zouden overgaan." De Raad zag dus in den eigendom dier wateren in handen van den Staat den mees ten waarborg voor de handhaving der belangen van de gemeente. Spr. is deze opinie nog toegedaan. Hij gelooftdat het bezit der wateren door de waterleiding-maatschappij voor het ver-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1890 | | pagina 1