74
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 24 Junij 1890.
het bezwaar van de waterleiding-maatschappij terstond kan wor
den weggenomen.
De heer Minnema Buma kan zich aansluiten bij de be
zwaren tegen het voorstel als in strijd met de indirecte belan
gen der gemeente. Maar ook met het oog op het direct belang
heeft spr. er bedenking tegen. De gemeente kan na afloop der
concessie alle onroerende goederen overnemen tegen taxatie
terwijl nu bepaald zal wordendat de bedoelde watervlakten
voor 6250 zullen worden overgedragen. Had men overigens
eene goede zaak voor dan zoude die meerdere uitgaaf op de
zoo belangrijke kosten van overdragt wel niet van grooten in
vloed zijnmaar om geheel vreemd een betrekkelijk zoo hoog
bedrag te betalen voor water dat men liever niet in eigendom
heeftkomt spr. ongeraden voor.
Voorts heeft spr., na kennisneming van de statuten der maat
schappij daaruit opgemaaktdat de directeur niet bevoegd is
tot het aangaan van deze overeenkomst met de gemeente buiten
de aandeelhouders om. Het geldt hier geen daad van bestuur
of vertegenwoordiging der maatschappij in of buiten regten
maar eene wijziging van de concessie d.i. van de basis der
maatschappij waaraan bij het vaststellen der statuten niet schijnt
te zijn gedacht en waarin dan ook evenmin is voorzien. De
directeur en de commissarissen hebben zamen dertig aandeelen,
doch de heeren van den Broek en van Barneveld Kooyde
oorspronkelijke concessionarissen te zamen 615 aandeelen en
dus op 35 na alle aandeelen in liet maatschappelijk kapitaal
groot 650000. Het is de vraag hoe deze of hunne regtver-
krijgenden over de wijziging denken.
Spr. zal tegen het voorstel stemmen, doch wordt het aangeno
men, dan beveelt hij de grootste voorzigtigheid aan bij het afslui
ten der overeenkomst, ten einde te voorkomen dat de aandeel
houders later kunnen zeggen dat die, wat den vorm betreft,
onwettig is.
De heer Reeling Brouwer deelt mede hoe de zaak in
de wereld is gekomen. Het eerst kwam ze bij burgemeester
en wethouders in bespreking. Onder de leden van dit colle-
gie bestond verschil van gevoelen twee der leden waartoe
spr. behoorde waren niet tegen het wetsontwerpomdat zij
van oordeel waren dat volgens de woorden van het contract de
prise d'eau behoort tot de onroerende goederen die de ge
meente later zal kunnen overnemen. Het collegie achtte het
wenschelijk, om de zaak aan het oordeel van eene raadscom
missie te onderwerpen. Deze was van meeningdat de woor
den in het contract niet zóó duidelijk waren dat twijfel zou
zijn buitengesloten zij adviseerde tot het zenden van een adres
aan de Tweede Kamer, om te bevorderen dat het wetsontwerp
niet worde aangenomen. Een door de commissie ontworpen
adres werd met algemeene stemmen door deze vergadering aan
genomen. De wakkere directeur der waterleiding-maatschappij
achtte het verzenden van dit adres niet in het belang zijner
maatschappij en der gemeente. Van daar zijn pogen, om het
verzenden van het adres ongedaan te maken. Ook spr. is die
meening toegedaan. Wel wordt hoog opgegeven van een re
glement van politiedat zou kunnen worden gemaaktdoch
spr. betwijfelt of de Hooge Regeering daartoe zou willen over
gaan alleen voor de belangen van een privaat eigendom.
Maar al bestond een zoodanig reglement, wie zou op de nale
ving der bepalingen moeten toezien? Zou men dat kunnen ver
wachten van de politie in de gemeente fdaarderadeel Zou
die daarvoor voldoende zijn Is daarentegen de maatschappij
eigenares dan kan wanneer zij het noodig oordeelteen ge
deelte worden afgesloten. Spr. bedoelt hier niet mede de
geheele afsluiting der geulen door kaden maar eene gedeelte
lijke afsluiting om te voorkomen dat de prise d' eau worde
verontreinigd door afvalwater van een of andere fabriekdie
in de nabijheid zou kunnen worden opgerigt.
Eene civiele actie moge een log weiktuig zijn, van een po-
litie-reglement zalnaar spr. meent niets teregt komen. Het
zal dus in het belang zijn èn van de maatschappij èn van de
gemeentedat het voorstel van burgemeester en wethouders
worde aangenomen.
De heer Bekhuis had aanvankelijk niet het voornemen zich
in de discussiën te mengen maar na het door den heer Brou
wer gesprokene moet hij een woord in hel midden brengen.
Die geachte spreker zeidedat de Raad met het voorstel der
commissie medegingom een adres tot de Tweede Kamer te
rigten op grond dat er geen zekerheid bestond omtrent den
eigendom der prise d'eau na afloop der concessie. Dit was
echter niet spr's motief, om aan dat voorstel zijne stem te
geven. Hij toch zag in de concessie-voorwaarden geen be
zwaar dat niet de gemeente wanneer zij eenmaal zou treden
in de regten der maatschappij ook eigenares zou worden der
prise d'eau. Art. 4 bepaalt, dat de gemeente bevoegd is alles
wat tot de waterleiding behoort over te nemen. En nu zal
toch niemand ontkennen dat het water een integrerend deel
is eener waterleiding.
Er is nog meer. Volgens het contract zal bij het bepalen
der vergoeding rekening moeten gehouden met de waarde
die de waterleiding geacht kan worden te hebben als industri-
eele onderneming. Die waarde zal door vijf deskundigen wor
den bepaald. Welnu is er op het tijdstip der overdragt geen
water of is de prise d'eau te kleindan zullen de deskundigen
de waarde van de onderneming wel op een zeer gering bedrag
bepalen. De beslaande concessie-voorwaarden acht spr. dan
ook alleszins voldoende zoodat hij geen waarde hecht aan de
voorgestelde toevoeging.
Maar wel is spr. zeer tegen de aanneming van het wetsont
werp. De heer Meijer zeide dat de Raad in de eerste plaats
daarbij het gemeente-belang op het oog moet hebben. Dit acht
spr. juistmaar toen hij in de vergadering van 3 Junij mede
werkte tot het vaststellen van een adres aan de Tweede Kamer,
stelde hij zich toch op een ruimer standpunt. Hij beschouwt
de eigendomsoverdragt in het algemeen belang niet gewenscht.
Elke beperking in het vrije verkeer op die wateren elke be
lemmering die er zal ontstaan, ondanks de bepaling dat er
volgens voorschrift van Gedeputeerde Staten vaargeulen moeten
worden opengehouden acht spr. in strijd niet alleen met het
algemeen belangmaar ook met het belang van Leeuwarden
de hoofdplaats de hartader der provincie.
In het adres van den directeur wordt gezegddat het bezit
voor de maatschappij noodzakelijk is om goed water te kunnen
leveren. Dit komt spr. vreemd voorbij de overeenkomst tus-
schen de concessionaris en de gemeente is die noodzakelijkheid
dan ook niet gebleken. Was werkelijk liet in eigendom bezitten
van de wateren voor de contractant ter andere zijde noodzake
lijk dan verbaast het spr., dat ernstige mannen dergelijke ver-
phgtingen op zich namen zonder vooraf zekerheid te hebben
verkregen dat er bij de regeering tegen de overdragt van het
Pikmeer geen bezwaar bestond. Doch die bewering is, naar
spr's overtuiging, met de werkelijkheid in strijd. Zooals bekend
is zijn door de goede zorgen van de concessionarissen gedu
rende 2 jaren vele proeven genomen met water uit het Pik
meer, waardoor de deugdelijkheid van dat water afdoende is
gebleken.
De waterleiding is reeds 1 jaar in volle bedrijf enhoewel
de wateren Staatseigendom zijnwerden nimmer aanmerkingen
of klagten vernomen. Zelfs is in het vorige jaar gepubliceerd,
dat het water ten genoegen van burgemeester en wethouders
geheel voldeed aan de gestelde strenge eischen. Om al deze
redenen acht spr. den eigendom der prise d'eau voor de maat
schappij niet noodzakelijk. Wanneer menzooals gewoonlijk
geschiedt zijn oog slaat op de zustersteden dan ziet men
dat meer dan eene waterleiding, zooals hier, het water onttrekt
uit den open boezem o.a. in Groningen. Nu zegt men dat
daar minder scheepvaartbeweging is maar het is bekenddat
juist in die provincie het water het meest door fabrieken ver
ontreinigd wordt. In Schiedam en Rotterdam wordt het water
getrokken uit de vrije Maas; door het uitstekende filtreer systeem
wordt dit water van betere hoedanigheid geacht dan duinwater.
Dat zijn alle openbare wateren waarop van toepassing is het
door den heer Duparc genoemd reglement, dat voldoende waar
borg tegen verontreiniging geeft. Ten laatste, de wateren onder
Grouw staan bij de schipperij gunstig bekend jaren lang is dat
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 24 Junij 1890.
75
water ook zonder filtreerstelsel gebruikt,
dat gebruik is nimmer gebleken.
Spr. gaat nogmaals de geschiedenis van deze zaak na en
komt tot de slotsom dat het adres alleen dan moet worden
ingetrokken wanneer de onverbiddelijke noodzakelijkheid daartoe
bestaat. En deze is volgens spr's overtuiging niet aan te toonen.
Van ecnig nadeel bij gevraagd wordt isdat door den gemeenteraad wordt te kennen
gegeven dat de bezwaren zijn opgeheven en hij daarom zijn
eerste adres intrekt.
De heer Buma heeft bezwaar ten aanzien van de bevoegdheid
van den directeur om met de gemeente te contracteren. Spr.
gelooft met den heer Meijerdat wanneer de directeur en de
De maatschappij is aan bezwaren tegemoet gekomen maar die commissarissen die van alles op de hoogte zijnbereid zijn
wijzigingen hebben voor spr. geene groote beteekenis. De wa- de voorgestelde aanvullingen in de concessie op te nemen hier-
teren onder Grouw blijven staatseigendom dat cischt het alge- tegen bij de aandeelhouders geen bezwaar zal bestaan. Deze
meen en het gemeentebelang. Ook daarom wil spr. het eerste kunnen moeijelijk het bestuur een slag in het aangezigt geven
In het adres van den directeur is echter eene zinsnededie
spr's. bijzondere aandacht heeft getrokken. Er wordt n.l. me
degedeeld „dat volgens de overeenkomst thans ter bekrachti
ging aan de Tweede Kamer der Staten Generaal voorgedragen,
de afsluiting der wateren niet zal kunnen geschieden dan met
toestemming van Gedeputeerde Staten en dus niet, dan wan
neer zij door een groot algemeen belang de waterverzorging
in deze gemeente wordt gevorderd en zoodanig, dat zij voor
de scheepvaart geen bezwaar oplevert. Dit is zeker een punt
van gewigt. Maar spr. heeft die bevoegdheid van Gedeputeerde
Staten in geen der stukken kunnen vinden. Hij kan er niets
anders uit lezen dan dat de wijze van afsluiting aan de goed
keuring van Gedeputeerde Stalen is onderworpen.
Alles resumerendekomt spr. tot de slotsom dalhoewel
uit een oogpunt van algemeen belang tegen de overdragt der
wateren bezwaren kunnen worden ingebragtin den bestaan-
den stand van zaken de Raad dezer gemeente moeijelijk kan
aarzelenom aan adressants verzoek, om het ingediende adres
in te trekkente voldoen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
I Bij onderdeel 1 dat nu aan de orde komtstelt de heer
Meijer voor, in art. 4 de bepaling op te nemen: „de overne
ming der eventueel aan te koopen rijkswateren geschiedt tegen
betaling eener som van ƒ6250."
De heer Bekhlli8 kan zich met dit amendement niet ver
eenigen. Bij de concessie is overeen gekomen dat de waarde
der over te nemen goederen zal worden bepaald door vijf des
kundigen, die daarbij in aanmerking zullen hebben te nemen de
waarde, die de waterleiding dan als industriële onderneming zal
hebben. Wanneer reeds nu zal worden uitgemaaktwelke die
waarde zal zijn, dan verkort men het regt, aan de contractante
toegekend.
De heer Meijer heeft het bezwaar van den heer Bekhuis
ziging in de concessie-voorwaarden voldoenden waarborg geven njet begrepen. Het is waardat die bepaling m de concessie
omtrent de belangen die de gemeente Leeuwarden bij de prise verkomtmaar wat is er tegen dat nu reeds door partijen
d'eau heeft, indien de bewuste wateren het eigendom der wa-
terleiding-maatschappij worden.
Spr. meentdat die vraag toestemmend beantwoord moet
worden. Hij gelooftdatwanneer de aanvullingen en verdui
delijking der voorwaarden waartoe de maatschappij bereid is
reeds in de oorspronkelijke concessie-voorwaarden waren op
genomen de Raad vrij zeker geen adres zou hebben ingediend.
Wel acht de heer Bekhuis die aanvullingen tamelijk overbo
dig omdat hij van oordeel is dat de oorspronkelijke voorwaar
den bij eventuele overdragt de gemeente reeds regt zouden geven
op de prise d'eaumaar toch moet spr. hem doen opmerken
datwaar het Pikmeer en de Ee zoo uitgestrekte plassen zijn
het later wel eens de vraag zou kunnen zijnof al die wateren
tot de waterleiding behooren dan wel een gedeelte er van.
Spr. meent overigensdat de heer Dirks zeer juist heeft
opgemerktdatwanneer het eerste adres niet wordt inge
adres handhaven, in de hoop, dat de Tweede Kamer daarin
aanleiding zal mogen vinden om de voorloopige overeenkomst
met de maatschappij niet te bekrachtigen.
De Voorzitter gelooftdat men thans zooals wel bij meer
debatten geschiedtde zaak te ver ophaalt. Men heeft zich
z.i. op dit standpunt te plaatsen. De concessionarissen hebben
reeds tijdens het verkrijgen der concessie pogingen aangewend,
om het Pikmeer en de Ee in eigendom te verkrijgen. Met het
oog hierop is juist in 1886 aan hen uitstel verleend voor het
indienen van een uitgewerkt technisch ontwerp. Spr. deelt dit
mede, omdat de heer Bekhuis schijnt te betwijfelen, dat de
concessionarissen wel tijdig genoeg maatregelen hebben geno
men, om het bezit der prise d'eau te verwerven.
Nu is eene voorloopige overeenkomstbetreffende den aan
koop dier waterendoor de maatschappij met het bestuur der
Domeinen getroffen welke overeenkomst aan de Tweede Ka
mer ter bekrachtiging is aangeboden. Van verschillende zijden
werden bedenkingen daartegen ingebragtde verceniging „Oos-
tergoo," de gemeente ldaarderadeel, en onderscheidene ingeze
tenen van Grouw hebben hune bezwaren ingediendwelke
aanleiding hebben gegeven tot wijziging van artikel 3 der over
eenkomst. Het gewijzigde contract is toen opnieuw bij de
Tweede Kamer ingekomen. De commissie van rapporteurs sprak
wel ter loops als hare meening uitdat het beter ware zich
te houden aan eene ingebruikgeving van de wateren tegen beta
ling van eene jaarlijksche retributie maar zij deed toch niet
het voorstel 0111 de bekrachtiging te weigeren.
Nu de zaak zoover gevorderd was en er geene nieuwe be
zwaren waren ingekomenkomt in eens het adres van de
gemeente Leeuwarden als 't ware uit de lucht vallen. Het is
dus natuurlijkdat de directeurdie reeds meende zeker te
kunnen zijn den eigendom te zullen verkrijgen alles aanwendde
om door opheffing der bezwarendie tot het indienen van dat
adres hadden geleid de intrekking er van te bewerken.
De Raad heeft zich z.i. nu alleen af te vragen of de wij-
wordt overeengekomen omtrent de waarde der wateren. De
heer Bekhuis gaf echter geen enkel motief voor zijn bezwaar
zoodat de heer Meijer zijn amendement blijft handhaven.
De heer Dirks zegtdat het bedrag ad 6250 waarop de
waarde der wateren nu zal worden bepaald niet zoo maar uit
de lucht is gegrepen maar overeenkomt met de som die de
maatschappij voor den eigendom der prise d'eau aan het Rijk
zal moeten betalen.
De heer Bekhuis acht die wijziging in strijd met het be
ginsel van taxatie, in de concessie opgenomen. Hij zal stem
men tegen elke afwijking daarvan ook tegen iedere toevoeging
of verbetering van de eenmaal vastgestelde voorwaarden.
Na eenige bespreking tusschen de heeren Plantengavan
trokken en de Tweede Kamer het wetsontwerp toch aanneemt, Sloterdijck en den Voorzitterover de vraag van eerstgenoemde,
de gemeente in mindere conditie zal komen. Persoonlijk ge
looft spr. ookdatwanneer de wateren het eigendom van den
Staat blijvenhet gemeentebelang voldoende verzekerd zal zijn.
Maar hieromtrent bestaat geen zekerheid. Het wetsontwerp is
ingediend en wordt het aangenomen dan eischt het belang dei-
gemeente dat behoorlijke waarborgen bestaan voor de toekomst.
Deze nu kunnen verkregen worden en het eenige wat daarvoor
of niet eerst het adres omdat z.i. daarin het beginsel ligt op
gesloten en dan de wijziging van de concessie in stemming
moet worden gebragtwordt besloten over te gaan tot eene
stemming over het amendement van den heer Meijer op de
voorgestelde wijziging van art. 4.
Het resultaat dezer stemming is, dat het amendement wordt