Vergadering van Dingsdag 2 September 1890.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dingsdag 20 Augustus 1890.
jon 11 stemmen zijn uitgebragt, terwijl J. de Roos 1 stem
verkreeg zoodat eerstgenoemde wordt benoemd.
De datum van infunctietreding zal nader door burgemeester
en wethouders worden vastgesteld.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verhooging
van de jaarwedde van den heer G. Geerts, hoofd der gemeen
teschool no. 1.
Zender discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit voorstel besloten
de jaarwedde ad ƒ1150 van den heer G. Geerts, hoofd der
gemeenteschool no. 1 wegens 12-jarigen diensttijd als zooda
nig, te verhoogen met ƒ100 en alzoo vast te stellen op ƒ1250
en die verhooging te doen rekenen te zijn ingegaan den 1
Augustus 1890.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee
nen van eene subsidie aan het Friesch genootschap voor ge
schied-, oudheid- en taalkunde.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor, te besluiten:
Aan het Friesch genootschap voor geschied-, oudheid- en
taalkunde tot wedeiopzegging eene jaarlijksche subsidie ad f250
te verleenenvoor het eerst in het jaar 1891, onder voor
waarde evenwel dat minstens zes Zondagen in het jaar het
museum van het genootschap worde opengesteld tegen eene
entree van tien cent en dat jaar lijks aan het gemeentebestuur
worde overgelegd een verslag van den toestand der geldmiddelen
van het genootschap.
De heer Duparc kan zich met het voorstel wel vereenigen
en juicht ook zeer de grondgedachte van burgemeester en wet
houders toewelke zij hebben neergelegd in de voorwaarde
om op eenige Zondagen het museum tegen lager entree toe
gankelijk te stellen. Spr. moet evenwel de opmerking maken
dat dit reeds voor een gedeelte geschiedt. Sinds eenige ja
ren toch wordt het museum drie malen in het jaar tegen
een entree van tien cent opengesteld. Spr. heeft zich eens
geïnformeerd naar de resultaten van dien maatregel en toen
werd hem medegedeeld, dat op den eersten Zondag, waarop
die lagere entrée was gesteld, het museum door 300,
den tweeden Zondag door 150 en den derden Zondag door
ruim 100 personen werd bezocht, te zamen dus 500 a G00 per
sonen, waarvan verscheidenen ook van buiten de stad. Daarom
is bij spr. de vraag gerezen, of de Raad niet nog iets verder
zou kunner. gaan en als voorwaarde stellen, dat de toegang op
eenige Zondagen in het jaar kosteloos moet zijn op de wijze
door het bestuur van het genootschap te bepalen. Het zal den
leden niet onbekend zijndat in alle plaatsen van eenig be
lang waar een museum isditzoo niet dagelijks, dan toch
eiken Zondag kosteloos voor het publiek openstaat. Geschiedt
dit laatste ook hierdan zal het doelwaarop burgemeester
en wethouders in hun voorstel wijzen, nog te meer worden
bevorderdde ontwikkelende invloeddien eene bezichtiging
van het museum op het volk kan uitoefenen, wordt in de hand
gewerkt, door het bezoek er van te vergemakkelijken. Nu zou
men als bezwaar legen kosteloozen toegang kunnen aanvoeren,
dat alsdan voor de betalende bezoekers de bezichtiging zou
worden bemoeijelijkt maar dit zal niet zoo ver loopen.
Naar spr. toch heeft vernomen, bezoeken des Zondags in den
regel met meer dan 15 a 20 personen het museum. Deze
zouden zich dien dag nog vrij genoeg kunnen bewegenal
werd op dien dag het museum voor het volk kosteloos open
gesteld.
Ook behoeft men niet te vreezen voor nadeelige gevolgen van
een bezoek door het volk. De ondervinding, hier en elders bij
tentoonstellingen opgedaan, -- spr. weet het ook uit eigen erva
ring, heeft doen zien, dat het volk zich bij die gelegenhe
den behoorlijk weet te gedragen. Ieder die tot zoodanig bezoek
opkomtook het volkgeeft daardoor reeds het bewijs van
gevoel voor het schoone of het nuttigeen dit weerhoudt hem
als van zelf van handelingen die schade aan voorwerpen of
gebouw zouden kunnen toebrengen. Het volk weet op zijn tijd
ook in overdrachtelijken zin wat „noblesse oblige" beteekent.
Spr. stelt voorde conclusie in zoover te wijzigen dat als
voorwaarde worde gesteld de kostelooze openstelling van het
museum op zes Zondagen in het jaar. Heeft het bestuur hier
tegen bezwaren dan kan het die aan den Raad kenbaar maken.
Spr. wil intusschen gaarne nu reeds verklarendat hij dan
toch zijne stem aan het voorstel tot het verleenen van subsidie
niet zal onthouden.
De heer Meijer zou dit amendement wel willen ondersteu
nen als hij eenige zekerheid hadin hoever het bestuur van
liet genootschap met deze voorwaarde genoegen zal nemen.
De Voorzitter kan hierop niet met zekerheid een ant
woord geven. Het bestuur van het genootschap is niet geraad
pleegd. Wel weet hij zich te herinneren, dat toen voor een
paar jaren het beurslokaal aan het genootschap in gebruik
werd gegeven voor het houden van eene tentoonstelling men
gaarne daaraan de voorwaarde had verbonden, om die tentoon
stelling kosteloos open te stellen doch toen bij het bestuur is
gestuit op het bezwaardat de kosten van de tentoonstelling,
daardoor veroorzaakt, te hoog zonden loopen.
Wordt nu de voorwaarde gesteld zooals de heer Duparc in
overweging geeft, dan zal met de eene hand worden genomen,
wat met de andere gegeven wordt. Spr. stemt het toedat
kosteloos bezoek zeer goed kan geschieden, maar het vereischt
veel toezigt en voorzorgsmaatregelen, die weder aanzienlijke
kosten medebrengen.
De heer Meijer geeftna de verkregen inlichtingen den
heer Duparc in overwegingzijn amendement te wijzigen in
dien zin dat het museum op minstens zes Zondagen zoo mo
gelijk kosteloosof anders tegen een entrée van ten hoogste
tien cent worde opengesteld.
De heer Duparc neemt dit amendement over.
De conclusie van het voorstel aldus gewijzigdwordt nu
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De vergadering wordt hierop door den voorzitter gesloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloedte Leeuwarden.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dingsdag 2 September 1890.
87
Tegenwoordig 16 leden.
Afwezig de heeren J. F. H. Bekhuis H. Kuipers G. Menalda,
Jhr. Mr. G. van Eijsinga en Dr. J. Baart de la Faille.
Voorzitter de heer F. Lyklama a Nijeholt burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 26 Augustus j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen:
1eene dankbetuiging van J. Golmjon voor zijne benoeming
tot onderwijzer aan de gemeenteschool no. 11.
2. eene dankbetuiging van den heer G. Geertshoofd van
de gemeenteschool no. 1 voor de verhooging zijner jaarwedde.
3. dat door burgemeester en wethouders is aangewezen
als voorzitter van de commissie voor openbare werken de
burgemeester
als voorzitter van de commissie voor de gemeentelijke bewaar
scholen de heer Dr. N. Reeling Brouwer.
III. Wordt ter tafel gebragt het rapport der raadscommissie
omtrent het onderzoek der begrooting voor het stadsziekenhuis,
dienst 1891.
Wordt voor de leden ter visie gelegdom in eene volgende
vergadering te worden behandeld.
IV. Wordt overgegaan tot de behandeling van de op den
oproepingsbrief vermelde punten.
1Benoeming van een wethouder wegens periodieke aftreding
als zoodanig van den heer J. Troelstra.
De uitslag der gehouden stemming is, dat 13 stemmen zijn
uitgebragt op den heer Troelstra, terwijl de heer Meijer 1 stem
verkreegzoodat de heer J. Troelstra als wethouder wordt be
noemd.
Tijdens deze stemming waren de heeren van Harinxma thoe
Slooter. en van Sloterdijck nog niet ter vergadering verschenen.
De benoemde betuigt zijnen dank voor het opnieuw in hem
gestelde vertrouwen en hij verklaartde benoeming aan te
nemen.
De voorzitter wenscht den heer Troelstra geluk en spreekt
zijn vertrouwen uitdat hij de betrekking van wethouder met
gelijke zelfvoldoening zal vervullen als tot nu toe het geval is
geweest.
I 2. Benoeming van leden der commissie voor het ontwerpen
I van strafverordeningen.
Tot leden dezer commissiewaarvan de burgemeester voor
zitter isworden herbenoemd de aftredende leden de heeren
A. Duparc, Mr. J. L. van Sloterdijck, Mr. J. Minnema Buma
en Mr. J. C. Meijer.
De heer van Sloterdijck is tijdens het houden dezer stemmin
gen ter vergadering verschenen.
3. Benoeming van leden der commissie voor openbare werken.
De uitslag der gehouden stemmingen is dat alle aftredende
leden, de heeren Mr. J. DirksJ. F. H. Bekhuis, G. Menalda
en R. H. Dijkstia worden herbenoemd.
4. Benoeming van leden der commissie voor de gemeentelijke
betvaarscholen.
Tot leden dezer commissie worden herbenoemd de heeren J.
van der ScheerMr. J. G. Meijer Dr. J. Baart de la Faille en
H. Beucker Andreae.
Regeling der rangorde van zitting in de vergadering.
Bij loting wordt toegewezen
plaats no. 1 aan den heer
9
n n n n
n 3
n 4
ti 5
ti b ti
t, 7
8
9
*10
11
12
13
„14
tl H 15 tl tl tl
n 16
17
18
J. F. H. Bekhuis.
Dr. J. Baart de la Faille.
F. Plantenga.
H. Kuipers.
Mr. J. Minnema Buma.
A. Duparc.
R. H. Dijkstra.
G. Menalda.
Mr. J. Dirks.
Mr. J. G. Meijer.
Jhr. Mr. G. van Eijsinga.
J. Theunisse.
W. J. Oosterhofï'.
S. H. Hijlkema.
Mr. J. L. van Sloterdijck.
D. Tigler Wijbrandi.
H. Beucker Andreae.
J. van der Scheer.
6. Verdeeling van den Raad in sectiën.
De uitslag der gehouden loting is dat worden aangewezen
a. tot leden der le sectie, waarvan de burgemeester voor
zitter isde heeren H. Beucker Andreae Mr. J. L. van Slo
terdijck J. TheunisseR. H. DijkstraJ. van der Scheer
Mr. J. Dirks en Mr. J. S. baron van Harinxma thoe Slooten
wethouder
b. tot leden van de 2e sectie de heeren J. F. H. Bekhuis
G. MenaldaJhr. Mr. G. van Eijsinga S. H. HijlkemaA. Du
parcDr. J. Baart de la Faille en tot voorzitter de heer J. Troel
stra wethouder
c. tot leden van de 3e sectiede heeren F. Plantenga
Mr. J. G. Meijer, H. Kuipers, Mr. J. Minnema Buma, D. Tigler
Wijbrandi W. J. Oosterhoff, en tot voorzitter de heer Dr. N.
Reeling Brouwer.
7. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der
begroeting voor de stads armenkamer dienst 1891.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit rapport besloten
1. de subsidie aan de stads armenkamer over het jaar 1891
te bepalen op ƒ30,457.50 en vast te stellen het overgelegd
ontwerp-besluit
2. de door heeren voogden ingediende begrooting voor 1891
goed te keuren zoo in ontvang als in uitgaaf tot een bedrag
van ƒ37,175.17.
8. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek der
begrooting van kosten voor de d.d. schutterij dienst 1891.
Conform het voorstel der commissie wordt besloten
de begrooting van kosten voor de dienstdoende schutterij voor
het dienstjaar 1891 voorloopig vast te stellen in ontvang en
uitgaaf op ƒ4956.
9. Verslag van rapporteurs uit de sectiën omtrent het onder
zoek van het voorstel van burgemeester en wethouders tot wij
ziging van het besluit op de heffing en de verordening op de
invordering van eene directe belasting op het inkomen.
(Zie bijlagen nos. 11 en 13 tot het verslag van 's Raads han
delingen).
Daar geen der leden in het algemeen het woord wenscht te
voeren wordt overgegaan tot behandeling van de onderschei
dene onderdeelen van het voorstel van burgemeester en wet
houders.
Sub 1° wordt voorgesteld in art. 2 van genoemd heffings-
besluit de woorden „meer dan driehonderd vijftig gulden" te
doen vervangen door de woorden „vierhonderd vijftig gulden of
meer".
De rapporteurs deelen in hun verslag mededat zij omtrent