90 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dingsdag 2 September 1890. De heer TrOölstra heeft uit het verslag van rapporteurs gelezendat deze van oordeel zijn dat het bestaande art. 9 moet behouden blijven omdat dan het vaststellen van het cij fer van percentage niet aan den Raad zal worden onttrokken. Het bezwaar tegen den nieuwen maatregel acht spr. meer schijn dan wezen. Thans wordt jaarlijks op de gemeentebe- grooting een bruto bedrag voor de opbrengst der belasting uit getrokken dit wordt met een bedrag voor ontheffingen ver minderd waarna men het netto cijfer verkrijgt. Die cijfers steunen op de ervaring van vorige dienstjaren en in verhouding daarnaar stelt men hot percent-cijfer vast, Naar het nieuwe voorschrift zal dit niet geschieden, maar spr. ziet niet in, dat het in de practijk veel verschil zal geven. Wil men de op brengst van de inkomstenbelasting als sluitpost op de gemeen- tebegrooting blijven behoudendan moet men niet een cijfer van percentage bij de begrooting bepalen maar daarin opne men het juiste bedrag, dat noodig zal zijn. Uit de toelichting kan de Raad dan even goed als nu opmaken, welke percen tage zal moeten worden geheven mogelijk met een verschil van een kleine fractie. Tegen de bestaande regeling bestaat evenwel een comptabel bezwaar. Want wat is het geval? Op de gemeentebegrooting wordt eene som uitgetrokken als opbrengst dezer belasting en wanneer nu het totaal bedrag dat het primitief kohier aanwijst^ hooger is dan dat cijferdan wordt volgens het bestaand art. 9 slechts een gedeelte van den aanslag ingevorderd. Maar het totaal bedrag van het kohier kan ook lager zijn dan kan men het cijfer der percentage niet veranderen en moet men dus een minder bedrag heffen, dan waarop bij de begrooting is gerekend. Wat was het geval met de begrooting voor het loopende jaar Hierop is als opbrengst der belasting uitgetrokken een bedrag van ƒ189,637 doch het primitief kohier wees maar ƒ185,955 aan, zoodat ongeveer ƒ3600 minder zal worden ontvangen, dan waarop gerekend istenzij de suppletoire kohieren meevallen. Over de laatste tien jaren kwamen de cijfers in de begrooting vrij wel overeen met de cijfers in de rekeningen in 5 jaren was de zuivere opbrengst meer dan de ramingin de andere 5 jaren mindermaar toch vindt men in enkele jaren nog al geen onbelangrijke verschillen. Zoo bleef men in 1884 ƒ2000 en in 1886 ƒ1500 beneden de raming. Dit is een gebrek voortvloeijende uit de verordening. Want vallen de kohieren tegendan kan men het tekort niet inhalen en kan de post op de begrooting niet als sluitpost worden be schouwd. De Raad zal dus wel doen met het voorstel van burgemeester en wethouders aan te nemen. Eene enkele opmerking jiog. In het verslag van rapporteurs wordt gezegd dat in 5 van de laatste tien jaren de opbrengst der belasting beneden de raming bleefmaar tevensdat het bedrag van ontheffingen en oninbare posten dat verschil zeer verre overtrof, dat dus de ontheffingen te laag waren geraamd. Hiertegenover staan evenwel de suppletoire kohierenofschoon hierop spr. moet 't erkennen geen vaste rekening is te maken. Die kohieren wisselen sterk af. In 1889 was het cij fer dier kohieren ƒ2900, in 1888 ƒ4200, in 1887 4300. Indien er ten slotte minder wordt ontvangen dan waarop gerekend ismoet dit geweten worden aan de vaste percentage, die bij vermindering van het belastbaar inkomen al dadelijk beletom op het primitief kohier zoo veel belasting te heffen, als waarop gerekend is. Spr. herhaalt hetdat het vooral voor de comptabiliteit wen- schelijk is, dat het voorstel wordt aangenomen en dat de Raad dan in het vervolg met minder dan nu in de gelegenheid zal zijn, te beoordeelen welk percent zal worden geheven. De heer van Sloterdijck wenschl den heer Troelstra te beantwoorden ten aanzien van diens comptabele bezwaren. Deze zijn spr. niet duidelijk althans in zoover nietdat ze door het nieuwe voorschrift uit den weg zouden worden geruimd. Spr. erkent het bestaan van die bezwaren de opbrengst van eene inkomsten-belasting is altijd onzeker en hangt van eventualitei ten af, doch deze kunnen door de nieuwe regeling niet wor den voorkomen. Dit is met alle belastingen het geval. Bovendien zal èn bij de bestaande regeling èn bij hec nieuwe voorschrift een tekort worden gedekt door de suppletoire ko hieren en zal het cijfer der begrooting daardoor kunnen worden be reikt. Dit heeft de heer Troelstra wel wat over het hoofd gezien. Bij het vaststellen van het cijfer der opbrengst van de belasting op de begrooting wordt rekening gehouden met het totaal be drag alleen van het primitief kohier van het loopende jaar, om dat de suppletoire kohieren dan nog niet zijn afgeloopen. Bij de tegenwoordige regeling wordt het cijfer der percen tage bij de gemeente-begrooting vastgesteldvolgens de nieuwe regeling bij het opmaken van het kohier, en niet bij het vaststellen er van omdat de percentage in het ontwerp- kohier moet vooi komen. Zijn de uitkomsten der heffing bij het opmaken van het kohier beter bekend dan bij de vaststelling van dc begrooting vraagt spr. Hij gelooft van niet. Spr. blijft dus aan de vigerende verordening hechtenomdat de Raad bij de behandeling der begrooting de bepaling van de percentage in de hand heeft. Alle leden dezer vergadering heb ben medegewerkt tot het vaststellen van de gemeentebegroo ting en weten dusdatzooals in het rapport wordt gezegd, de opbrengst der belasting als sluitpost bij onderscheidene pos ten van uitgaaf in het oog worden gehoudenniet zelden, zeg gen rapporteurs wordt een post afhankelijk gesteld van het antwoord op de vraag, welken invloed hij zal hebben op de percentage, zoodat hij wel eens wordt uitgesteld,-wanneer eene verhooging der percentage het gevolg er van zou zijn. De per centage is als 't ware de vertegenwoordigster van den druk die op de ingezetenen rust en moet dus blijven voorkomen op de gemeente-begrooting. Spr. zal derhalve tegen het voorstel van burgemeester en wethouders stemmen. De heer van Harinxma thoe Slooten is ter vergadering ver schenen. De Voorzitter wenscht met een enkel woord op te ko men tegen de beschouwingen omtrent de bezwaren van de voorgestelde regeling. Spr. gelooft, dat de commissie van rap porteurs de strekking van het voorstel niet goed heeft gevat. Naar het hem voorkomt wordt te veel gewigt gehecht aan de opvatting dal de Raad bij de vaststelling der gemeentebegroo ting de bepaling der percentage in de hand moet hebben. Wan neer toch het cijfer van 4.30 als percentage voor de heffing aanleiding geeftdat het kohier een hooger bedrag zou aan wijzen dan de post op begrootingdan wordt krachtens de bepaling van art. 9 de aanslag slechts gedeeltelijk inge vorderd. Brengt het kohier echter minder opdan komt er een tekort en is men niet zeker van de opbrengstdie op de begrooting is geraamd. Bij de nieuwe regeling weet men bij het vaststellen der begrooting nietwelk percentage zal worden geheven, maar men weet beter, wat ontvangen moet worden en men is er meer zeker van dat het ontvangen zal worden. Ook administratief is de nieuwe regeling veel een voudiger omdat men dan maar eenmaal de opbrengst heeft te berekenen. Op de begrooting wordt uitgetrokken het bedrag dat voor de huishouding der gemeente noodig zal zijn en als dan na de vaststelling van het primitief kohier het zuiver be drag van het belastbaar inkomen zal zijn bepaaldverkrijgt men door dit bedrag te deelen op het bruto bedrag der be lasting op de begrootinghet juiste cijfer van de te heffen per centage. Dit is zoo eenvoudig mogelijk. Spr. moet dus be paald bezwaar maken tegen het behoud van de bestaande be paling. De heer van Slotordljck moet er even op wijzen dat niet wanneer de opbrengst der belastingbij de begrooting ge raamd op het kohier wordt overschredenreductie volgens art. 9 plaats heeft, maar wel als het belastbaar inkomen grooter blijkt te zijn. Voorts is het spr. na de toelichting van den voorzitter duide lijk geworden dat de voorgestelde wijziging niet past in het kader der verordening. Hier heeft men geen omslagmaar een aawslag naar het inkomen. Volgens het nieuwe voorschrift zal men eene participatie verkrijgen ongeveer op de wijze als bij de grondbelasting plaats heeft en dit is tegen den geest der verordening. Wil men omslaan en niet aanslaandan dient ook de titel der verordening te worden gewijzigd. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dingsdag 2 September 1890. 91 De heer TrO0lstra gelooftdat de geachte vorige spreker bij zijne laatste opmerking eigenlijk in eene woordspeling is vervallen. Men moge deze belasting hoofdelijken omslag of inkomstenbelasting heetenmeest overal waar ze den eersten naam draagtis ze in wezen en karakter eene belasting naar het inkomen en tevens eene sluitpost. De vergelijking met de heffing van opcenten gaat ook niet op omdat men daarbij een beperktbij verordening bepaald getal opcenten heeft, terwijl men bij deze belasting te doen heeft met een bij verordening bepaald maximum-bedrag, juist opdat deze belasting als een sluitpost kan dienen. Voor 1890 was gerekend op ƒ189.600, doch het kohier wees slechts f 185,955 aan, een gevolg hiervan, dat het belastbaar inkomen ongeveer 86,000 te laag was geraamd. Deze misrekening kon echter eenigermate in orde komen door suppletoire kohie ren doch eigenlijk heeft men een tekort volgens het begro tingscijfer. Spr. vestigt er nog de aandacht op datnaar hij meent in geene enkele gemeente het cijfer der percentage in de be grooting voorkomt. De heer Beucker Andreae is met den heer van Slo- terdijk in alle opzigten voor het behoud van den bestaanden toestandzoodat bij de vaststelling der begrooting de percen tage wordt bepaald en ieder kan weten wat hij te betalen zal hebben. Want wordt het cijfer eerst na de rangschikking op het kohier bepaalddan kan het voorkomen dat er een hoo ger percentcijfer moet worden vastgesteld dan men aanvanke lijk had gedacht zonder dat het nog van invloed kan zijn op de begrooting. Eene belasting op het inkomen is niet aange naam maar dan wil men ook weten welk bedrag van het in komen zal worden geheven. De heer Troelstra erkent dat na de vaststelling van het belastbaar inkomen op het kohier een hooger cijfer van per centage kan blijken noodig te zijn dan men aanvankelijk had gedacht. Maar als men de bestaande regeling behoudt en het kohier valt afwat dan Dan zal men een tekort krijgen. Welke van die twee kwaden is dan het beste Die gevreesde verhooging der percentage zal bovendien niet zóó groote afme ting hebben als de heer Beucker Andreae het doet voorkomen. Een tiende percent meer brengt toch reeds 4300 op De Voorzitter wijst er nog met nadruk op, dat juist de nieuwe regeling moet dienen, om met zekerheid te weten, wat men heffen zalhetgeen niet het geval zal zijn, als het per centcijfer in de begrooting wordt opgenomen. De heer Beucker Andrea bedoelde, dat z. i. de belas tingschuldigen moeten kunnen wetenwelke percenten zullen worden geheven. De post moet een begrootingspost blijven eene raming dusdie meê-, maar ook tegen kan vallen. Valt hij tegen, dan krijgt men echter geen tekort op de begrooting zooals de heer Troelstra zich zooeven uitliet, maar alleen kan zulks invloed hebben op de rekening. De beraadslagingen worden gesloten. Na eenige bespreking over de vraag, of het voorstel van bur gemeester en wethoudersdan wel dat van de rapporteurs het eeist in stemming moet worden gebragtwordt overeenkom stig het denkbeeld van den voorzitter tot het eerste overgegaan. De eerste drie alinea's van het voorgestelde nieuwe artikel 8 worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Over de 4e alinea heeft eene stemming plaatsmet het re sultaat, dat de stemmen met 8 tegen 8 stemmen staken. Vóór stemden de heeren MeijerReeling Brouwer, Dirks, Wijbrandi, Troelstra, van der Scheer, Theunisse en van Harinxma thoe Slooten. In de volgende vergadering zal tot eene nieuwe stemming worden overgegaan en dit punt verder worden afgehandeld. De voorzitter sluit hierop de vergadering. Boekdrukkerij van A. Jongbloedte Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1890 | | pagina 3