Vergadering van Donderdag 30 October 1890.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Donderdag 30 October 1890.
107
De post wordt hierop onveranderd aangenomen. Zoo ook
volgno. 80.
Tegenwoordig 17 leden.
Afwezig met kennisgeving de heeren Mr. J. L. van Sloterdijck,
Mr. J. Minnema Buma, J. van der Scheer en J. Theunisse.
Voorzitter de heer P. Lycklama a Nijeholtburgemeester.
I. De notulen van de vorige op 28 October j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld
1. dat ingevolge raadsbesluit van 13 Mei 1890 zijn uitgeloot
alle nog niet afgeloste aandeelen der geidleeningen ten behoeve
van de gasfabriek aangegaan krachtens raadsbesluiten van 25
September 1884 en van 25 Augustus 1885,
en dat ingevolge het leeningsplan zijn uitgeloot 27 aandeelen
der geldleeniug 1889 groot f 1,155,000, zijnde nos. 46 110,
216, 243 312, 320, 339, 349, 367, 466, 469, 498, 553, 657
668, 684, 708 719, 731, 768, 817. 832, 834, 876, 929, 955
en 988, allen aflosbaar op 1 Januarij 1891.
2. dat door de gemeente in publieke veiling voor ƒ10555
zijn aangekocht de perceelen Voorstreek no. 276 en Turfmarkt
no. 2.
III. Wordt ter tafel gebragt een voorstel der verordenings
commissie tot wijziging der verordening, houdende algemeene
bepalingen van politie.
Zal worden gedrukt in de bijlagen tot 's Raads verslag en in
eene volgende vergadering worden behandeld.
Bij volgno. 81 „Kosten voor het aanbrengen van brandkra-
nen met waterleiding in het gemeentehuis" deelt de Voorzit
ter mededat gisteren door burgemeester en wethouders is
j besloten, om verschillende gemeentegebouwen aan de waterlei-
I ding te doen aansluiten en dat hieronder begrepen is het aan
brengen van een brandkraan in het bureau voor den burgerlij -
i ken stand.
De post wordt hierop aangenomen.
Hoofdstuk II afd. V—X volgnos. 82 tot en met 101 zoomede
volgno. 102, afd. I hoofdstuk III worden onveranderd vastgesteld
Volgno. 103. „Onderhoud van straten, pleinen, kaden enz."
Hierbij spreken rapporteurs den wensch uitdat het gebrui
ken van de publieke straat voor het uitstallen van allerlei ar
tikelen maar al te dikwijls in misbruik ontaardendebij ver
ordening worde geregeld.
Ten aanzien van deze opmerking zeggen burgemeester en
wethouders in hun antwoorddatnaar zij veronderstellen
hiermede bedoeld wordt het tijdelijk plaatsen van bouwmateri
alen op de wallen waartegen echter bij verordening is voor-
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de ontwerp-ge-
eente-begrooting voor het dienstjaar 1891.
(Zie bijlagen nos. 15, 16, 18 en 19 tot het verslag van 's
meente
(Zie bijlagei.
Raads handelingen.)
er leden in het algemeen over dit ontwerp het
p vnprpn. wnrdt nvprcoo'Aan tot behandeling van
Daar geen der leuen in uei aigemeeif u
woord wenscht te voeren, wordt overgegaan
de uitgaven.
Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk II, afd. I, II, III. volgnos. 63 tot en
met 78 worden zonder discussie aangenomen.
Bij volgno. 79 „vernieuwing en herstelling van meubelen in
het gemeentehuis en de daaraan verbonden lokalen (hoofd
wacht)" licht de heer ïïijlkema de opmerking van rappor
teurs omtrent dezen post nader toe. In de 2e sectie sprak een
der leden zijn twijfel uitof bij uitgaven als de hier vermelde
wel altijd de noodige zuinigheid werd betracht. Naar aanleiding
van deze mcdedeeling van rapporteurs zeggen burgemeester en
wethouders in hun antwoord, dat zij zich niet bewust zijn, dat
bij deze uitgaven niet de gepaste zuinigheid zou worden in acht
genomen en dat zonder verdere deugdelijke toelichting deze op
merking niet nader kan worden beantwoord. Spr. acht het
moeijelijk gedetailleerd aan te geven waar kan worden bezui
nigd. Door den rapporteur uit de 2e sectie is de aandacht ge
vestigd op den voorgestelden aankoop van vier stoelen in het
wachtlokaal der politie-dienaren, tegen f 6 het stuk. Dit kwam
den rapporteurs een te hoog cijfer voor en zij meenden hieruit de
gevolgtrekking te mogen makendatals men in dezen zoo
roijaal was, dit ook bij andere onderdeelen van dezen post het
geval zou kunnen zijn. Om deze reden hebben zij hierop de
aandacht van burgemeester en wethouders gevestigd.
De Voorzitter deelt mede, dat dit cijfer door burgemees
ter en wethouders is overgenomen uit de raming van den di
recteur der gemeentewerkenzonder dat zij onderzocht hebben
of er ook stoelen voor lageren prijs te verkrijgen zijn.
Intusschen is deze post eene ramingzoodat voor het geval,
dat er voor dit doel geschikte stoelen tegen geringeren prijs
te bekomen zijn burgemeester en wethouders geen duurdere
zullen aanschaffen.
De heer Oosterhoff deelt mede, dat in de 3e sectie be
doelde opmerking is gemaakt. Spr. gelooftdat burgemeester
en wethouders haar verkeerd hebben begrepentenzij rappor
teurs zich minder juist hebben uitgedrukt. Met uitstallingen
bedoelen zij niet het plaatsen van bouwmaterialen op de wal
len, maar hadden zij de uitstalling van koopwaren op het oog
zooals het ook in deze sectie is besproken. Dit misbruik dient
te worden weggenomendie uitstallingen ontsieren niet alleen
de straatmaar, waar het zware voorwerpen betreft zooals
molensteenenkarren, groote massa's steen en en dergelijke,
lijdt de straat er onder.
De heer Troelstra geeft te kennen dat burgemeester en
wethouders de gedane opmerking niet zóó hebben opgevat. Be
doelen rapporteurs de uitstallingen van koopwaren dan kan
hij hen er aan herinnerendat hiervan marktgcld wordt ge
heven. Daarom meenden burgemeester en wethouders dat
zij het oog hadden op bouwmaterialen die tijdelijk worden op
geslagen. Hiertegen en tegen het plaatsen van karren wordt
voorzien bij politie-verordeningvolgens welke die plaatsing
verboden is tenzij met vergunning van burgemeester en wet
houders of van den burgemeester.
De heer Hijlkema zegtdat dit punt ook in de 2e sectie
is besproken en wel met het oog op de permanente uilstal
ling van zware voorwerpen waardoor aan de kaaien schade
wordt toegebragt. Bij de behandeling van eene vorige begroo
ting is deze kwestie ook ter sprake gekomen doch zonder eenig
resultaat. Het is spr. wel bekenddat er vergunning voor
moet worden gegevenmaar het kwam den rapporteurs beter
voordat de zaak bij verordening werd geregeld.
De heer Troel8tra herhaalt hetdat deze aangelegenheid
bij verordening is geregeld. Het plaatsen van bedoelde voor
werpen is verboden tenzij met vergunning. Wilde men het
absoluut verboden hebbendan zou de verordening moeten
worden gewijzigd.
De heer Bekhuis begrijpt de bezwaren niet tegen het
plaatsen van steenen en zware voorwerpen op de wallen. Er
wordt gezegd dat deze gevaarlijk zijn voor de walmuren.
Spr. betwijfelt ditdaar naar zijne meening de walmuren
wel tegen een last bestand zijn. Hij zou er groot bezwaar in
zien om die uitstallingen te verbieden en daardoor den han
del en de nijverheid te belemmeren. Van misbruik is hem
nimmer iets gebleken. Zijn dergelijke zware voorwerpen voor