•*mr ;j| Verslag der liandchngen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Donderdag 30 October 1890. keerde omtrent'den prijs der gaskolen in 1891, die echter zeker eerder zal dalen dan rijzen hebben burgemeester en wethou ders gemeend niet van de begrooting der commissie te moe ten afwijken. Spr. gelooft nietdatbehoudens eene enkele uitzondering de loonen voor het personeel aan de gasfabriek ooit 29000 zijn te boven gegaan. Afgaande op die gegevens hebben burgemeester en wethouders het cijfer der commissie behouden. De post voor aankoop van grondstoffen kan mee vallen andere posten kunnen tegenvallenin ieder geval kan de zaak dan gevonden worden door af- en overschrijvingen. Bovendien lag het reeds bij het vaststellen van het cijfer van ƒ31000 in het plan van burgemeester en wethouders, om de loonen te verhoogen. Wanneer nu de ƒ300 van volgno. 130 hierbij komtdan blijft het eindcijfer van deze afdeeling onver anderd. Nog moet spr. de opmerking maken dat rapporteurs zelf vrijwel willekeurig willen te werk gaan. Om het tekortals gevolg van aanneming hunner voorstellen te dekken geven zij in overwegingom zonder eenigen grond de vermoedelijke belastbare opbrengst van de belasting op het inkomen te ver hoogen. Dit middel zou echter even bedenkelijk zijn als de kwaal. De heer Oo8t0rh.off meent uit de woorden van den heer Troelstra te mogen opmaken, dat deze het wil laten voorkomen, alsof onder de ƒ31000 begrepen is de loonsverhooging van het personeel bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan der gemeen telijke gasfabriek. Dit is minder juist. Dit cijfer is overgeno men van de begrooting der commissie die daarbij niet op eene verhooging heeft gerekend. De heer Troelstra zeide verder dat bijna altijd de uitgaaf onder dezen post beneden de ƒ29000 is gebleven. Spr. heeft dit niet nagegaan, maar wel weet hij, dat in 1889 deze uit gaaf heeft bedragen ƒ29101.687. Hoe dit zij spr. blijft bij zijn gevoelendat deze post om de straks gemoveerde reden moet worden verhoogd, ook met het oog op in uitzigt zijnde maatregelendie vermeerdering van personeel en in verband hiermede meerdere uitgaven wegens loonen zullen tengevolge hebben. De heer Troelstra acht het beroep op eene mogelijke ver meerdering van personeeldie door den heer Oosterhoff in vooruitzigt is gegeven niet juist. Men kan daarop niet reke nen maar moet de raming doen overeenkomstig den toestand zooals die nu is. Blijkt de post later met voldoende te zijn dan kan er af- en overschrijving plaats hebben. Maar spr. ziet het noodzakelijke er niet van in om nu men nagenoeg zeker weet dat het bedrag voldoende zal zijn het toch te verhoo gen. De heer Dijkstra heeft naar aanleiding van het antwoord van burgemeester en wethouders getracht, zijne mede-rappor teurs te overreden hun voorstel in te trekken omdat het z.i. voldoende was gebleken dat uit dezen post alle werkloonen bezoldigingen kunnen worden betaald. Zij wenschen evenwel hun voorstel te handhaven. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het voorstel van rapporteursom den post onder volgno. 126 te verhoogen met ƒ1723.80, wordt nu in stemming ge- bragt en verworpen met 10 legen 5 stemmen. Vóór stemden de hee en Bekhuis, Oosterhoff, Dirks Hijlkema en Plantenga. Tijdens deze stemming was de heer Meijer tijdelijk afwezig en was de heer Duparc nog niet ter vergadering verschenen. Het voorstel van burgemeester en wethouders om dezen post met ƒ300 te verhoogen wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnos. 127 tot en met 145 worden aangenomen nadat de post onder volgno. 130 in een memoriepost was veranderd. Volgno. 146. „Verandering van de Korfmakerspijp ƒ6300." Rapporteurs zien de noodzakelijkheid van de voorgestelde ver andering niet in en stellen voordezen post te doen vervallen. De heer Dijkstra leest in de toelichting van burgemeester en wethouders op dezen post, dat door dit werk eene belang rijke verbetering zal tot stand worden gebragt voor de passage langs het smalle gedeelte van de Kelders en de daartegenover gelegen smalle bestrating west- en oostwaarts van de Korf- makersstraatterwijl bovendien meerdere gelegenheid tot uit wijken wordt verkregen voor rij- en voertuigen komende uit de sterk hellende Minnemastraat. Burgemeester en wethouders dringen in hunne memorie van antwoord nogmaals op de uit voering van dit werk aan met het oog op de meerdere veilig heid van den passage, die daar ter plaatse verkregen zal wor den. Rapporteurs gclooven weldat hierdoor eene verbetering zal tot stand komenmaar stellen de vraag of die verbetering in verhouding staat tot de groote uitgaaf en of ze wel opweegt tegen de nadeelen die er aan verbonden zijn. Is die veran dering zóó noodzakelijk vragen zijdat de raad met het oog op den toestand der gemeente-fmantiën tot die groote uitgaaf mag besluiten Zij meenen die vraag in ontkennenden zin te moeten beantwoorden. Spr. gaat nawaarom eene verandering van deze pijp min der noodzakelijk is; reeds voor eenige jaren is daar ter plaatse eene belangrijke verbetering aangebragt door het araoveren van een huis op den hoek van de Korfmakersstraatverlaging van de pijp is minder noodig sinds de zwaar beladen diligences van Van Gend Loos ze niet meer behoeven over te rijden en de passage van rij- en voertuigen aldaar zeer is verminderd sedert de Eewal is gedempt en de pijp bij de Wortelhaven is verlaagd. Het nadeel aan de verandering verbonden is vol gens rapporteursdat de scheepvaart zoo niet belemmerd dan toch bemoeijelijkt wordt doordat een grooter deel van de gracht daar ter plaatse zal worden overkruind waardoor het vaarwater vernaauwd wordt. Op zich zelf is dit over deze af stand niet zoo'n groot bezwaar maar is toch minder gewenscht met het oog op de naauwc passage langs hel Naauw en bij de Vischmarktdie er aan weerszijden aan grenzen. Ook is het beterde capaciteit van dit vaarwater te behouden omdat er reeds onderscheidene grachten zijn gedempt en zeer zeker nog eene in die buurt zal worden gedempt. Voor den welstand is de verandering evenmin noodig inte gendeel de ontworpen breede pijp zal niet in verhouding zijn met de smalle toegangen b.v. van den kant van de Kelders. Een en ander zal spr. tegen den voorgestelden post doen stemmen. Den heer Bökliuis komt het voor dat de rapporteurs en tie heer Dijkstra uitgaan van een onjuist standpunt. Rappor teurs zeggen wat ook door den heer Dijkstra is gereleveerd - dat hier beoogd wordt eene verbetering van den landweg, maar dat de vaarweg wordt geschaad. De nieuwe pijp zou vol- 1 gens hen de passage naauwer maken. Dit kan en zal evenwel van de verandering het gevolg niet zijn. Spr. heeft het voor stel van burgemeester en wethouders zeer toegejuichd en in zijne sectie sterk verdedigd doch onder dit voorbehouddat het los zou zijn van de teekening door den directeur der ge meentewerken ingezonden. Deze teekening is de oorzaak dat rapporteurs zich van de aan te brengen verandering eene min juiste voorstelling maken. De brug kan en moet zoodanig wor den gebouwd dat het vaarwater niet vernaauwd doch verbreed zal worden. Dit is echter eene kwestie van uitvoeringdie later kan worden beslist. Evenals dezer dagen in een analoog gevalkan de Raad eerst in beginsel over de zaak zelve een besluit nemen en dan later over de onderdeden de wijze van uitvoering beslissenwanneer hij door een volledig en duidelijk ontwerp op de hoogte is gesteld hoe de toestand zal worden. De commissie voor openbare werken kan dan vooraf over dat ontwerp worden gehoord. B Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Donderdag 30 October 1890. Ill De Raad zal dus wel doenmet tol het aanbrengen van de voorgestelde verandering in beginsel te besluitendie naar spr's. overtuiging eene verbetering zal zijn voor het verkeer te land en te water. De heer Duparc heeft zich in zijne sectie waarvan ook de heer Bekhuis lid is op hetzelfde standpunt geplaatst als deze. Met groote ingenomenheid begroette hij het voorstel tot verandering van de Korfmakerspijp omdat hij hierin eene be langrijke verbetering ziet. Spr. is misschien meer dan een zijner medeleden in de gelegenheid, over den slechten plaatselijken toestand aldaar te oordeelen omdat hij dagelijks eenige kee- ren die plaats voorbij gaat. Het verwondert spr. meermalen dat daar niet meer ongelukken voorvallen. Ouderen van dagen waaronder spr. zich zeiven al begint te rangschikken zullen zich nog wel herinneren, dat vele jaren geleden de naauwe pas sage bij deze pijp een menschenleven heeft gekost. Nu is wel door den heer Dijkstra gezegddat de diligences van Van Gend I en Loos niet meer rijdenen het gevaar daarom is opgeheven, I maarin de plaats van de diligences is gekomen de omnibus I van het hotel „de Nieuwe Doelen", die wegens de helling steeds genoodzaakt is de straat hard af te rijden. Spr. is van oor deel dat door de verandering wel degelijk eene belangrijke verbetering voor het gelieele verkeer zal tot stand komen en ook de welstand zal er bij winnen. Rapporteurs zien nu wel de noodzakelijkheid van de veran dering niet in doch het komt spr. voordat zij voor hunne eigene bedenkingen min of meer verzachtende omstandigheden pleiten. Zij geven toch toe dat er eene verbetering zal wor den verkregen voor het verkeer langs de straat, vreezen echter voor belemmering in de scheepvaart en zijn daarom van oordeel, dat de voordeelen niet opwegen tegen de belangrijke uitgaaf die voor dit werk wordt vereischt. Spr. is het evenwel met den lieer Bekhuis eens dat men het werk niet moet beoordeelen naar de teekeningdie bij de stukken is overgelegd. Deze geeft geen geheel juistbeeld van de wijze waarop het werk zal worden uitgevoerd. Dit is echter eene kwestie van latere zorg. De Raad heeft in art. 142 der gemeentewet het middel, om over de uitvoering nader te beslissen. Dit artikel toch geeft hem de bevoegdheidzich de vaststelling van het plan van uitvoering voor te behouden. Door van deze bevoegdheid gebruik te makenzal ook aan de bedenking van den heer Bekhuis worden tegemoetgekomen. De heer Beuckör Androao behoorde in zijne sectie tot de minderheiddie tegen dezen post zich verklaarde. Hij zag de noodzakelijkheid van de verandering niet invooral ook om de voorstellingdie hij zich volgens de teekening van het werk had gemaakt. Van eenig bestek of eene begrooting was niets aanwezig. De teekening gaf wel eene verbetering aan voor voetgangers en voertuigen maar daartegenover eene vernaau- wing van den vaarweg. Bij gebreke van een bestek en eene begrooting kan de Raad z.i. moeijelijk over het cijfervoor dit werk uitgetrokkenoor deelen. Spr. zou daarom aan de voorstanders van het plan in overweging willen gevendezen post pro memorie uit te trek ken. Hij verklaart zich echter daartegenomdat hij de nood zakelijkheid zelfs de wenschelijkheid er van niet inziet. Waai de Eewal is gedemptwaar deze pijp niet zóóveel meer ge bruikt wordt als vroegerwaar men nooit gehoord heeft van ongelukken bij de pijp daar gelooft spr. dat deze post een uitgaaf van luxe is en voor de finantiën der gemeente niet wenschelijk moet worden geacht. Spr. zal dus tegen dezen post stemmen. De heer Dirks heeft de bezwaren van den rapporteur uit de le sectie vernomen. Ook spr. is lid van die sectie, doch heeft zich voor de voorgestelde verandering verklaard. Hij ziet hierin eene groote verbetering. Wel kan hij niet ontveinzendat de bezwaren in de belemmering voor de scheepvaart gelegen bij hem hebben gewogenmaar hij acht deze niet zoo groot dat hij zijne medewerking aan het besluit in beginsel zou moe ten onthouden. Hier is sprake van belemmering voor de scheep vaart maar uit de heien ontvangen mededeeling van den voor- i zitter omtrent den aankoop van twee perceelen aan de Tuinen blijkt van het voornemen, om hel vaarwater aldaar te verbete ren. Spr. meent althans niet uit de school te klappen als hij zegtdat die huizen niet zijn aangekocht om te worden ver huurd maar met het oog op eene verbreeding van het vaar water aldaar. In verband hiermede zou spr. er thans voor zijn, om het geld onder dezen post uitgetrokken te besteden voor de verbetering van het vaarwater langs de Tuinen en dus de zen post, evenals de voiige spreker wil, voor memorie uit te trekken. Wanneer dan later een uitgewerkt plan is opgemaakt en door den Raad is goedgekeurd kan een cijferpost voor dit werk op deze of op de volgende begrooting worden gebragt. Hoewel spr. dus in beginsel voor de onder dit volgno. voor gestelde verbetering iszal hij tegen dezen cijferpost stemmen. De heer Plantenga gaat ook met de bezwaren van de rap porteurs mede. Wanneer de raad geld disponibel wil stellen voor verbetering van verkeerswegen dan komt z. i. eene an dere pijpn.l. de Amelandspijp daarvoor eerder in aanmer king. Deze pijp is door haar steilte voor rij-en voertuigen niet alleen lasligmaar ook gevaarlijk te berijden volgens zeggen van geleiders is dat dikwijls kerelswerk. De Korfmakerspijp is lang zóó hoog niet. De heer Oostörhoff heeft door den heer Bekhuis aan rap porteurs zoo al niet het verwijtdan toch de opmerking hooren toevoegen dat zij zich door de teekening zouden hebben laten influenceeren. Dit acht spr. niet onnatuurlijk. Waar eene zóó belangrijke som op de begrooting wordt voorgestelddaar is men geregtigd tot de vraag, wat men voor die uitgaaf verkrij gen zal en hadden de rapporteurs voor de beoordeeling hier van niets anders als deze teekening. En hieruit blijktdat het vaarwater smaller zal worden. De schepen zullen elkaar moeije lijk kunnen passeren wat toch zeker niet bevorderlijk zal zijn voor het verkeer. Voor de voetgangers zal de verandering eene verbetering zijn. Maar vraagt spr., is die verbetering zóó noodzakelijk Kan men den tegenwoordigen toestand gevaarlijk noemen Spr. ge looft het niet. Op het puntwaar de weg voor de voetgangers het smalst is n.l. op het eind van de Keldersis hierin voor zien door het aanbrengen van eene ijzeren leuning. Het moge waar zijn dat er zooals de heer Duparc zeidevroeger een ongeluk is gebeurdmaar dit kan op zoovele punten in de stad plaats hebben. Zoo herinnert spr. zichdat er eens een kin derwagen in het Naauw is gevallenwaar de toestand zeker niet gunstiger isdan op de Kelders. De heer Duparc zeide r.ogdat de rapporteurs waren afge schrikt door het kostenbedrag. Dit is ook natuurlijk, want eene uitgaaf van ƒ6300 acht spr. niet gering. De heer Hijlkema beschouwt de redeneering van den heer Bekhuis niet als geheel juist. Die geachte spreker wil met het voorstelom eene som van f 6300 voor deze verandering be schikbaar te stellen medegaan mits dit losgemaakt zij van de overgelegde teekening. Spr. ziet daarentegen wel verband tusschen dat cijfer en de teekening. Hij is voor het aanbren gen van verbeteringindien hij zekerheid heeft dat het eene radicale verbetering zal zijn maar aangezien hem dit niet is gebleken acht hij eene uitgaaf van ƒ6300 te hoog, want het is dan de vraag, of de voordeelen der verandering verband hou den met die uitgaaf. Spr. oordeelt het dus beter om dezen post voor memorie uit te trekken, en dan een uitgewerkt plan van het werk af te wachten. Komt hem dit alleszins bevredigend voor, dan zal hij er, mdien hel noodig blijkt-, niet tegen zijn, om er eene desnoods grootere som voor beschikbaar te stellen. De heer Bekhuis herhaalt het, dat hij in zijne sectie het voorstel heeft toegejuichdafgescheiden van de overgelegde tee kening. Deze geeft slechts een schetsmaar is geenszins een plan. De vorige sprekers bragten telkens te berde eane belemme-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1890 | | pagina 3