42
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 24 Maart 1891.
omtrent kan spr. alleen dit zeggen dat als het den heer de
la Faille even als hem is gegaan hij als lid van den raad met
veel leedwezen het voorstel met eene zóó groote meerderheid
heeft zien verwerpen en dat hij toen niet den moed heeft ge
had om direct op dat votum van den raad te laten volgen een
voorsteldat althans van de zijde van leden tevens curatoren
den schijn zou kunnen hebben, als uit schadenfreude te zijn
gedaan.
Na de aangevoerde gronden van curatoren die hij volkomen
voldoende achtmoet spr. wijzen nog op een misverstand dat
van onverdienden invloed is geweest op de zaak en wel naar
aanleiding van een bericht in de Nieuwe Rotterdammer Cou
rant dat curatoren van het gymnasium alhier den raad in
overweging hadden gegevenals regel den leeraren van het
gymnasium te verbiedenleerlingen des avonds bij zich aan
huis te nementen einde toezicht te houden op het maken
van hun huiswerk. Naar aanleiding hiervan werd in de „va
cature" een artikel geschreven. Uit dat onjuist bericht nu in
de Rotterdammer Courant is voor een goed deel ontstaan het
verschil van gevoelen dat hier heerscht en het is van invloed
geweest op de zienswijze van burgemeester en wethouders.
Onjuist is hetdat curatoren pertinent het verleenen van
hulp bij het huiswerk willen verbieden. Zij willen alleen dat
toezicht gelijk stellen met privaat onderwijs dus aan de goed
keuring van curatoren onderwerpen. Spr. erkentdat curato
ren door in hun eersten brief in het voorbijgaan mede te dee-
len dat zij tot regel hebben gesteld geen vergunning tot het
geven van privaat onderwijs aan leerlingen van het gymnasium
te verleenen eenigermate aanleiding tot het bestaand misver
stand hebben gegeven. Zij hebben door die woorden niet wil
len te kennen geven in welken geest de nieuwe bepaling door
hen zal worden uitgevoerd maar alleen doen uitkomen hoe
de bestaande verordening door hen wordt toegepast. Daaruit
is dan ook niet op te maken dat zij nooit vergunning zullen
geven tot het toezicht houden op huiswerk. Zij willen alleen
hierop eenige controle kunnen uitoefenen.
De heer Meijer moet naar aanleiding van het door den heer
van Sloterdijck gesprokene doen opmerken dat het niet opgaat,
om het voorstel van den heer Plantenga aan curatoren te ren-
voieeren. Nu er toch leden van dat college in deze vergadering
zitting hebben zou dat een noodelooze omweg zijn. De eisch
kan hier gesteld worden aan den heer Plantenga of anderen
die er toe in staat zijn om inlichtingen te geven waaruit den
raad duidelijk zal zijn dat er werkelijk misbruik bestaat.
't Is waardat het eerste schrijven van curatoren eerst van
Juni 1890 ismaar spr. leest ook in hun lateren brief van 31
December 1890, dat de inlichtingen, die hun ten dienste staan,
hen in hunne overtuiging hebben versterkt.
Het staatje door burgemeester en wethouders overgelegd is
van 17 Januari 1891, dus 17 dagen na dien brief van curato
ren en uit dat staatje blijkt dat in 1891 een leerling en in
1890 slechts drie jongens gedurende een korten tijd hun huis
werk onder toezicht van een leeraar hebben verricht. Dit kan
toch niet als bewijs voor een bestaand misbruik gelden. In
dien spr. geene nadere inlichtingen ontvangtis hij van oor
deel dat het voorstel als ongemotiveerd moet worden verworpen.
De heer van Sloterdijck doet het leed dat de heer Meijer
niet is bevredigd. Maar als lid van den raad en als curator
verklaart hijdat hij zich niet zal laten verleiden tot eene in
discretie omtrent feiten die hij persoonlijk niet kan noemen
maar die door curatoren als college desverlangd gaarne zullen
worden medegedeeld.
De heer Menalda zal op dezelfde gronden als die door
hem en anderen in de vergadering van Februari j.l. zijn aan
gevoerd nu voor het voorstel stemmen. Hij wil evenwel een
amendement daarop voorstellen n.l. de inlassching van de be
paling dat de vergunning door curatoren te verleenen moet
geschieden na overleg met den rector. Door een der curatoren
is mondeling aan spr. verzekerd dat dit altijd geschiedt maar
nu men zich toch met eene wijziging van het betrekkelijk ar
tikel bezig houdtacht spr. 't beterdie gewoonte tot een ver-
eischte te maken.
Hij stelt nu voor, art. 11 der verordening voor het gymna
sium te wijzigen door in den tweeden regel tusschen de woor
den „die" en „hieraan" in te lasschen de woorden „in over
leg met den rector" en verder aan het artikel de door den heer
Plantenga voorgestelde alinea toe te voegen.
Dit amendement wordt door den heer Plantenga overgenomen.
De heer Dijkstra verklaart, dat dezelfde motieven, die
hem vóór eenige weken tegen het voorstel van burgemeester en
wethouders deden stemmen hem nu ook nopen zich voor het
voorstel van den heer Plantenga te verklaren. Hij acht het in
het belang èn van het gymnasium èn van de leerlingen dat
art. 11 der verordening worde aangevuld.
De heer van Harinxma thoe Slooten wenscht nog
een enkel woord te zeggen naar aanleiding van de opmerkingen
van den heer van Sloterdijck. Deze geachte spreker is blijk
baar van meening dat het artikel in de „vacature" van in
vloed is geweest op het oordeel van buigemeester en wethou
ders. Jazegt spr., als men goed gestijleerde geschriften leest,
is het niet onnatuurlijk dat deze invloed kunnen uitoefenen op
iemands oordeel en zienswijze hetgeen met het bewuste artikel
ook wel het geval kan geweest zijnmaar er bestaat volstrekt
geen reden om aan te nemen, dat dit artikel aanleiding heelt
gegeven tot de bestrijding van het voorstel van curatoren. De
argumenten van burgemeester en wethoudersdaar tegen aan
gevoerd zijn slechts ten deele gelijk aan die van de „vacature",
welke in hoofdzaak de paedagogiek betreffen.
Nog zeide de heer van Sloterdijckdat curatoren adsistentie
bij het huiswerk niet absoluut willen weigerenen dat de aan
gehaalde phrase uit hun eerste schrijven aanleiding heeft ge
geven tot een misverstand. Spr. gelooft echter aan geen mis
verstand in dezen. In dien brief staat toch duidelijk en met
zooveel woorden dat zij zich tot regel hebben gesteldom
geene vergunning te verleenen tot het geven van privaat on
derwijs aan leerlingen van het gymnasium. Dit is zóó duide
lijkdat alle misverstand onmogelijk en elke twijfel uitgesloten
is. Nu willen de curatorenvolgens den heer van Sloterdijck,
niet pertinent de adsistentie bij het huiswerk weigeren doch
slechts een toezicht er op uitoefenendus zich het recht van
veto geven spr. wil gaarne gelooven dat die absolute weige
ring niet in de bedoeling ligt van de tegenwoordige curatoren,
maar na deze kunnen andere curatoren komendie er anders
over denken.
Gelijk spr. in de vorige vergadering heeft gezegd wil hij
dezen ingrijpenden maatregel niet en de beoordeeling of het
toezicht houden op het huiswerk voor een leerling nuttig is
aan de ouders overlaten. Hij kan zich overigens met den heer
Meijer volkomen vereenigen waar deze zegtdat de noodzake
lijkheid van den maatregel niet is aangetoond.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het door den heer Menalda geamendeerde en door den heer
Plantenga aldus overgenomen voorstel wordt in stemming ge
bracht en aangenomen met 14 tegen 5 stemmen die van de
heeren BekhuisTheunissevan Harinxma thoe Slooten
Troelstra en Meijer.
Derhalve is besloten art. 11 der verordening voor het gym
nasium te doen luiden als volgt
„Voor het geven van privaat onderwijs behoeft elk der leer
aren de vergunning van curatorendie in overleg met den
rector hieraan in elk bijzonder geval zoodanige voorwaarden
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 24 Maart 1891.
43
kunnen verbinden als zij in het belang van het gymnasium 10. Reclames tegen aanslagen in de dir. belasting op het
noodig achten. inkomen dienst 1890.
Met privaat onderwijs wordt gelijk gesteld het werken van
leerlingen onder toezicht en ten huize van leeraren bij wie In verband hiermede wordt de openbare vergadering gesloten
zij niet inwonen."
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden