78 Verslag der handelingen van den gemeenteraad t.e Leeuwarden, van Dinsdag 11 Augustus 1891. Zij geeft echter in overwegingom in het vervolg bij de rekening een staat der mandaten wegens genoten subsidie over te leggen, ten einde misverstand te voorkomen. De Voorzitter geeft gaarne de verzekering dat hieraan zal worden voldaan. De gewijzigde conclusie wordt nu zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. De heer Kuipers lid der commissie van bestuur was bij het nemen van dit besluit niet tegenwoordig. 3. Voorstel van burgemeester en wethoudersin zake liet verzoek om subsidie en een lokaal voor de algemeene vergade ring der vereeniging tot afschaffing van sterken drank. Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor, te besluiten: aan het bestuur der afdeeling Leeuwarden van deze veree niging en aan de Friesche propaganda-commissie te kennen te geven dat op de gemeente-begrooting voor 1891 geen fonds beschikbaar is, waaruit de door hen gevraagde subsidie zoude kunnen worden bestreden zoodat hun eerste verzoek niet voor inwilliging vatbaar ismaar dat voor het houden eener huis houdelijke vergadering op 10 September e.k. de groote zaal in het gemeentehuis ter beschikking wordt gesteld. De Voorzittsr deelt naar aanleiding van eene zinsnede in het nader adres, waarin nl. er op wordt gewezen, dat al komt er op de gemeentebegrooting geen post voor eene dergelijke subsidie voor in die leemte kon worden voorzien door af- en overschrijvingen, mede, dat dit waarschijnlijk een gevolg is van eene bespreking met een der adressantenwaarbij spr. heeft gezegd dat er wel is waar geen fonds voor beschikbaar is maarzoo de raad eene subsidie wilde verleenendeze uit gaaf uit den post voor onvoorzien zou kunnen worden gevon den. Spr. denkt er nog zoo over en gelooft, dat eene subsidie bijv. van ƒ100 ruim kon worden bestreden uit genoemden post. De heer Troelstra heeft aan dit voorstel niet kunnen me dewerken, maar zou toch tot afwijzing van het verzoek hebben gestemd doch op een anderen grond als thans door burge meester en wethouders is aangevoerd. Immers bij het vast stellen der gemeente-begrooting is nooit te voorzien of in het volgende jaar eene of andere subsidie zal worden gevraagd zoodat erwanneer dit geval zich voordoetdaarvoor nimmer een post op de begrooting staat. Het komt hem echter voor, dat vergaderingen als men hier op het oog heefthoe nuttig zij ook zijntoch eene strek king hebben van geheel zedelijken aard. Nu is het tot beteu geling of afschaffing van het gebruik van-sterken drank; een volgend jaar kan er eene vergadering worden belegd tegen de prostitutie of op ander zedelijk terreinzaken, die de gemeente toch bezwaarlijk alle kan steunen. Het is waar, dat de ge meente wel subsidie heeft verleend voor tentoonstellingen van landbouwvan tuinbouw en dergelijkemaar dan betrof het zaken, die van materieel belang waren en die gewoonlijk groote onkosten vorderen. Het verleenen van subsidie moet zijn grenzen hebben en deze kan moeielijk worden uitgestrekt tot vergaderingen van eene uitsluitend moreele strekking. Hij heeft er echter niets op tegenom, gelijk burgemeester en wethouders tot zijn genoegen voorstellen, eene zaal in het gemeentehuis voor eene huishoudelijke vergadering ter be schikking te stellen. De heer d.0 la Faill0 is het met den heer Troelstra vol komen eens, dat hetbij de beoordeelingof eene subsidie al dan niet mag worden verleend, een groot verschil maakt, of eene vergadering of congres de bevordering van de materiëele belangen der ingezetenen ten doel heeft,* dan wel, of die zich beweegt op moreel, politiek of intellectuëel gebied. Spr. stemt toedat aan het verleenen van subsidie een grens moet wor den gesteld. Maar dan moet ook in het antwoord aan de adres santen niet het motief van burgemeester en wethouders worden aangevoerd waartegen in het nader adres het door den voor zitter aangehaald middel aan de hand wordt gedaan doch er moet duidelijk in uitkomen dat het gemeentebestuur zich niet geroepen acht, om eene vereeniging, die geheel op moreel ge bied werkt, finantiëel te steunen. De Voorzitt0r deelt, ter voorkoming van misverstand bij den heer de la Faille, mede, dat het onderhoud, waarvan hij zooeven sprak, plaats had, vóór dat het eerste adres was in gekomen de adressanten wilden zich vergewissen van de ontvangstdie een verzoek om subsidie bij den raad zou kun nen hebben. Spr. was van meening dat nuttige zaken van moreelen aard wel kunnen worden gesteund door het gemeen tebestuur met eene kleine geldelijke tegemoetkoming en had de bedenkingen die er tegen blijken te bestaan niet verwacht. Intusschen kan aan het denkbeeld van den geachten vorigen spreker gevolg worden gegeven, door aan de conclusie van het voorstel toe te voegen „onder mededeeling van de motieven" en dan de motieven aan te voeren, die de heer Troelstra tegen het verleenen van subsidie doen stemmen. De heer van Slotordijck heeft de bezwaren van de heeren Troelstra en de la Faille gehoord en kan zich wel met enkele, doch niet met alle motieven vereenigen, zoodat hij gaarne het denkbeeld van laatstgenoemde zag geformuleerd. De heer TrO0lstra meent, dat het voldoende zal zijnom den adressanten mede te deelen, dat de raad geen termen heeft gevonden, om aan hun verzoek te voldoen. Het moet hun vol doende zijn te weten, dat zij geen subsidie erlangen, terwijl zij de motieven kunnen putten uit het verslag van het heden be sprokene. De conclusie wordt nu in dien zin gewijzigd dat worden geroyeerd de woorden „dat op de gemeente-begrooting" enz., zoodataan de adressanten eenvoudig zal worden te kennen gegevendat hun eerste verzoek niet voor inwilliging vatbaar is, maar enz. Het aldus gewijzigd voorstel wordt zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. 4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot verkoop op afbraak van de herberg nde Klanderij Op voorstel van den heer Plantenga wordt besloten, dit punt tot eene volgende vergadering te verdagen op grond van liet verschil in meening tusschen burgemeester en weihouders en de commissie voor openbare werken, die heden slechts voor de helft is vertegenwoordigd. 5. Voorstel van burgemeester en wethoudersnaar aanlei ding van een verzoek van G. Tammengaom vrijstelling van eene bepaling der verordening op den in- en vervoer enz. van vleesch. Wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming besloten het verzoek van den adressantom vrijstelling der bepaling van art. 2 der verordening van politie op den in- en vervoer enz. van vleesch te wijzen van de hand en hem met zijne bezwaren te verwijzen naar het gemeentebestuur van Tietjerk- steradeel. 6. Voorstel der verordeningscommissie tot wijziging der ver ordening tot voorziening tegen en bij brand. (Zie bijlage no. 13 tot het verslag van 's raads handelingen.) Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt overeen komstig dit voorstel besloten de verordening tot voorziening tegen en bij brand (gemeen teblad no. 7 van 1885), gewijzigd bij raadsbesluit van 1G Augus- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 11 Augustus 1891. 79 lus 1887 (gemeenteblad no. 18 van 1887) nader te wijzigen, door aan art. 40 de volgende alinea toe te voegen „De burgemeester kan in bijzondere gevallen vrijstelling ver leenen van de bepaling van het 4e lid van dit artikel." 7. Voorstel van den heer Mr. J. L. van Sloterdijck in zake beperking van het gebruik door particulieren van de openbare straat voor berging van karren enz. Dit voorstel luidt „Burgemeester en wethouders uit te noodigenden raad te dienen van advies ten aanzien van maatregelen, die zouden kunnen worden genomen tot meerdere beperking van het ge bruik door particulieren van de openbare straat voor het ber gen van karrenhet uitstallen van waren enz., casu quo met de vereischte voorstellen." De heer van Sloterdijck zal gaarne van de gelegenheid gebruik maken om zijn voorstel nader nog eenigszins toe te lichten. Dit sluit zich tot op zekere hoogte aan bij het denkbeeld, den 27 Mei 1890 bij de behandeling van een ontwerp-besluit op de heffing van marktgeld in deze vergadering besproken. Toen is dit puntdoch niet in dezen omvang, ter sprake ge komen. Er werd gewezen op de wenschelijkheidom retribu tie te heffen voor het gebruik van de openbare straat voor de aangehaalde doeleinden en tevens door een lid van het dage- lijksch bestuur te kennen gegeven dat een ontwerp in dien geest bij burgemeester en wethouders ter tafel was geweest, doch bij dezen geen instemming had gevonden. Hierbij is het ge bleven. Nu heeft spr. zich de vrijheid veroorloofd, dit voorstel in te dienen. In de woorden „casu quo" ligt naar zijne opvat ting ook opgesloten, dat, mochten burgemeester en wethouders het denkbeeld van het heffen eener retributie nu zijn toegedaan, zij tot het doen van de vereischte voorstellen worden uitgenoo- digd. Hij heeft dit evenwel niet geformuleerd, omdat hij bur gemeester en wethouders volkomen vrijheid wil laten in hun onderzoek. Dit onderzoek is hoofdzaak; de bedoeling van spr. is wel om het gebruik van de openbare straat voor particulier doel te beperken, maar de wijze, waarop dit moet geschieden, wil hij niet vooraf beslissen. Hij kan nog mededeelen, dat hij bij het hier besproken mis bruik ook op het oog heefthet gebruik van de straat voor dischjes met eetwaren waarvan hi] in de vorige vergadering verzuimde melding .le maken, maar dat toch vooral bij de toe gangen der stad een belangrijke uitbreiding heeft gekregen. Die dischjes zijn alles behalve bevorderlijk voor den welstand en ook in ander opzicht minder gewenscht. Naar spr. meent, kunnen deze ook niet vallen in de toepassing van de heffing van marktgeld en van de verordening op de marktpolitie om dat zij moeilijk kunnen worden beschouwd als een deel van de dagmarkt. Hij heeft een en ander nog in het midden willen brengen opdat de aandacht van burgemeester en wethouders er op ge vestigd zij, indien eventuëel zijn voorstel mocht worden aan genomen. Het voorstel wordt ondersteund en zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. 8. Voorstel van burgemeester en wethouders in .zalce de voltooiing der demping enz. van de sloot achter Tulpenburg. Hierbij wordt voorgesteld, te besluiten a. voorbehoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten voor de gemeente over te nemen 1. van Halbe Drijfhout alhier zijne rechten op de sloot of opvaartzoover die zich uitstrekt langs de perceelenten ka daster bekend gemeente Leeuwarden in sectie G nos. 4245 en 4246, ter grootte van ongeveer 47.58 centiare voor eene som van ƒ1,-—. 2. van Grietje Tuinder vrouw van J. Visser alhier hare rechten op de sloot of opvaart, zoover die zich uitstrekt langs het perceel ten kadaster alsvoren bekend onder no. 3798 ter grootte van ongeveer 19.13 centiare, voor eene som van ƒ1,—. 3. van G. J. Vliegendehond alhier zijne rechten op de sloot of opvaart gelegen langs zijn perceel ten kadaster alsvoren bekend onder no. 3799, ter grootte van ongeveer 18,70 centi are, voor eene som van ƒ1. b. Burgemeester en wethouders te machtigen, het werk der demping, rioleering en bestrating van de sloot achter Tulpen burg alsnu te voltooien. De heer Buma rneent, bij het voorlezen van dit voorstel te hebben gehoorddat indertijd door een landmeter bij het ka daster bij het opnemen van het terrein aldaar een gedeelte van deze sloot abusief ten name van eigenaars van aangren zende perceelen is gesteld. Spr. weet niet, of die landmeter dat werk verrichtte op verzoek van particulieren dan wel op last van zijn superieur maar in ieder geval zalnaar spr. meenteene rectificatie van de abusieve tenaamstelling wen- schelijk zijn. Hij zou ten minste hieromtrent gaarne eene na - dere inlichting ontvangen. De heer van Harinxma thO0 Slooton acht eene rec tificatie niet noodig. Uit de ontvangen inlichtingen blijktdat op het minuut plan door den landmeter bij vergissing gedeel ten sloot bij aangrenzende erven zijn ingedeelddoch dat de inschrijvingen geheel in orde zijn. Waar dus de fout alleen in de teekening zitkan er van rectificatie geen sprake zijn. De heer Buma heeft dit punt alleen aangevoerd om er de aandacht van burgemeester en wethouders op te vestigen. Achten deze op grond van de ontvangen inlichtingen de zaak in orde, dan zal spr. de zaak gaarne aan hunne prudentie over laten. Het voorstel wordt nu zonder hoofdelijke stemming aange nomen. 9. Het le suppletoir kohier der directe belasting op het inkomen en 10. Reclames tegen aanslagen in de directe belasting op het inkomen. In verband hiermede wordt de vergadering tijdelijk met ge sloten deuren voortgezet. Na heropening der openbare vergadering wordt vastgesteld het navolgend besluit De raad der gemeente Leeuwarden Gezien het door burgemeester en wethouders opgemaakte eerste suppletoir kohier van de directe belasting op het inko men ten behoeve dier gemeente, over het dienstjaar 1891 Gelet op art. 264 der gemeentewet Gelet op het besluit tot heffing der bedoelde belasting, zooals dat laatstelijk gewijzigd is vastgesteld bij besluit dezer verga dering van 9 September 1890, goedgekeurd bij Koninklijk be sluit van 7 November 1890, no. 44. Gelet op het raadsbesluit van 30 October 1890 no. 3, waar bij is bepaald dat over het dienstjaar 1891 4.30 ten honderd van het belastbaar inkomen zal worden geheven Besluit a. het eerste suppletoir kohier der belasting op het inko men ten behoeve dezer gemeente over het dienstjaar 1891 vast te stellen op een belastbaar inkomen van 77361.6G en het totaal der aanslagen ten bedrage van drie duizend drie hon derd zes en twintig gulden zeventig cent (ƒ3326.70). b. de aanslagen invorderbaar te stellen in drie termijnen vervallende 1 October, 1 November en 1 December 1891. De voorzitter sluit hierop de vergadering. Boekdrukkerij van AJongbloed te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1891 | | pagina 2