Vergadering van Dinsdag 22 September 1891.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad
te Leeuwarden, van Dinsdag 22 September 1891. 85
Tegenwoordig 21 leden.
Afwezig met kennisgeving de heeren Dr. N. Reeling Brouwer
en R. H. Dijkstra.
Voorzitter de heer P. Lycklama k Nijeholtburgemeester.
Aan de orde is de beëediging van het nieuw gekozen raads
lid de heer Mr. J. L. van Sloterdyck die in de vorige verga
dering afwezig was.
Nadat genoemde heer door den secretaris was binnengeleid
deelt de voorzitter mede dat tegen zijne toelating door Gede
puteerde Staten geene bezwaren zijn ingebracht.
De heer van Sloterdijck legt hierop de eeden af bedoeld bij
art. 87 der grondwet en art. 39 der gemeentewet.
De voorzitter wenscht hem geluk met de aanvaarding eener
betrekkingdie hij reeds zoovele jaren verdienstelijk heeft waarge
nomen. Hij meent namens de leden van den raad te spreken,
als hij den wensch uit dat de heer van Sloterdijck nog vele
jaren met gelijken lust en ijver deze betrekking zal mogen be-
kleeden.
I. De notulen van de vorige op 1 September j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen
1. dat door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd het raads
besluit tot verkoop op afbraak van de herberg „de Klanderij" c.a.
2. eene dankbetuiging van A. Broers voor zijne benoeming
tot onderwijzer met acte Fransch aan de gemeenteschool no. 4.
3. Alsboven van H. J. Beunk, onderwijzer met hoofdacte aan
de gemeenteschool no. 8voor de verhooging zijner jaarwedde.
4. een bericht van H. Boonstradat hij de benoeming tot
onderwijzer met acte Hoogduitsch aan de gemeenteschool no. 4
aanneemt.
5. eene dankbetuiging van den heer A. Alberts voor zijne
benoeming tot secretaris-boekhouder der stadsarmenkamer.
6. eene resolutie van Gedeputeerde Staten betreffende het
raadsbesluit tot wijziging van den rooster van aftreding der raads
leden.
7. dat door burgemeester en wethouders met ingang van 1
October e.k. voor den tijd van vijf jaren zijn herbenoemd de
bevolkingsagenten H. Siersma en J. Goor.
8. eene resolutie van Gedeputeerde Staten houdende mede-
deeling van toekenning van pensioen aan den eervol ontslagen
onderwijzer J. Wij ga.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. een adres van de directie der vereeniging „de Harmonie''
om gedeeltelijke kwijtschelding van de door haar aan de ge
meente verschuldigde recognitie over het jaar 1892.
2. Een adres van O. Beerends e.a. om verbetering van de
bestrating van het Zaailand tusschen de Prins-Hendrikstraat en
de Schoolstraat.
Deze adressen worden om bericht en raad gesteld in handen
van burgemeester en wethouders.
3. De begrooting van de stadsarmenkamer voor 1892.
Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen
van de heeren Kuipers Fabry de Jonge en van Eijsinga.
4. De begrooting voor de stads bank van leening dienst 1892.
Wordt ten fine van onderzoek en rapport gesteld in handen
van de heeren Bekhuis Konter en Theunisse.
5. Het rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek
der begrooting voor het stadsziekenhuis, dienst 1892.
6. Alsboven van de begrooting voor de dienstdoende schut
terij dienst 1892.
7. Alsboven omtrent reclames in beroep tegen aanslagen
in den hoofdelijken omslag.
8. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het ver-
leenen van eervol ontslag aan den onderwijzer T. Fierstra.
9. Alsboven tot onderhandsche verhuring van strooken grond
ten zuiden van den verschwatervijver aan den Oostersingel.
10. Alsboven tot verkoop van eene woning met grond aan
den Stienserweg.
11. Alsboven tot onderhandsche verhuring van gardeniers-
land bij Oldegalileën.
12. Alsboven tot onderhandsche verhuring van eene woning
met land op Oldegalileën.
De stukken sub 5 tot en met 12 worden voor de leden ter
visie gelegd om in eene volgende vergadering te worden be
handeld.
13. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot het
verleenen van eervol ontslag aan Mej. A. M. Will als leerares
aan de Middelbare school voor meisjes.
14. Alsboven tot voorziening in de vacature te ontstaan door
het eervol ontslag van de leerares Mej. A. M. Will.
15. Alsboven tot het verleenen van eervol ontslag aan R.
Brouwer als onderwijzer in de gymnastiek aan de gemeente
scholen nos. 1 en 11.
16. Een rapport der raadscommissie omtrent een voorstel
van burgemeester en wethouders tot nadere wijziging der ge-
meentebegrooting dienst 1891.
17. Voordrachten ter benoeming van onderwijzers aan de
gemeentescholen no. 2.
Wordt besloten de stukken sub 13 tot en met 17 nog heden
te behandelen wat sub 14 betreft op voorstel van den heer
van Harinxma na eemge bespreking tusschen dezen den voor
zitter en den heer de la Faille.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten.
Vooraf wordt eene vergadering met gesloten deuren gehouden.
Na heropening der openbare vergadering komt aan de orde
1. Voorstel van burgemeester en wethouders in zake het
graven van een kanaal LeeuwardenTijnje.
(Zie bijlage No. 18 tot het raadsverslag.)
De conclusie van dit voorstel luidt
onder intrekking van het raadsbesluit van 26 Mei 1891 no. 4
te besluiten
a. voor rekening van de gemeente te doen uitvoeren de ont
worpen verbinding van de Zuiderstadsgracht met de Tijnje en
alle daarmede onmiddellijk verband houdende werken.
b. tot de uitvoering van de bij sub a bedoelde werken al
leen dan over te gaanwanneer de provincie Friesland bereid
zal worden gevonden:
1. aan de gemeente eene subsidie te verleenen van f 135,000.
2. voor hare rekening uit te voeren het verbeteren van het
vaarwater van de Tijnje tot Garijp op de voor grootscheepsvaar-
water vereischte afmetingen.
3. het sub a bedoelde kanaal met uitzondering van de brug
gen en kaaimuren te nemen in onderhoud en beheer.
c. burgemeester en wethouders uit te noodigen van het be
sluit sub a en b mededeeling te doen aan Gedeputeerde Staten.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hijlkema heeft met belangstelling kennis geno
men van het voorsteldat niets minder beoogt dan een streep
te halen door het raadsbesluit van 26 Mei j.l., dus een besluit
van jongen datum. Spr. heeft zich verwonderd over den in
houd der resolutie van Gedeputeerde Statenwelke tot dit voor
stel heeft aanleiding gegeven. Naar zijne opvatting hadden Ge
deputeerde Staten geen bezwaar tegen het aangehaald raadsbe
sluit moeten hebben integendeel dit met beide handen aangrij
pen. Immers, zij verwijzen naar een besluit van de Provinciale
Staten van 16 Juli 1885 waarbij Gedeputeerde Staten werden
uitgenoodigd om „wanneer de uitvoering van het plan tol ver
betering van den binnenlandschen waterstaat zijne voltooiing
nadert, hen in de gelegenheid te stellen een voorstel tot ver
betering van het kanaal van Leeuwarden naar Harlingen in over
weging te nemen." Dit was een zachte drang voor Gedepu
teerde Staten en nu tengevolge van de onderhandelingen met
het gemeentebestuur nog meer drang bestaatzou het voor
1 Gedeputeerde Staten nog gemakkelijker zijn gemaaktom met