Vergadering van Dinsdag 27 October 1891.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 27 October 1891.
UI
Tegenwoordig 20 leden.
Afwezig de heeren Mr. J. S. baron van Harinxma thoe Sloo-
tenH. Kuipers en Dr. N. Reeling Brouwer.
Voorzitter de heer P. Lycklama ;i Nijeholt burgemeester.
I. De notulen van de vorige op Zaterdag 24 October j.l.
gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld en voor kennisgeving aangenomen
dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd de volgende
raadsbesluiten
a. tot onderhandsche verhuring van strooken grond ten zui
den van den verschwatervijver aan den Oostersingel.
b. tot verkoop van de woning aan den Stienserweg no. 3
met een gedeelte van den bijbehoorenden grond.
c. tot onderhandsche verhuring van het stuk gardeniersland
bij Oldegalileën het „Blokkeland" genaamd.
d. tot onderhandsche verhuring van de woning Oldegalileën
nos. 32 en 40 en bijgelegen gardeniersland.
III. Wordt ter tafel gebracht een adres van Gebrs. Marcus
e.a., bewoners van panden in den omtrek van de Korfmakers-
pijpdie daarbij aandringen op aanneming van het voorstel tot
verandering van die pijp.
Zal met dat voorstel in behandeling worden genomen.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den oproe
pingsbrief vermelde punten.
1. Tweede stemming over het voorstel van burgemeester en
wethouders tot vaststelling van een plan voor de verandering
van de Korfinakerspijp.
De conclusie is te besluiten in 1892 over te gaan tot ver
andering van de Korfmakerspijp overeenkomstig het overgelegd
plan en in verband daarmede op de gemeentebegrooting voor
1892 voor dat werk uit te trekken een post ad ƒ6300 en het
cijfer der geldleening op die begrooting aan te brengenmet
dat bedrag te verhoogen.
De stemmen over dit voorstel hebben in de vorige vergade
ring gestaaktzoodat heden tot eene tweede stemming zal wor
den overgegaan.
Overeenkomstig de bepaling van het reglement van orde wor
den de beraadslagingen heropend.
De heer de la Faille was tot zijn leedwezen nog niet aan
wezig in de vergadering van 24 October j.l. toen dit niet on
belangrijke punt aan de orde was. Uit de stemming en de
gehouden discussiën is hem gebleken dat de gevoelens over
deze zaak verdeeld zijn. Hij stelt er prijs op met een enkel
woord zijne stem die hij voor het voorstel zal uitbrengen te
motiveeren. Niet zoo zeer als belanghebbende maar zeker wel
als belangstellende zou hij de totstandkoming van dit werk
gaarne zien. Hij ontveinst zich niet de bezwaren die er aan
verbonden zijn en door verschillende sprekers in de vorige verga
dering werden te berde gebracht. Tot op zekere hoogte kan hij die
deelen hij weet ook, dat niet alles door de verandering zal
worden verkregen wat men wel zou wenschen want zoowel
de toestand van het vaarwater als de breedte der aangrenzende
verkeerswegen zullen gebrekkig blijven. Ook laat de welstand
wat betreft de tegenovergelegen Korfmakerstraat te wenschen
over. Evenmin ziet spr. het geldelijk offer voorbij dat waar
lijk niet gering is te noemen. Toch komt het spr. voor, dat de
voordedendie er tegenover staanzóo groot zijn dat men
met het voorstel van burgemeester en wethouders die toch ook
met de bezwaren rekening hadden te houdenzal mogen me
degaan. Dit punt is en blijft een centrum van verkeer tot
vergemakkelijking waarvan alles mag worden aangewend.
Den heer TrO0lstra is in de vorige vergadering gebleken
dat vele tegenstanders hunne bezwaren gronden op den stand
der begrooting. Zoo zeide de heer Konter er tegen te zijn
omdat hij van oordeel was dat voor dergelijk werk niet ge
leend moest worden maar de kosten uit de gewone inkomsten
moesten worden bestreden. Spr. las dit in het verslag in de
Leeuwarder Couranthet schijnt in de vorige vergadering aan
zijne aandacht te zijn ontsnapt. Hij wenscht nu een enkel
woord naar aanleiding daarvan in het midden te brengen. Wan
neer men zich altijd op het standpunt van den heer Konter
plaatstezou er eigenlijk nooit een post op de begrooting kun
nen worden gebracht voor een buitengewoon werk, of er moest
een gelijk bedrag uit de gewone inkomsten tegenover kunnen
worden gesteld. Tegen die leer meent spr. te moeten opko
men want dan zou men alle uitgaven wegens buitengewone
werken waarvan toch het nageslacht profiteertleggen op de
schouders van de tegenwoordige belastingschuldigen.
En de uitgaaf, die thans wordt voorgesteld is inderdaad bui
tengewoon. Het betreft toch eene algeheele verandering van de
Korfmakerspijpdie later niet meer zal voorkomen. Nu is 't
waar, dat de begrooting voor 1892 nauw is geraamd, maar dit
bezwaar kan moeielijk gelden.
Bij iedere begrooting moet als regel gelden dat voor bui
tengewone uitgaven wordt geleendtenzij deze door buiten
gewone inkomsten gedekt kunnen worden. Wanneer toch
voor eene buitengewone uitgaaf, zooals hier, ƒ6300 wordt uit
getrokken, zonder dat buitengewone ontvangsten of eene leening
daartegenover staandan moet die som uit de gewone inkom
sten gekweten worden dat wil zeggen dat de belastingschul
digen over dat jaar dan ongeveer ƒ6000 meer moeten opbren
gen dan strikt genomen billijk kan worden geacht.
Wordt het nu in behandeling zijnde voorstel aangenomen
dan zal de ƒ6300 worden begrepen in de reeds op de begroo
ting voor 1892 aangebrachte geldleening. De aflossing dier som
zal daardoor op de eerstvolgende begrootingen in het geheel
niet drukken. Die begrootingen zullen slechts bezwaard worden
met eene rente van ruim 200.
Naar spr. meent kan dus het financieel bezwaar niet sterk
wegen.
Meermalen zijn buitengewone uitgaven uit gewone inkom
sten gekweten maar dan werden deze meestal in den loop van
het jaar wanneer dus de heffingen voor dat jaar reeds wa
ren vastgesteldop de bcgrooting gebracht. Indien dan de
inkomsten of uitgavenof wel beidemeê vielen was er geen
leening noodig. Zoo is o. a. voor de uitgaaf der brandkranen
en standpijpen tot een bedrag van omstreeks ƒ10000 ook
niet geleend.
Maar wanneer men bij de behandeling eener begrooting eene
werkelijk buitengewone uitgaafstel van 6300, aanbrengt, zon
der dat er een batig slotandere buitengewone inkomsten of
een geldleening tegenover staan, dan zou een raadslid met het
volste recht kunnen zeggen laat ons dit geld leenen, kan kun
nen wij zooals billijk isden hoofdelijken omslag met ruim
t'o percent verminderen.
De heer van Slot0rdijck zal niet in herhaling vervallen,
van hetgeen hij in de laatste vergadering heeft gezegd. Eene
enkele opmerking zal hij zich veroorloven naar aanleiding van
het door den heer Troelstra gesprokene. Het is n.l. voor spr.
zeer de vraagof dit werk een buitengewoon werk is waar
voor geleend mag worden. In zoover is het in zich zelf buiten
gewoon dat het een werk is, dat niet over enkele jaren woder
zal voorkomenm. a. w. de Korfmakerspijp zal niet weer
worden verlaagdmaar is het in zijn wezen eigenlijk niet eene
verbetering van eene straat en een eerste stap tot het verbe
teren van nog meer pijpen in deze gemeente Zal men die
latere soortgelijke werken dan ook alle als buitengewone be
schouwen en er voor leenen of wel die beschouwen als eene
gecontinueerde verbetering der verkeerswegen
Spr. wenschte dit tegen de zienswijze van den heer Troelstra
in te brengen.