Vergadering van Dinsdag 8 December 1891.
128 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 24 November 1891.
ijveren in dienstbetoon en toewijding en den arbeid van het
hoofd van het bestuur aanmerkëlijk verlichten.
Met niet minder waardeering wensch ik de vele commissien
en c.ollegies te gedenken, die belangeloos tijd en zorgen wijden
aan de behartiging van de belangen van de huishouding der
gemeente, in zake onderwijs, armwezen, brandweer en zoo
vele andere takken van bestuur meer.
De herinnering aan hunne diensten stemt mij, bij het nederleg-
gen van mijn ambt alhier, tot groote erkentelijkheid.
Maar ook en vooral ben ik veel dank schuldig aan de inge
zetenen van Leeuwarden.
De goede geest, die er heerschl onder de burgerij dezer stad,
de zin voor weldadigheid en de ordelievendheid maken het den
burgemeester gemakkelijk, de vrede te bewaren en het gezag
te handhaven.
Gaarne breng ik dankbaar mijne hulde aan de bevolking van
Frieslands hoofdstad.
Al deze omstandigheden, gepaard aan de blijken van waar
deering en vriendschap, welke ik voortdurend, maar vooral in
den laatsten tijd mocht ondervinden maken mij het scheiden
moeielijk, te meer wijl ik door geboorte en traditie gehecht ben
aan Friesland.
Ik eindig met mijne beste wenschen uit te spreken voor het
welzijn van Leeuwarden.
Ik hoop, dat het der stad, die U en mij dierbaar is en dierbaar
blijven zalwel moge gaan.
Moge het ook U Mijne Heeren, leden van den gemeenteraad
en secretaris in alle opzichten naar wensch gaan.
Van harte hoop ik, dat gij nog vele jaren moogt blijven
gespaard, zóó voor uwe betrekkingen als voor de goede stad
uwer inwoning.
De heer Mr. J.DirkS antwoordde op het door den burge
meester gesprokene het volgende
EdelAchtbare Heer Burgemeester
Het is in ons vaderland een eigenaardige gewoonte, dat niet
de jongste, maar de oudste van jaren van menige soms zeer
aanzienlijke en talrijke vergadering het voorzitterschap aanvan
kelijk moet bekleeden. Ook onze Grondwet heeft dit gebruik
gewettigd en nauw verwant daaraan is het gebruik bij den
Raad van Leeuwarden in zwang, om bij sommige plechtige ge
legenheden het oudste raadslid als spreker namens der; gehee-
len Raad te doen optreden.
Getrouw aan deze usantie, rust dan ook heden op mij, Edel
Achtbare Heerde plicht, om een hartelijk woord van hulde
en erkentelijkheid tot U te richten, nu gij op den valreep staat
van het fregat Leeuwarden, waarover gij acht jaren lang het kom-
mando op zulk een uitstekende wijze hebt gevoerdom dit
commando te verwisselen met dat over het linieschip Rotter
dam.
Maar de Raad dezer gemeente en diens secretaris, gedach
tig aan het Fnesche spreekwoord It is mei sissen net to
dwaen (bij het woord de daad voegende)wenschen U ook
persoonlijk stoffelijke voortdurende bewijzen dier hulde en er
kentelijkheid aan te biedenin den vorm van een zilveren bo
kaal en eene oorkonde.
De kortheid des tijds heeft niet gedoogd, den bokaal door de
bekwame handen van een onzer stadgenooten te doen afwer
ken en wij kunnen U EdelAchtbare Heer, op dit oogenblik
nog slechts de teekening, op de oorkonde voorkomende er van
ter hand stellen. Wat daarop zoo kunstig gegraveerd zal zijn
zal U ter herinnering strekken aan uw verblijf in en aan uw
vertrek van Frieslands hoofdstad.
De oorkonde die ik de eer heb U thans namens Raad en
secretaris ter hand te stellenbevat deze woordengeplaatst
onder uw geslachtswapendat der stad Leeuwarden en de in-
gestrengelde voorletters van beide namen
Aan Petrus Lgcklama a NijeholtBurgemeester der
gemeente Leeuwarden, ridder der orde van den Ne-
derlandschen Leeuwlid der Staten van Friesland
enz wordt bij zijn aanstaand vertrek naar Rotter
dam door de leden van den Raad met den secre
taris aangeboden een van zilver gedreven bokaal
als blijk van waardeering en erkenning voor den
ijver en de voortvarende werkzaamheid, waarmede
hij als Burgemeester gedurende het tijdvak van den
1 November 1883 tot heden, op uitstekende wijze
de belangen der gemeente Leeuwarden heeft be
hartigd en voorgestaan.
Leeuwarden den 24 November 1891.
(Onderteekend door alle raadsleden en den heer secretaris.)
Ik zou in herhaling vervallenEdelAchtbare Heerwanneer
ik aan deze eenvoudigeoprecht gemeende woorden nog iets
zoude toevoegen. Ja toch iets Zij herinneren ons aan den eere
naam die aan de inwoners van uwe geboortestad sedert lang
wordt gegeven Rjuecht in sjluecht as die fen Boolsert. Recht
door zeeop het doel af met onverflauwden ijver zonder om
wegen den oud-zeeofficier kenschetsende waren uwe hande
lingen. Eenvoudig en hoogst welwillend toch waart gij in
uwen omgang met uwe medeburgers. Ruime sympathie mocht
gij verwervenen ongaarneja met leedwezenzien zij u
vertrekken. Uit hunnen naam roept de Raad u toe Vaarwel!
De Voorzittor: Ik ben ten zeerste getroffen door de waardee-
rende woorden die het oudste lid van den raad mede namens
alle leden mij heeft toegesproken en door het stoffelijk blijk
van belangstelling en waardeeringdat uiting geeft aan die
gevoelens. Ik verklaar dit voorwerp steeds als een geschenk
van de hoogste waarde te zullen beschouwen gelijk ook deze
dag mij altijd onvergetelijk zal zijn. Ik spreek nogmaals
mijnen hartelijken dank uit en eindig met den wensch dat
Gods zegen moge rusten op uw aller werk en huis.
De vergadering wordt hierop gesloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuivarden.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 8 December 1891.
129
Tegenwoordig 21 leden.
Afwezig de heeren H. Kuipers en S. H. Hijlkema.
Voorzitter de heer J. Troelstrawethouderwaarnemend
burgemeester.
I. De notulen van de vorige op 24 November j.l. gehouden
vergadering worden gelezen en vastgesteld.
II. Wordt medegedeeld
1. bericht van den heer Jhr. Mr. F. van Panhuijs, dat hij
de benoeming tot lid der commissie van toezicht M. O. aan
neemt.
2. dat de heer H. Kuipers ontslag heeft genomen als amb
tenaar van den burgerlijken stand.
Wordt besloten in eene volgende vergadering tot de benoe
ming van een ambtenaar over te gaan.
3. dankbetuigingen van K. Dokter en Mej. E. F. Goeman
voor hunne benoeming respectievelijk tot onderwijzer aan de
gemeenteschool no. 4 en onderwijzeres aan de gemeenteschool
no. 3.
4. dat de opkomsten van het tolhek te Ritzumazijl zijn ver
pacht aan H. J. Walstra te Marssum voor ƒ425 per jaar.
5. een schrijven namens den heer Mr. W. J. van Weideren
baron Rengers dat zijn perceel land ten noorden van de Wes
ter- en Bleekerstraten door de ijsclub is aangekocht zoodat dit
land niet zal worden bebouwd.
In verband hiermede wordt het heden aan de orde zijnd
voorstel van burgemeester en wethouders tot aankoop van voor
publieke straat bestemden giond aldaar van de agenda gevoerd.
III. Wordt ter tafel gebracht
1. een adres van het hoofdbestuur van den Veenkolonialen
Landbouwbondom maatregelen te nemen ter voorkoming van
vergiftiging van vee door straatvuil.
Wordt om bericht en raad gesteld in handen van burgemees
ter en wethouders.
2. een adres van L. Feenstrabeurtschipper te Hijlaard
houdende klacht over handelingen van den brugwachter der
Verlaatsbrug.
Wordt ten fine van beschikking gesteld in handen van bur
gemeester en wethouders.
3. voordrachten ter benoeming van onderwijzeressen aan de
gemeentescholen nos. 1 en 11.
4. een voorstel van burgemeester en wethouders naar aan
leiding van een verzoek van F. Niemendal om onderhandsche
verhuring van een stuk land achter den nieuwen verschwater-
vijver.
5. alsboven naar aanleiding van een verzoek van J. D. Bruin-
sma om onderhandsche verhuring van een stuk land aan den
Harlinger trekweg bij de Bolswarderbrug.
6. alsboven naar aanleiding van een adres van het R. G.
armbestuur, inhoudende bezwaar tegen een besluit van burge
meester en wethouders tot afwijzing van een verzoek om af
rastering van terrein aan de Keizersgracht.
7. alsboven tot wijziging van de verordening regelende de
brandweer.
De stukken sub 3 tot en met 7 worden voor de leden ter
visie gelegd om in eene volgende vergadering te worden be
handeld.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten.
1. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee-
nen van eervol ontslag aan de onderwijzeres Mej. S. Sijtsma.
Wordt conform dit voorstel besloten
aan Mej. S. Sijtsma op haar verzoek met ingang van 1 Ja
nuari 1892 eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan
de gemeenteschool no. 1.
2. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee
nen van eervol ontslag aan de onderwijzeres Mej. J. Wijbrandi.
Overeenkomstig de conclusie wordt besloten
aan Mej. J. Wijbrandi op haar verzoek met ingang van 1
Januari 1892 eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres aan
de gemeenteschool no. 11, tevens als onderwijzeres in de gymna
stiek aan die school.
3. Voorstel tot het voor notificatie aannemen van eene mis
sive van burgemeester en wethouders in zake het nemen van
maatregelen tot meerdere beperking van het gebruik van de
openbare straat door particulieren.
Burgemeester en wethouders deelen bij die missive mede
dat zij geen termen hebben gevonden om den raad een voor
stel te doen ten aanzien van maatregelen die zouden kunnen
worden genomen tot meerdere beperking van het gebruik door
particulieren van de openbare straat voor het bergen van kar
ren het uitstallen van warenenz., gelijk bedoeld is bij raads
besluit van 11 Augustus j.l.
In de vorige vergadering is voorgesteld deze missive voor
kennisgeving aan te nemen.
De beraadslagingen over dit voorstel worden geopend.
De heer van Sloterdijck kan niet ontkennen dat 't hem
leed doetdat burgemeester en wethouders aan den raad niet
meer opening hebben gegeven van de motieven die hen heb
ben geleid tot de conclusie dat bij eene goede toepassing van
de bepalingen der verordening op de zoogenaamde straatpolitie
voldoende waarborgen bestaan tegen misbruik van de openbare
straat door particulieren en dat zij eene uitbreiding der be
staande verordening op het heffen van marktgeld niet wensche-
lijk achten. Burgemeester en wethouders geven slechts de re
sultaten van hun zooals zij zeggen nauwgezet onderzoek zon
der mededeeling te doen van den aard en den omvang van
hunne overwegingen.
Bij deze missive wordt overgelegd een bericht van den com
missaris van politiedat in ieder geval uitvoeriger is en waarin
meer voorkomtdan in de missive van burgemeester en wet
houders dat licht over deze zaak verspreidt en waaruit enkele
conclusiën zijn te trekken.
In de eerste plaats blijkt er uit, dat het register van vergun
ningen tot het innemen van een gedeelte van de openbare
straat niet geregeld is bijgehouden. Nu staat het niet gere
geld bijhouden van een register gelijk met het geheel niet aan
houden van een register. Immerswanneer de vraag zich
voordoetof er eene vergunning is verleend of nietkan men
hierop geen betrouwbaar antwoord ontvangen indien het re
gister niet is bijgehouden.
Ten tweede blijktdattoen in 1887 de verordening op de
straatpolitie was gewijzigd ja eigenlijk geheel vernieuwd aan
de houders van karren die eene plaats hadden op de open
bare straat is aangezegd gewordendat zij zich naar aanlei
ding van die verordening van nieuwe vergunningen hadden te
voorzien, en dat het hierbij is gebleven althans 't is niet ge
bleken dat de nieuwe vergunningen zijn aangevraagd en ver
leend.
En in de derde plaats blijkt dat tusschen het dagelijksch
bestuur en den commissaris van politie nu en dan verschil
van meening bestond over de vraag naar welke verordening
eene vergunning moest worden verleend ofindien iemand de
openbare straat voor eenig doel wilde gebruiken de vergun
ning behoorde te worden verleend krachtens de verordening op
de straatpolitie of die op de marktpolitie. Dit verschil van
meening had tengevolge dat bij toepassing van laatstbedoelde
verordening de vergunning door burgemeester en wethouders