14 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 9 Februari 1892. ter en wethouders zijn evenwel enkele bedenkingen bij spr. opgekomen in verband met in de bijlagen voorkomende details, waaraan echter door het voorstel van den heer Bekhuis wordt tegemoet gekomen. Het kon toch zijndat na de vaststelling van het plan bedenkingen rezen tegen, enkele onderdeelen. Zoo is (er in de stukken gesproken over kaden en andere werken over de breedte der aan weerszijden van het kanaal benoodigde terreinen voor aardbergingenz. enz. Werd nu reeds geanti cipeerd bijv. op de breedte der kaden dan zou men er aan gebonden zijn. Bij aanneming van het voorstel van den heer Bekhuis wordt alleen de hoofdzaak vastgesteld en zullen de onderdeelen later en detail onder de aandacht van den raad worden gebracht. De beraadslagingen over het voorstel van den heer van Slo- terdijek worden gesloten. Dit wordt in stemming gebracht en verworpen met 18 tegen, 2 stemmen. Vóór stemden de heeren van Sloterdijck en van Eijsinga. Hierop komt nader aan de orde het voorstel van den heer Bekhuis. De heer Troelstra heeft, naar hij meent, vernomen, dat het voorstel van den heer Bekhuis eigenlijk hetzelfde is als dat van burgemeester en wethouders. Die geachte spreker zeide zich te kunnen vereenigen met de richting van het kanaal en de meerdere breedte van het eerste kanaalpand Wat is nu toch het verschil tusschen de beide voorstellen Eenvoudig dit. Terwijl de heer Bekhuis eigenlijk de beslissing aan Ge deputeerde Staten wil overlaten meenen burgemeester en wet houders datwijl het werk door de gemeente zal worden uitgevoerd de raad zich in de eerste plaats heeft uit te spre ken over de richting enz. van het kanaal en de verdere uitvoe ring van het plan. Spr. gelooft nietdat het ooit zal voorko men dat een collegehetwelk een werk met eene subsidie van een hooger college zal uitvoerenbij dat college komt met een zoo onbepaald voorstel van uitvoering als de heer Bekhuis wil. Men moet weten wat men wil. De raad moet zich over de plannen van uitvoering bepaald uitspreken, zooals hij die na onderzoek en rijp beraad het doelmatigst acht. Vooral deze voorstellen schijnen goed te zijn voorbereid. Burge meester en wethouders hebben over die richting deskundigen geraadpleegd en in hun geest het plan ontworpen. De raad heeft zich nu hierover uit te spreken en dit eenmaal gedaan hebbendezich daaraan te houden. Mochten echter door Ge deputeerde Staten gegronde opmerkingen worden gemaakt welnu, een raadsbesluit is geen wet van Meden en Perzen de raad kan dan op zijn besluit terugkomenwat wel meer gebeurd is. De heer van Eysinga gelooft, na de gevoerde debatten te mogen aannemen, dat na aanneming van het voorstel van den heer Bekhuis of van dat van burgemeester en wethouders, zoo wel de richting en breedte van het kanaal als de ligging der beide bruggen, als op de teekening is aangeduid, zullen vast staan. Met de richting en de breedte van het kanaal en de ligging van de tweede brug kan spr. zich zeer goed vereenigen, maar hij heeft bezwaar tegen de richting van de brug in den Grachtswal. Zooals zij nu op de teekening is aangebracht, zal ze scheef in den Grachtswal liggen zoo het heet ten ge rieve van de schepen, die uit het kanaal naar het Vliet varen maar daardoor zal een groote misstand in den rijweg ontstaan. Spr. is niet overtuigd, dat dit noodig is. Alle schepen toch, die het kanaal uitkomen, doen dat zonder te zeilen en hebben dus een minimum van snelheid. Alleen bij feilen stroom en harden wind kan er eenige moeielijkheid ontstaan. Bovendien is er in de gracht bij de brug voldoende ruimte, om de brug recht te leggen daar aan de tegenovergestelde zijde bij de gevangenis geene schepen mogen liggen en deze dus geen ruimte innemen. Den heer Bekhuis heeft 't verwonderd, dat zijne motie door den heer wethouder Troelstra werd bestreden. Hij had zich gevleid, dat burgemeester en wethouders ten minste zijn denk beeld zouden overnemen, om te voorkomen, dat het besluit la ter nog eens zou moeten worden gewijzigd. In de geschiede nis van het kanaal is wel eens meer een besluit genomen, dat na met Gedeputeerde Staten gevoerde onderhandelingen weder gewijzigd werd. De bedoeling van zijne motie is, om eerst dan eene beslissing te nemen, als door Gedeputeerde Staten zijn goed gekeurd de hoofdpunten van dit voorstel. Den heer van Eysinga doet spr. opmerken, dat de beteekenis van een besluit, overeenkomstig spreker's voorstel of dat van bur gemeester en wethouders is, dat alleen richting, breedte enz. doch niet de details worden vastgesteld. Dit kan eerst geschie den, wanneer uitvoerige detail-teekeningen zijn gemaakt en dan kan misschien aan de bezwaren van den heer van Eysinga over de brug in den Grachtswal, die spr. voor een deel juist acht, worden tegemoet gekomen. Nu zal alleen beslist worden over de plaats, niet over de richting of de inrichting der bruggen. De heer van Slotöfdijck is 't met den heer Troelstra eens, dat een stellig besluit van den raad noodig is. De heer Bekhuis evenwel stelt voor, het voorstel van burgemeester en wethouders voor kennisgeving aan te nemen, maar op deze manier wordt de zaak op de lange baan geschoven en zal men wellicht monnikenwerk verrichten. Spreker's bedoeling met zijn straks verworpen voorstel was, om, zij 't ook later, tot een stellig besluit te komen. Bij de behandeling van dat voorstel heeft hij zich over het voorstel van den heer Bekhuis niet uitgelaten, in de meening, dat de behandeling hiervan toen niet aan de orde was, maar in verband met zijne straks ver melde bedoeling zal hij nu tegen het voorstel van den heer Bekhuis stemmen, omdat door aanneming hiervan het nemen van een stellig besluit zou worden ontweken. Spr. is met den heer van Eysinga tegen de scheeve richting van de brug in den Grachtswal. Hij moet hiertegen ernstig waarschuwen, want men zou zich inderdaad belachelijk maken door die brug scheef te leggen. Het motief is geput uit het verhoor van twee schippers, die eigenlijk gehoord werden over de plaats van uitmonding in de Tijnje en zich hierover bondig en klaar hebben verklaard. B^ die gelegenheid werd hun oordeel ook gevraagd over de ligging van dhrug. Zij zei den dat slechts zeer zelden schepen uit het Kanaal naar het Vliet zouden varenen dat, gebeurde 't aler geen bezwaar tegen zou zijnomdat op het eerste kanaalpand niet zal mogen worden gezeild. Ten slotte gaven zij voorzichtigheidshalve en ten allen overvloede in overwegingde brug zooveel mogelijk oostwaarts te leggen. Om het oordeel van deze schippers dat eigenlijk en passant is gevraagdzou de brug nu scheef moeten leggen. Vóór het nemen van een besluit had men voorwaar ook het gevoelen moeten inwinnen van koetsiers die toch ook over de ligging van eene brug in een rijweg een woordje kunnen medepraten. Het belang van het vervoer per as is voorbij gezien. Waar geen groot belang 't eischtkan dergelijke misstand, die het gevolg zal zijn van een krommen stand van deze brug er niet door. Spr. zegt krommen standmaar bedoelt een scheven stand. Een kromme lijn bijv. in eene gracht kan schoon zijn maar eene scheeve brug is altijd leelijk en dit moet men voorkomen op eene plaatswaar in de hoofdstad der provincie door de gemeente een nieuwe buurt wordt ge schapen. Spr. geeft 't den heer Bekhuis niet toedat later bij vast stelling der details de stand van deze brug nader kan worden besproken. De conclusie toch van het voorstel strekt om vast te stellen de richting en de breedte van het kanaal en de, lig ging der beide bruggen zooals een en ander is aangebracht op de overgelegde planteekening. Deze teekening is ingezon den bij het advies van den directeur der gemeentewerken en behoort bij en maakt een integreerend deel uit van het voor stel. Bij aanneming van het voorstel wordt dus ook de scheeve richting van de brug vastgesteld. De heer Duparc had aanvankelijk geen plan zich in het "K" Jr-io t Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 9 Februari 1892. 15 debat te mengenmaar voelt zich na de toelichting door den heer Bekhuis van diens motie genoopteen enkel woord in het midden te brengen. Aanvankelijk was hij geneigd zijne stem te geven aan het voorstel van dit geachte lid maar na eenige overweging is hij hiervan teruggekomen. Van den voorsteller heeft spr. gehoorddat diens voorstelom het voorstel van burgemeester en wethouders voor kennisgeving aan te nemen in zich sluit eene goedkeuring van de planteekening. De motie strekt echterom na de gehouden conferentie met Gedepu teerde Staten dit voorstel al dan niet gewijzigd of aangevuld nogmaals den raad ter nadere overweging aan te bieden. Wat voor houding zou het echter zijndat de raad een plan vast stelde en tevens verklaardehet nog eens ter nadere overwe ging te willen terug hebben Dit strijdt zoodanig met elkaar dat het voorstelvolgens spr.geen recht van bestaan heeft. Spr. kan zich begrijpendat voor het geval burgemeester en wethouders eene wijziging noodig achten of door Gedeputeerde Staten eene verandering gewenscht wordt, burgemeester en wethouders met een nader voorstel komenmaar indien noch het een noch het ander het geval is, waarom dan nog eens met dezelfde zaak tot den raad te komen De heer Troolstra acht de opmerking van den heer van Sloterdijck juistdat wanneer het voorstel wordt aangenomen in beginsel de plaats en richting van de bruggen worden vast gesteld. Hij kan de verzekering gevendat dit punt tot lang durige en ernstige besprekingen bij burgemeester en wethou ders heeft aanleiding gegeven en dat zij tot het doen van dit voorstel zijn overgegaan na de deskundigen te hebben gehoord. Wat is het geval De gracht heeft op dit punt eene breedte van 23 meter en om het de schependie gewoonlijk dit kanaal zullen bevaren waaronder die 30 meter lang zijngemakkelijk te maken naar het Vliet te varenhebben burgemeester en wethouders gemeend deze eenigszins scheeve richting aan de brug te mogen geven zoodat mede met behulp van meerpalen het draaien naar de Vlietzijde gemakkelijk zal zijn. Aan de zijde van de gevangenis kan niet meer ruimte worden gemaakt. Burgemeester en wethouders hebben dus gemeend op die wijze de scheepvaart te kunnen gerievenzij 't ook met eenige op offering van den welstand. j De juiste ligging der 6ruggen| kan echter zeer gemakkelijk van dit plan los gemaakt worden. Later als men over de soort van brug zal hebben te beslissenmoet dit punt van zelf weer aan de orde komen. Spr. geeft daarom zijne medeleden van het dagelijksch be stuur in overweging, om de conclusie van het voorstel zoodanig te wijzigendat de juiste ligging der brug in den Grachtswal daarvan worde losgemaakt. Den heer van Sloterdijck doet 't genoegen te vernemen dat de heer Troelstra het met spr. over den misstand van deze brug eens is en dat burgemeester en wethouders er noode toe zijn overgegaan, die zoo te ontwerpen. Het motief, om voor schepen van 30 meter op dit punt, waar de gracht 23 meter breed is, het uitvaren van het kanaal in de richting van het Vliet mogelijk te maken noemt spreker wel wat overdreven. Wanneer het kanaal er eenmaal iszullen er misschien wel schepen van die lengte van uit dat kanaal zich bewegen in de richting naar de Harlinger vaartmaar ze zullen niet den kant van het Vliet opvarendit zal toch niet een vaarwater voor schepen van dien omvang zijn. En voor kleinere vaartuigen is de Oostergracht naar het Vliet breed genoegvooral als men in aanmerking neemtdat de wal van het terrein der gevan genis geen ligplaats voor schepen aanbiedt enzoo noodig ook de overzijde van de gracht kan worden vrijgehouden. Nu de heer Troelstra voorgesteld heeftde richting van de (brug van. het voorstel los te maken, kan spr. verklaren, dat hij ook een ontwerp tot wijziging der conclusie gereed had. Dit strekte, om daaraan toe te voegen: „met dien verstande I nogtans dat de brug bij de uitmonding in de stadsgracht recht I in den rijweg van den Grachtswal worde gelegd. De Voorzitter doet opmerken dat dit amendement niet in overeenstemming is met den uitgesproken wensch om de richting van de brug niet vast te stellen. Burgemeester en wethouders waren echter reeds bereidom hunne conclusie te wijzigen in verband met de motie van den heer Bekhuiszoodat deze motie beschouwd kan worden direct verband te houden met het gewijzigd voorstel van burgemees ter en wethouders. Dat luidt aldus„vast te stellen 1° de richting van het kanaal2° de breedte daarvan en 3° de plaat sen voor den aanleg van twee bruggen over het kanaalpunt een en twee als op de planteekening is aangeduid." Hierdoor zullen de plaatsen voor de bruggen wel worden vastgestelddoch los gemaakt worden van de teekening. Later kan dan op de juiste ligging worden terug gekomen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van den heer Bekhuis wordt in stemming ge bracht en verworpen met 18 tegen 2 stemmen. Vóór stemden de heeren Bekhuis en Dijkstra. Het voorstel van burgemeester en wethouderszooals dat heden is gewijzigdwordt in stemming gebracht en aangeno men met algemeene (20) stemmen. De heer de la Faille verlaat de vergadering. 5. Benoeming van eene commissie van onderzoek van recla mes tegen aanslagen in de directe belasting op het inkomen dienst 1892. Tot leden der commissie worden benoemd, uit de le sectie de heer Mr. J. Minnema Buma met 19 stemmen uit de 2e sectie de heer H. Beucker Andreae met 16 stemmen en uit de 3e sectie de heer P. Fabry de Jonge met 18 stemmen. V. De heer Dirks vraagt het woordom aan de ge meente ten behoeve van hare bibliotheek ten geschenke aan te bieden twee werkjes van zijne hand. Het eene is getiteld „Vijf oude zegels" en bevat o. a. eene beschrijving van een zegel uit de 13e eeuw, betrekking hebbende op Leeuwarden en waaruit blijkt, dat deze stad toen reeds belangrijk was. Het andere werkje is getiteld„les Pompei Frisons et leur importance au point de vue numismatique." Deze verhande ling, uitgesproken op een numismatisch congres te Brussel, be handelt de Friesche terpen waarin zoovele munten en andere voor de geschiedenis van Friesland merkwaardige voorwerpen worden gevonden en behelst eene beschouwing van de mun ten vóór het jaar 1000 geslagen. De Voorzitter stelt aan de vergadering voor, te besluiten, aan den heer Dirks te kennen te geven dat de raad 't op hoogen prijs steltin zijn midden een man te hebbendie een lang menschenleven heeft gewijd aan de conscientieuse bestu deering der geschiedenis in het algemeen en aan die van Fries land en van Leeuwarden in het bijzonder en het geschenk zooals het wordt aangeboden onder betuiging van 's raads op rechten dank te aanvaarden. Dit voorstel wordt met aplaus aangenomen. De openbare vergadering wordt hierop gesloten. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1892 | | pagina 3