30 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 26 April 1802. De beraadslagingen worden geopend. De heer Konter heeft uit de begrooting voor dit werk, door den directeur der gemeentewerken opgemaaktgeziendat een belangrijk deel van de kosten besteed wordt voor loonen. Be halve het metselwerk, zeker de grootste loonpostwordt er bijv. 1600 geraamd voor het inheien van palen, ƒ600 voor het vervoer van grond enz., alle werkzaamheden van gewonen aard. Nu heeft de ervaring geleerd, dat wanneer dergelijke werken bij aanbesteding worden uitgevoerd de regeling der loonen vaak te wenschen overlaat, omdat wegens te sterke concurren tie veelal te laag wordt aangenomen en dit natuurlijk op de loonen drukt. Spr. zal het voorstel niet bestrijden maar wenscht in overweging te geven eene bepaling op te nemenwaardoor de schaduwzijde, aan eene openbare aanbesteding verbonden eenigszins worden getemperd. Hij mag veronderstellendat dit een onderwerp is waaraan ieder der leden zeker wel eens zijne aandacht zal hebben geschonkenofschoon de kwestie in deze vergadering nog niet principieel is behandeld. Naar spr's meening leent dit werk zich er toe om bij wijze van proefneming eene bepaling omtrent het loon in het bestek op te nemen; hij zou dit te meer wenschelyk achten, nu men in het vooruitzicht heeft een grooter werkals het graven van een kanaal. Men zal dan zijn voordeel kunnen doen met de ondervindingbij een kleiner werk opgedaan. Spr. zal het hierbij laten ommocht een eventueel debat daartoe aan leiding geven misschien nader een amendement op de con clusie van dit voorstel in te dienen. De heer Reeling Brouwer meentals hij den heer Konter goed begrepen heeltdat deze de vaststelling van een minimumloon op het oog heeft hoewel hij 't niet met zoo veel woorden heeft gezegd. Spr. is principieel tegen eene vaststelling van dergelijk loon omdat deze practisch onuitvoer baar is. Indien bij eene aanbesteding een minimumloon werd vastgesteldzouden alleen de beste arbeiders worden aange nomen en de jongerendie eigenlijk nog niet het volle loon kunnen verdienenworden buitengesloten voor de ouderen die niet meer het volle loon kunnen verdienen zou hetzelfde gelden. Nu zou men wel kunnen zeggendat de loonen zóo laag moeten worden gesteld dat ook laatstbedoelden in de termen kunnen vallen om te worden aangenomenmaar dan wordt het doel dat men op het oog heeftniet bereikt. De heer Konter schijnt te meenendat dit werk vrij een voudig is. Spr. verschilt in dit opzicht met hem in meening. Dit werk vereischt een uiterst nauwkeurig toezichtmaar ook eene zorgvuldige uitvoering het gaat gepaard met technische moeilijkhedendie de uitvoering verzwaren. En toch moet het werk goed opgeleverd worden zal men later niet eene belangrijke schade ondervinden. De heer Oosterhoff heeft ook wel eens zijne gedachten laten gaan over dit onderwerpen moet erkennen dat het denkbeeld van den heer Konter hem wel heeft toegelachen. Hij gelooft echter dat er ernstige bezwaren tegen bestaan. Doch hoe dit zij in ieder geval gaat het z. i. niet op om nu maar klakkeloos onvoorbereid omtrent een zóó gewichtige zaak een besluit te nemen. Spr. zou daarom den heer Konter in overweging willen geven om later een voorstel te doen ten einde dan eene principiëele beslissing uit te lokken. De heer Dijkstra kan zich wel vereenigen met de ziens wijze van den heer Oosterhoff, doch moet er aan herinneren datnaar hij meentvoor ongeveer twee jaar eene beslissing in deze kwestie is genomen naar aanleiding van adressen van timmerlieden en wel in afwijzenden zin. De heer Duparc zegtdat hem evenals den heer Oos terhoff, het denkbeeld zelf, om een minimumloon bij de uit voering van gemeente-werken vast te stellen dikwijls heeft toegelachen. Hij acht het onderwerp echter te gewichtig, om daaromtrent incidenteelzonder eenige voorbereiding eene be slissing te nemente meer bezwaar bestaat daartegen na de mededeeling van den heer Reeling Brouwer, dat men in dezen een geenszins onbelangrijk werk heeft te doen. Spreekt men voorts van een minimumloon dan dient men toch een regulatief te hebben een maatstaf voor de bepaling van het loon. Niets behoeft intusschen den heer Konter te beletten om de zaak later nog eens bij den raad aanhangig te maken, ten einde er eene beslissing in het algemeen over uit te lokken. De heer DirkS ontmoet haast in elke courant eene mede deeling van eene gehouden aanbesteding en daarbij wordt steeds zijne aandacht getrokken door het groote verschil tusschen de inschrijvingssommen. Behoudens enkele uitzonderingen wordt het werk aan den laagsten inschrijver gegund al is die som ook ver beneden de raming. Daardoor wordt een drukking uit geoefend op de loonen want daaruit en uit minder goed ma teriaal moet het verschil gedekt worden. Bij de commissie voor openbare werkenwier advies omtrent de straks aange haalde adressen werd gevraagd werd deze kwestie besproken en zij deed naar spr. meent, naar aanleiding van de verbouwing van den Doelen welk werk voor een zeer laag bedrag was i aangenomen en gegund aan burgemeester en wethouders het denkbeeld aan de hand om geen werk te gunnen voor een bedrag, dat 10 pet. beneden de raming is. Hierdoor voorkomt men althans anders noodzakelijke drukking der loonen en werkt men eene goede uitvoering in de handdoor soliede bazen met goede materialen. De heer Bekhuis verklaart, dat hij geheel onvoorbereid is daar hij eene besprekingdoor den heer Konter over een be langrijk vraagstuk uitgelokt, niet had kunnen verwachten. Toch wenscht hij een enkel woord te zeggen. Hij kan niet met het denkbeeldom een minimumloon vast te stellenmede gaan hoezeer hij de goede bedoelingen en het streven van sommigen, die daarvoor ijveren waardeert. Hij acht dergelijken maatre gel niet alleen onuitvoerbaarmaar ook een te groote belem mering voor hem die met de uitvoering van het werk is belast een maatregeldie tot schade van den werkman uitloopt. Er is nog iets anders. De heer Konter doet zijn denkbeeld hierop steunendat tengevolge van de concurrentie de aanne- mingsprijs vaak te laag is en zoodoende de loonen worden ge drukt. Burgemeester en wethouders hebben 't echter in de hand om dit te voorkomen. Zij hebben eene begrooting van den directeur der gemeentewerken de autoriteitdie voor de uitvoering der werken verantwoordelijk is op wiens cijfers men moet afgaan. Gunt men nu geen werk aan hendie verre be neden die raming hebben ingeschreven en vertrouwt men de uitvoering alleen toe aan soliede personen dan behoeft men geen vrees te koesteren voor onvoldoende loonen. Op de vroe ger ter zake ingekomen adviezen is de commissie voor open bare werken gehoord. Zij heeft in haar advies in overweging gegevenom nimmer een werk te gunnen voor een bedrag dat meer dan 10 pet. beneden de raming is. 't Spijt spr. dat burgemeester en wethouders dien wenk met hebben opgevolgd en hij neemt nu deze gelegenheid te baatom hen er nog eens op te wijzen en hun te verzoeken er ernstig op toe te zien dat nooit eenig werk aan minder soliede personen wordt opgedragen en elke inschrijving af te wijzen waarvan de som te ver bene den de raming daalt. Dit zou zoowel der gemeente als den werklieden tot nadeel zijn. Spr. kan er nog bijvoegen dat zooals door den heer Ree ling Brouwer reeds terecht is opgemerkt voor het onderwer- pelijk werk technische vaardigheid wordt vereischtterwijl de uitvoering wordt bemoeilijkt door de omstandigheid dat het werk moet worden verricht in een bestaand gebouw. Wordt het dus aan onbekwame handen toevertrouwddan bestaat er gegronde vrees voor, dat de geregelde exploitatie van de gas fabriek wordt benadeeld. De heer van Eijsinga is het met den vorigen spreker eensdat de vaststelling van een minimumloon onuitvoerbaar ismaar het middeldoor dien spreker en den heer Dirks aan- Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 26 April 1802. 31 gegeven zal z.i. niets helpen. Immers al gunt men een werk aan een aannemer, wiens inschrijvingssom niet meer^dan 10 pet. beneden de raming is, dan heeft men toch nog geen ze kerheid omtrent het bedrag der loonen die hij aan zijne werk lieden zal uitbetalen. Misschien zoude dit middel aan de zaak bevorderlijk zijnindien burgemeester en wethouders van de inschrijvers bij hunne inschrijvingsbiljetten verlangden over legging eener specificatie van de door hen uit te betalen loonen aan de arbeiders die zij zullen gebruiken bij het werk waarop zij inschreven. De heer Dijkstra wenscht nog even te kennen te geven hoewel de zaak thans eigenlijk niet principieel aan de orde is, dat hij het denkbeeld, om geen werk te gunnen voor een be drag dat meer dan 10 pet. beneden de raming"is, onuitvoer baar acht. Tegen dat denkbeeld toch bestaat onder meer ook dit bezwaardat tusschen het maken der begrooting en het doen der aanbesteding vaak veel tijd verlooptwaarin zich al lerlei omstandigheden kunnen voordoen, die van invloed op den prijs der materialen en daardoor op het bedrag der aannemings som zijn. Met het andere denkbeeld van den heer Bekhuis om n.l. geen werk te gunnen dan aan bekwame en geschikte aannemers kan hij zich geheel vereenigen. De heer Konter had het bezwaar van onuitvoerbaarheid tegen zijn denkbeeld verwacht. Ook hij acht de moeilijkheden, aan de toepassing verbonden niet geringmaar onoverkome lijk zijn deze naar zijne meening niet. Als er iets anders in de plaats te stellen ware zou hij zich bij die bezwaren neder- leggenmaar nu ziet hij geen anderen uitwegom verbetering in den bestaanden toestand te brengen. Spr. wijst er op dat te Arnhem, naar hij meentdezer dagen eene dergelijke bepa ling onder de voorwaarden van aanbesteding is opgenomen. Hij erkent 'tdat naar mate het werk gecompliceerd isde loonschaal moeilijker is te bepalen. Een minimum loonschaal zal natuurlijk in overeenstemming met plaatselijken loonstand en gebruiken moeten worden opgemaakt en de directeur der gemeentewerken zoude burgemeester en wethouders zeker de gegevens wel kunnen verstrekken om voor dit werk dergelijken schaal vast te stellen. Spr. ziet er niet het minste bezwaar in, om nu een proef te nemenblijkt de maatregel te veel moeilijkheden op te leveren, om algemeene toepassing te erlangen, welnu, dan late men 't bij deze eene keer blijven. Hij wenschte juist met dit werk eene proef te nemen, ten einde eenige ervaring te hebben wanneer men voor een groot werk komt te staan. Nu er zich evenwel geen enkele stem doet hooien, die vol mondig zijn denkbeeld ondersteunt, heeft spr. geen planeen voorstel te doen, omdat verwerping daarvan de zaak zoude ach teruit brengen. De heer Reeling Brouwer gelooft dat, al ging men tot den maatregel overom een minimumloon vast te stellen, dit alleen van toepassing zou kunnen zijn op stukwerk, maar niet op het gewone werk. Wat de mededeeling van den heer Konter betreft omtrent eene aanbesteding in Arnhem, deze betreft eene uitbreiding dei- gasfabriek aldaar en spr. meent wel te weten, dat daarbij een maximum van arbeidstijd is vastgesteld, n.l. van 11 uur, maar hij gelooft niet, dat bepalingen omtrent een minimumloon zijn opgenomen. De heer Meijer doet naar aanleiding van de laatste woor den van den vorigen spreker opmerken, dat hij er geen bezwaar in zou zien, om bij een eenvoudig werk een dergelijke proef te nemen, maar het onderwerpelijk werk leent zich daartoe niet. Om duidelijk te maken, wat soort van eenvoudige werken spr. bedoelt, deelt hij mede, dat voor een waterschap in de j gemeente Hemelumer Oldephaert een werk aan eene zeedijk I is aanbesteed, waarop de maatregel is toegepast. Dit werk bestaat in het inheien van palen, het aanvoeren van modder, en verder soortgelijken eenvoudigen arbeid. Daarvoor kon een vaste schaal voor de loonen worden aangewezen. Dergelijke eenvoudige werken zullen hier niet veel voorkomenzoo ja, dan zou spr. persoonlijk tegen eene proefneming geen bezwaar hebben. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt nu zon der hoofdelijke stemming aangenomen. 6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het doen herstellen van gemeentewege van de walbeschoeiing langs de op vaart aan de zijde van de Cichoreibuurt. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de conclusie besloten I. in 1892 over te gaan tot het doen maken van eene hou ten walbeschoeiing langs de opvaart aan de zijde van de Ci choreibuurt II. burgemeester en wethouders uit te noodigen, te zijner tijd de vereischte voorstellen te doen ter bestrijding der kos ten van het sub I omschreven werk. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhand- sche verhuring van een deel van het perceel Turfmarkt no. 2. Overeenkomstig de conclusie van dit voorstel wordt besloten behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten aan Gerke Tiesema onderhands voor den tijd van 1 jaar, in te gaan den 1 Mei 1892 in huur af te staan het beneden-voorgedeelte van het perceel Turfmarkt no. 2, tegen eene huursom van 1.— per maand en verder op door burgemeester en wethouders te i stellen voorwaarden. V. De heer van der Scheer vraagt en bekomt verlof, eene vraag te richten tot burgemeester en wethouders. Bij het begin der vergadering kreeg hij een nummer van „de Gemeen testem" onder de oogen, waarin een artikel over de nieuwe tijdregeling voorkomt. De Leeuwarder tijd verschilt met den Amsterdamschen 31/a minuten, en nu zullen met 1 Mei de spoorwegmaatschappijen den tijd van Greenwich volgen, die 20 minuten met den Amsterdamschen en dus 23'/a minuten met den Leeuwarder tijd zal verschillen. Spr. vraagt nu, of er ook een besluit is genomen, hoe er omtrent de tijdregeling op 1 Mei zal worden gehandeld, opdat men na dien tijd wete, hoe laat 't hier is. De Voorzitter beschouwt deze vraag als eene interpellatie en wenscht terstond daarop een antwoord te geven. Burge meester en wethouders hebben na ernstige overweging besloten, voorloopig niets te doen en eene afwachtende houding aan te nemen, in navolging van Amsterdam, Rotterdam en andere plaat sen. Wanneer men nu beslootden West-Europeeschen tijd toe te passen, dan verkreeg men een verschil van 23'/a mi nuut met den Leeuwarder tijd. Het zou echter kunnen gebeu ren, dat met den winterdienst der spoorwegen de Midden-Euro- peesche tijd werd aangenomenin welk geval de tijdsaandui ding hier wederom moest worden veranderd. Dit is reeds een reden, waarom burgemeester en wethouders eene afwachtende houding hebben aangenomen en geen aanleiding hebben gevon den de zaak in den raad ter sprake te brengen. Er zou wellicht eene aanleiding kunnen zijn, om den Am sterdamschen tijd aan te nemen, waardoor het verschil met den spoortijd tot op 20 minuten zou worden gereduceerd. Dit is echter nog niet door het dagelijksch bestuur overwogen en misschien is dit evenmin wenschelijk, ook omdat nagenoeg de geheele provincie, wat den tijd betreft, zich regelt naar de stads- uurwerken in Leeuwarden, zoodat eene wijziging ook eene ver andering in de geheele provincie ten gevolge zou hebben, al thans voor zoover men zich naar Leeuwarden regelt. De heer van der Scheer betuigt zijnen dank voor de bekomen inlichting en kan volkomen instemmen met het stand punt dat burgemeester en wethouders hebben gemeend te moe ten innemen. De vergadering wordt hierop door den voorzitter gesloten. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1892 | | pagina 2