34
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Maandag 9 Mei 1892.
bendie eene behoorlijke huursom wil betalen. Welk beiwaar
kan er dus tegen bestaan
De heer Dirks heeft zich in de vergadering der commissie
voor openbare werken tegen het denkbeeld van den heer Bek
huis verklaard. Volgens spr. mag men deze gelegenheidom
een goeden huurder en een billijken huurprijs te bekomen niet
laten ontsnappen. Beter één vogel in de hand dan tien in de
lucht. De rente der uitgaaf is nu verzekerd. De stichting van
dit perceel toch zal naar raming van den directeur der gemeen
tewerken 7000 kosten. Wanneer nu de heer Heida 350
voor de bovenwoning betaalt en de brugwachter voor zijn ge
deelte 100 zal betalenzal de gemeente van de stichtingssom
450 of 61/1 pet. jaarlijks rente ontvangen voor een nieuw ge
bouw dat natuurlijk in de eerste jaren weinig of niets aan
onderhoud zal kosten en dat tot sieraad zal strekken voor de
omgeving.
De heer Dijkstra heeft ook tegen het tweede onderdeel
der conclusie van burgemeester en wethouders bezwaar. De
som van 350 is zeker gesteld in verband met de kosten van
stichting. Nu is 't zeer goed mogelijkdat het geraamde be
drag van ƒ7000 ver zal worden overschreden in ieder geval
weet men niet juist hoeveel het huis zal kosten vóórdat het
is voltooid. Voor zoover spr. er over kan oordeelen is in ver
band met den omvang en de inrichting der bovenwoning de
geboden prijs van 350 zeker zóó billijkdat daarvoor ten allen
tijde kan worden verhuurd.
De heer Meijer wenscht er nog even op te wijzendat
bij inwilliging van het verzoek van den heer Heida de huur
direct na de voltooiing op 12 November zal ingaan een tijd
stip dat anders voor verhuring van woningen niet gunstig is.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het tweede onderdeel wordt nu instemming gebracht en aan
genomen met 15 tegen 4 stemmen, die van de heeren van der
ScheerBekhuis Dijkstra en Menalda.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding
van een verzoek van J. Bender om schadevergoeding wegens de
afsluiting van de Oude Lombardsteeg.
Burgemeester en wethouders stellen voor, dit verzoek als
niet voor inwilliging vatbaar te wijzen van de hand.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer BokhuiS zal gaarne zijn stem geven aan het voor
stel van burgemeester en wethoudersom afwijzend op dit ver
zoek te beschikken. Burgemeester en wethouders hebben in
het belang van de openbare veiligheid maatregelen genomen
om de Lombardsteeg gedurende de verbouwing van het vroegere
winkelhuis der firma A. Sinkel voor de passage af te sluiten.
Van deze plaats zal spr. zich hieromtrent van bemerkingen ont
houden, maar, nu 't toch ter sprake komt, zal hij tot burgemeester
en wethouders een verzoek richten en welof zij niet in over
weging zouden willen nemen ommet behoud van het goede
doelzorg voor de publieke veiligheideene beperking der af-
afsluiting toe te passen.
Burgemeester en wethouders zeggen in de toelichting op hun
voorstel dat de verbouwing van gemeld perceel van dien aard
isdat daardoor de passage voor voetgangers door de steeg
hoogst gevaarlijk is. Dit is volkomen juist, maar dat gevaar
bestaat alleen wanneer er aan dat gebouw gewerkt wordt
dus niet in de schafturen en des avondsnoch op Zon- en
feestdagen. Dan kan, zonder eenig gevaar, de versperring van
de passage door de steeg worden opgeheven. Het publiek belang
zou daardoor zeer worden gebaat. Spr. heeft ook nog heden
morgen ter plaatse een onderzoek ingesteld en bevonden dat
een gedeelte van de steeg wordt gebruikt voor opslag van bouw-
materialen. Dit is toch zeker niet noodig.
Spr. geelt aan burgemeester en wethouders het denkbeeld
in overweging om de afsluiting te doen geschieden door mid
del van een sluitboomwaarbij een waarschuwingsbord dat
de passage'voor voetgangers gevaarlijk is, en aan den bouwheer
de verplichting op te leggen om die sluitboom te openen wan
neer er aan het gebouw niet gewerkt wordt.
De heer Troolstra ziet er geen bezwaar inom het denk
beeld van den heer Bekhuis ter overweging mede te declen
aan den directeur der gemeentewerken. Het zou kunnen zijn
datnaarmate de verbouwing vordertandere maatregelen kun
nen worden genomen.
De Voorzitter zal gaarne het denkbeeld van den heer
Bekhuis bij burgemeester en wethouders ter sprake brengen
ten einde te overwegenof het publiek niet op een of andere
wijze kan worden geriefd. Tegen den maatregeldoor dien ge-
achten spr. aangegeven bestaat echter dit bezwaardat dan
het toezickt op de openbare veiligheid, dat bij burgemeester
en wethouders berustzou worden overgebracht op den bouw
heer.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt hierop
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van een verzoek van het bestuur der vereeniging nde am
bachtsschoolom overdracht van gebouwen en toekenning van
eene subsidie.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor, te be
sluiten
I. behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten aan de
vereeniging „de Ambachtsschool" te Leeuwarden onderhands
in eigendom over te dragen het aan de gemeente in eigendom
behoorende gedeelte van het gebouw der ambachtsschoolten
kadaster bekend gemeente Leeuwarden in sectie A no. 1290,
plaatselijk gekwoteerd Speelmanstraat no. 17 tegen eene koop
som van ƒ4800mits alle kosten op de [overdracht vallende
komen ten laste van den kooper en verder op voorwaarden
door burgemeester en wethouders vast te stellen
II. aan de vereeniging „de Ambachtsschool" te Leeuwarden
eene subsidie te verleenen tot een bedrag van ƒ4800 ten be
hoeve eener voor de uitbreiding en de inrichting van de school
tot theoretische en practische ambachtsschool noodzakelijke ver
bouwing onder voorwaardedatingeval de vereeniging „de
Ambachtsschool" mocht worden ontbondenof door eenige
andere oorzaak de gebouwen der vereeniging niet meer voor
de school bestemd mochten blijven, de gemeente het recht heeft,
die gebouwen in eigendom over te nemen tegen betaling der
waarde, door drie deskundigen te bepalen, verminderd met
het bedrag der subsidie van ƒ4800.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Konter heeft het woord gevraagdniet om het
voorstel van burgemeester en wethouders te bestrijdenwant
hij heeft sympathie voor den steundie steeds aan de am
bachtsschool door het gemeentebestuur is verleendmaar om
eene opmerking onder de aandacht van de vergadering te
brengen.
Bij het lezen van het rapport van den directeur der gemeente
werken is bij spr. de vraag gerezenof de berekening van
den aftrek, die bij eventueele overneming der gebouwen door
de gemeente zal worden toegepast, wel juist is. De toestand
is deze. In 1880 werd aan deze vereeniging in gebruik afge
staan een gemeentelijk gebouw en voor de verbouwing eene
subsidie van ƒ6472 verleend. In 1882 werd in verband met
eene noodzakelijke uitbreiding der school wederom een gebouw
van de gemeente aan de vereeniging in gebruik afgestaan met
eene subsidie van ƒ6000. Dus werd tot nu toe subsidie voor
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Maandag 9 Mei 1892.
35
de gebouwen verleend tot een gezamenlijk bedrag van ƒ12472,
makende met de getaxeerde waarde der ten gebruike afgestane
gebouwen ad ƒ4800, een totaal bedrag van ƒ17272. Aan die
schenkingen werd evenwel de voorwaarde verbonden dat bij
opheffing der ambachtsschool de gebouwen binnen drie maan
den daarna aan de gemeente in vrij gebruik moesten worden
teruggegeven. Deze voorwaarde wordt door dit voorstel be
langrijk gewijzigd. De gemeente verkrijgt nu het recht om
laterbij eene eventueele ontbinding der vereenigingde ge
bouwen in eigendom over te nemen tegen betaling der waarde,
door drie deskundigen te bepalen, onder aftrek van ƒ4800.
Spr. vraagt of de berekening van dezen aftrek wel juist is. Hij
geeft toedat een aftrek van het geheele bedrag voor der ver
bouwing verleende subsidien te bezwarend zou zijn, omdat bij de
tweede verbouwing in 1882 allicht een gedeelte der kosten
aan de eerste besteedverloren is gegaan maar toch komt
hem het bedrag van ƒ4800 te gering voor. Hij wenscht dit
punt althans onder de dandacht te brengen en eene bespreking
er over uit te lokkenom dan wellicht een amendement in te
dienen tot verhooging van het bedrag van den aftrek bijv. met
de helft der vroegere subsidiën ten minste wanneer niet blijkt,
dat de reorganisatie der schoolvoor welk doel een en ander
wordt gevraagd niet kan tot stand komentenzij de voorge
stelde voorwaarden onveranderd worden aangenomen.
De adressant zelf zegt in zijn verzoekschrift, dat, indien de
gemeente zich eenige rechten zou willen voorbehouden, in geval
de vereeniging mocht worden ontbonden of hare gebouwen niet
meer voor de school bestemd blijvenhij zulk voorbehoud als
volkomen billijk erkent. Nu zegt de directeur der gemeente
werken weldat dergelijke opheffing niet te verwachten ja
haast onmogelijk ismaar spr. gaat in die stellige verwachting
niet geheel mede. Hij wijst op de mogelijkheid dat het rijk,
in volgende jarenin plaats van subsidie te verleenen zelf
het ambachtsonderwijs ter hand neemtwaardoor de vereeni
ging de „Ambachtsschool" hare gebouwen zeker op gunstige
voorwaarden zou kunnen overdragen.
De heer Buma heeft hetzelfde bezwaar als de heer Konter.
Het tweede onderdeel is z.i. niet volledig. Zoo zullen de ge-,
bouwen bij eene eventuëele overneming door drie deskundigen
worden geschatmaar hoe zal die waardeering geschieden
Moeten de gebouwen worden gewaardeerd als schoollokalen of
fabriekenof moet de afbraakwaarde worden geschat Boven
dien is er nog eene omstandigheid waarop spr. het oog heeft
gevestigd. Bij art. 34 der statuten van de vereeniging is be
paald dat ingeval van ontbinding de algemeene vergadering
over de eigendommen en baten der vereeniging beschikt. Die
vergadering zal dus waarschijnlijk bestaan uit personen, bij
het tegenwoordig geslacht geheel onbekend en van wie de
bedoelinghoe met het resteerend saldo te handelen, moeielijk
te raden is. Spr. vindt dus de voorgestelde bepaling wel wat
te vrijgevig tegenover het toekomstig geslacht en hij zou daarom
met den heer Konter eene wijziging van het tweede onderdeel
der conclusie van den aftrek wenschelijk achtenomdathij
herhaalt 'teene bepaling der waarde van de gebouwen tot
groote moeielijkheden aanleiding zal kunnen geven.
De heer Meijer geeft te kennendat de vaststelling van
het bedrag van 4800 niet willekeurig is geschiedmaar dat
die som in verband staat met het plan van verbouwing.
Indien die verbouwing plaats had, zonder dat de gebouwen
in ééne hand waren gekomen zou een toestand van verwar
ring geschapen worden. Het is nu rationeeldat zij komen
in handen van de vereeniging. Nu meenen burgemeester en
wethouders dat waar het rijk van zijne sympathie voor de in
richting en de voorgenomen reorganisatie heeft blijk gegeven
door het toekennen van eene subsidie ook het gemeentebestuur
niet achter mocht blijven en dit den sedert 12 jaren gevolgden
weg moest blijven bewandelen. Van daar het voorstel tot het
verleenen van eene subsidie tot een bedrag van 4800het
cijferwaarop de directeur der gemeentewerken den opstal der
in gebruik afgestane gebouwen op het oogenblik van de in-
gebruikgevingheeft geschat.
Bij de beoordeeling van deze zaak mag men ook niet uit het
oog verliezendat bij eene reorganisatie der ambachtsschool
dit voordeel aan den kant der gemeente isdat zij wellicht zal
worden ontheven van de verplichting tot het instandhouden van
de herhalingsschool met 3-jarigen cursus voor jongens die
hoofdzakelijk leerlingen zijn der ambachtsschool.
Den heer Buma geeft spr. toedat de conclusie iets duide
lijker had kunnen zijn. Het is echter de bedoelingdat de
waarde der gebouwendoor de deskundigen te bepalen moet
zijn de verkoopswaarde. Spr. stelt voor, om het woord „waarde"
door „verkoopswaarde" te doen vervangen Hij zou er evenwel
tegen zijnom de somdie in mindering zal worden gebracht,
nog te verhoogen met bijv. de helft der vroeger toegekende
subsidiën omdat men dan zou reageeren op vroegere raadsbe
sluiten.
De Voorzitter deelt mede dat burgemeester en wethou
ders het amendement van den heer Meijer overnemen.
De heer Konter doet opmerken dat er geen sprake kan
zijn van reageeren op vroegere raadsbesluiten. Men dient er
op te letten dat de vroegere subsidiën zijn verleend onder eene
bepaalde voorwaarde. Die voorwaarde wil men nu opheffen
waardoor bij eventuëele liquidatie der vereeniging de voordeelen
aan hare zijde belangrijk grooter worden. Spr. blijft het af te
trekken cijfer van J 4800 te laag achtentenzij de uitvoering
van het plan van reorganisatie der school geene verhooging
van dit cijfer toelaat.
Den heer Troelstra komt het standpunt, waarop de ge
achte vorige spreker zich plaatstonjuist voor. In het adres
staatdat vóórdat tot verbouwing wordt overgegaan het ge-
wenscht is eene regeling te treffen omtrent den eigendom van
het thans bestaande schoolgebouw. Het gebouw in 1881
aan de ambachtsschool voor hare inrichting in bruikleen afge
staan, is, zooals het oorspronkelijk bestond, niet meer aan te wij
zen. Het is versmolten in de inrichting zooals die thans bestaat.
Bij het vroegere terrein is latertoen tot uitbreiding werd
overgegaan een stuk grond gevoegd door de vereeniging zelve
aangekocht. Op dit oogenblik bestaat dus een zeer gemengde
toestandwelke nog verwarder zal worden als de thans voor
genomen belangrijke uitbreiding en verbouwingvan de aan de
Speelmansstraat gelegen lokalenzal hebben plaats gehad.
Dan zal het ten minste hoogst moeielijk zijnom aan te too-
nen welk gedeelte oorspronkelijk aan de gemeente behoorde.
Daarom wenscht het bestuur der vereeniging den koop te slui
ten voor eene som die de waarde vertegenwoordigt van het
geen oorspronkelijk in bruikleen is afgestaan en door den di
recteur der gemeentewerken is getaxeerd op 4800. Aan den
anderen kant zal tot gelijk bedrag eene subsidie worden ver
leend onder de straks besproken voorwaarden. Hierbij heeft
men vroegere subsidiën niet in aanmerking te nemen, waardoor
men zou terugkomen op vorige raadsbesluiten.
De heer Meijer wijst er nog op dat de conclusie van het
onderwerpelijk voorstel in dezelfde richting ligt ais de conclusiën
van de vroegere besluiten. Terwijl vroeger de gebouwen m
bruikleen werden afgestaan met eene subsidie voor de verbou
wing zullen de gebouwen nu in eigendom worden afgestaan
wederom met eene subsidie die echter meer beschouwd kan
worden als een renteloos voorschot dat moet worden terugge
geven voor het geval de gemeente later de gebouwen weder
terugneemt.
De heer Konter heeft uitsluitend den nadruk willen leggen
op het verschil tusschen de bestaande voorwaarde bij liquida
tie en het thans voorgestelde. Vroeger was aan de subsidiën
de bepaling verbondendat bij ontbinding der vereeniging als
anderszins de gebouwen binnen drie maanden daarna aan de
gemeente in vrij gebruik moesten worden teruggegeven eene
regelingdie aan duidelijkheid niets te wenschen overlaat. Nu
zal de voorwaarde gesteld worden, dat de gemeente in die ge
vallen de gebouwen in eigendom kan overnemen tegen betaling