44 Verslag der handelingen van den gei
durende een tijdperk van werkeloosheid, een nadeeligen in
vloed kan uitoefenen op den loonstandeigenlijk verplichtom
uit te zien naar maatregelen om dien invloed tegen te gaan.
Nu zou men wel kunnen zeggendat dan 't beste ware, geene
publieke aanbestedingen te houden maar dat wil spr. niet
hij wil alleen die aanbestedingen zoo mogelijk ontdoen van den
genoemden nadeeligen invloed.
De directeur der gemeentewerken achtte voor een paar jaren
de bezwaren tegen het vaststellen van een minimum loon on
overkomelijk. Toch blijkt elders het tegendeel. Zoo memo
reerde de commissie in Arnhem in haar verslag, dat in Schaer-
beek bij Brussel sedert 4 jaar een minimum loon in de be
stekken voorkomtwat tot geene moeilijkheden aanleiding geeft;
zoo is in Dockum en Sneek naar spr. meentbesloten een
proef te nemen met dien maatregelzoodat ook daar blijkbaar
de bezwaren niet onoverkomelijk worden geacht.
De practische bezwaren zijn tweederleiIn de eerste plaats
heeft de directeur der gemeentewerken dit bezwaar er tegen
dat een onder-aanbesteding onmogelijk wordten in de tweede
plaats zou men een gelijk loon voor ongelijke krachten stellen.
Het directe gevolg er van zou zijn dat minder bekwame werk
lieden aan den kant zouden worden gezet. Spr. erkent, dat
deze de gevolgen van eene verkeerde regeling zouden kunnen
zijnmaar men moet trachten die gevolgen te ontgaan.
Om duidelijk te maken dat dit kan wijst spr. er op dat
in een ander vak een dergelijke maatregel goed heeft gewerkt
er moet n.l. gezocht worden naar een gemiddelde loonsbepa-
ling per uur en per zekere hoeveelheid werk. Om bij het vak
der metselaars zich te bepaleneen gemiddeld bekwame met
selaar verdient bijv. 15 ct. per uur; deze verwerkt per
week een zeker getal steenen en ontvangt daarvoor zooveel
maal 15 ets. als hij uren heeft gewerkt, als werkloon. Uit
het getal verwerkte steenen wordt nu het loon per 1000 stuks
bepaald. Als men dien maatstaf volgtbehoeft men niet be
vreesd te zijn onder-aanbestedingen onmogelijk te maken en
minder bekwame werklieden uit te sluitendeze verwerken
minder steenen maar verdienen dan ook minder.
Spr. heeft dit voorbeeld als leek aangehaaldom te doen
uitkomendat de oplossing der practische bezwaren waarop
burgemeester en wethouders zich beroepen niet geheel onmo
gelijk is. Hij zou gaarne bij wijze van proef een loonschaal
willen zoeken voor de gewone meest voorkomende werken.
Men zou in andere gemeentenwaar men tot dien maatregel
reeds is overgegaan inlichtingen kunnen vragenoverleg ple
gen met vakmannen en dan een ernstige poging wagen om tot
eene goede oplossing te geraken.
Hij wenschte daarom weldat burgemeester en wethouders
hun voorstel weder tot zich namen ter verzameling van meer
gegevens en nadere overweging, of wel, dat de stukken werden
gesteld in handen van eene raads-commissieom daaromtrent
een nader onderzoek in te stellen.
De heer Meijer gelooftdat de raad zich in deze strict heeft
te houden aan de practijk en zich niet in theoretische bespie
gelingen heeft te verdiepen. Waar voor een paar maanden
burgemeester en wethouders de toezegging hebben gedaan dat
zij bij een eenvoudig werk de proef zouden nemen komt 't
eigenlijk niet te pas om nu te eischen dat naar aanleiding
van een theoretisch geschrift, gelijk de circulaire van den werk-
liedenbond mag worden genoemd een vernieuwd onderzoek
worde ingesteld. In dien wensch van den heer Konter ligt op
gesloten dat hij de toezegging van burgemeester en wethou
ders niet ernstig gemeend acht.
Het is nu de vraag alleen, of, wanneer burgemeester en
wethouders voor het geval gesteld werdendat een practische
proef kon worden genomen zij dan wel in staat zullen zijn
een loonschaal vast te stellen.
De geachte vorige spreker geeft toedat dit moeielijk is
maar stelt tevens een voorbeeldwaaruit kan blijkendat die
moeielijkheid inderdaad niet zóó groot is. Hij wees n.l. op een
metselaar, die, zoo hij bekwaam is in zijn vak, 15 cent per
uur kan verdienen hij ging verder na hoeveel steenen hij kan
te Leeuwarden, van Dinsdag 28 Juni 18P2.
verwerken om zoodoende tot een loonschaal per 1000 steenen
te komen.
Deze maatstaf is op het eerste gezicht geschikt voor het vast
stellen van eer, loonschaal voor metselaars. Hierbij wordt ech
ter over het hoofd geziendat alle metselwerk niet hetzelfde is.
Die schaal zou dus tot onbillijkheid kunnen leiden. Het maakt
toch verschilof men aan den eersten muur werkt dan wel
meer in de hoogte in den vasten grond of m het waterook
kan het werk minder eenvoudig zijn bijv. het maken van go-
thische gewelven en andere dergelijke kunstwerken, al hetwelk
van invloed moet zijn op het getal steenen dat verwerkt wordt
en dus in aanmerking moet worden genomen bij het vaststel
len van een loonschaal. Spr. geeft ook evenzeer als de heer
Konterzijn gevoelen als leek te kennenmaar hij gelooft toch,
dat men de moeielijkhedenaan het door dien spreker gestelde
voorbeeld verbonden voelen en tasten kan. Hij is van mee
ning dat men na de vroegere discussien en het toen door den
raad ingenomen standpunt, zich onthouden moet van discussien
over de theorie en het voorstel van burgemeester en wethouders
moet aannemen in afwachting van eene gevolggeving aan de
toezeggingom te zijner tijd een proef te nemen. Gelijk spr.
ook vroeger te kennen gaf, zal hij persoonlijk daartoe gaarne
medewerken.
De heer Kont0r erkentdat hij de verklaringin eene
vorige vergadering door den heer Meijer afgelegdals eene ge
heel persoonlijke beschouwd heeft en niet als eene uitspraak
namens burgemeester en wethouders. Hij heeft nu evenwel
met genoegen vernomen dat dit college werkelijk de richting
in wil, om, waar het mogelijk is, eene proef te nemen. Het is
zeer goed mogelijk, dat die proef het bewijs zal leveren van
de al dan niet mogelijkheid der practische uitvoering.
Maar spr. begrijpt niet, waarom door den heer Meijer ontra
den wordtom een nader onderzoek in te stellendit kan niet
anders dan ten goede komen aan het voornemen van bur
gemeester en wethouders om een proef te nemen.
Spr. heeft de bezwaren aan zijn voorbeeld verbonden niet
over het hoofd gezien en nam daarom tot maatstaf den arbeid
in eene week. Gemiddeld genomen kan men zeggen dat de
werklieden dan allerlei soort van metselwerk te doen krijgen
de ongelijkheden worden dus gecompenseerd door niet het werk
van één dag maar over een langer tijdvak bijv. eene week
tot maatstaf te nemen.
De heer Troolstra voelt zich na de gevolgtrekking van den
heer Konter uit de woorden van den heer Meijeralsof diens
zienswijze ook die van burgemeester en wethouders is en deze
in zoover in die richting willen medegaan, dat zij bijeen werk,
dat er naar hun oordeel geschikt voor is eene proef willen
nemen gedrongen daarop terug te komen. Hij gelooft dat de
bepaling van een minimumloon in de praetijk weinig zal geven.
Den geachten vorigen spreker geeft hij toe dat publieke aan
besteding aanleiding kan geven tot kleine loonen echter onder
deze reserve, dat dit alleen het geval zal zijn als er aanbe
steed wordt in een tijd dat er weinig werk is is er voldoende
werkdan is 't te verwachten dat de aannemer een normaal
loon zal moeten betalen althans niet lager dan elders kan
worden verdiend.
Spr's denkbeeld over de zaak is, althans voorloopig, zóó men
moet zich niet binden totdat er een geschikt werk zich voordoet,
maar wanneer bijv. in de herfst het doen van verfwerken wordt
aanbesteeddus in een tijd dat het verven in het algemeen
is atgeloopen, zal men aanleiding kunnen vinden om een mi
nimumloon vast te stellen want waarschijnlijk zal dan een
werkman, die gewoonlijk 15 cent per uur verdient zich tevre
den stellen met 10 cent.
In zoodanige gevallen zou dus een proef genomen kunnen
worden hoewel spr. meentdat aan het vaststellen van een
minimumloon onderscheidene practische bezwaren verbonden
zijn die moeielijk uit den weg geruimd kunnen worden. In
Arnhem moge het denkbeeld een vrij gunstig onthaal gevonden
hebben, maar ten vorige jaie is deze kwestie ook in den ge
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 28 Juni 1892.
45
meenteraad van Haarlem ter sprake gekomen en daar kwam de
bterekkelijke commissie tot eene geheel andere conclusie.
De heer Duparc wenscht een enkel woord in het midden
te brengennaar aanleiding van het door den heer Konter ge
sprokene. Deze ving zijn eerste rede aan met te zeggen dat
hij liever had gezien dat een ouder lid vóór hem het woord
had gevraagd. Dit trof spr. Hij zou dat geachte lid willen
vragenofals geen der andere leden iets had te zeggen over
het voorstel van burgemeester en wethouderser toch had
moeten worden gesproken?
Verder heeft het spr. getroffendat de heer Konter meer licht
van burgemeester en wethouders had verwacht. Maar ook hier
vraagt hijwaarom burgemeester en wethouders dit hadden j
moeten verstrekken, waar zoo iets in het hun verstrekte mandaat in
geenen deele lag opgesloten Wat spr. persoonlijk betreftj
herhaalt hijwat door hem in eene vorige vergadering werd
gezegddat het beginsel van een minimumloon hem wel
eenigszins toelachtmaar dat hij de bezwaren aan eene uit
voering verbonden, nog altoos te overwegend acht, dan dat
een principieel besluit zou kunnen worden genomen. De debat
ten hebben intusschen, door toedoen van den heer Konter, een zoo-
danigen omvang gekregen dat men zou kunnen vragen zit men
hier in eene raadsvergaderingof in een debatingclub Voor
een dergelijke club leent het ontwerp zich uitstekendomdat
hetniettegenstaande er reeds veel over gesproken en geschreven
isnog steeds eene opene kwestie blijftwaarover het laatste
woord nog moet worden gezegd. Maar de raad moet de zaak
uit een practisch oogpunt beschouwen en zich niet verdiepen
in bespiegelingen wier verreikende gevolgen niet zijn te overzien.
Het wasvolgens spr.van burgemeester en wethouders
goed gezienom, na al wat reeds in vorige jaren in den raad
over dit onderwerp is gezegdde cireulairedie geen eigenlijk
verzoek inhoudtvoor kennisgeving aan te nemen. Niets belet
echter den heer Konteromals hij meent dat een besluit
tot bepaling van een minimumloon gewenscht of noodig ishet
ontbrekende licht te verzamelendaarvan den raad verslag
te doen en casu quo in overweging te geven in voorkomende
gevallen tot den beoogden maatregel over te gaan.
De heer Dirks wenscht nog een kleine opmerking te maken.
In het adres worden twee punten aangeroerd n.l. een mini-
mwnloon en een maximum werktijden toch loopen de debat
ten alleen over het eerste punt. Over maximum werktijd heeft
spr. niets vernomen zoodat hij hieruit zou kunnen opmaken
dat de heer Konterdie het debat heeft uitgelokthiertegen
groote bezwaren heeft. Dit is ook met spr. het gevalvooral
om de moeielijkheid der uitvoeringwant wie zal het maximum
bepalen Men hoort toch over zoovele verschillende werktijden j
sprekende een wil 8 uren werktijd per dageen ander 6
urenja zelfs spreken sommigen van 4 uren. Er is dus on
der de voorstanders zeiven groot verschil.
De heer Meijor moetter voorkoming van misverstand ver
klaren dat de toezegging in eene vorige vergadering door hem
gedaan, zuiver persoonlijk was en niet namens burgemeester
en wethouders. Deze hebben daarin geen bepaald besluit ge
nomen. Het doet spr. genoegendat zijn mede-wethouder
Troelstra ook verklaard heeftin principe er niet tegen te zijn
en zelfs nog verder gegaan is door te zeggen, dat hij bij de aan
besteding van verfwerken een proef zou willen nemen.
Spr. persisteert overigens bij zijne meeningdat een onder
zoek betreffende eene theoretische kwestie hier niet op zijn
plaats is. Spr. heeft vóór zich verslagen van besprekingen in
de Tweede Kamer en in vergaderingen te Haarlem en 's-Gra-
venhage over dit onderwerp gehouden maar nergens is men
tot eene oplossing van de practische moeielijkheden gekomen.
Deze moeielijkheden onder de oogen te zien behoort meer tot
de taak van burgemeester en wethouders.
De heer Koiltor heeft het woord gevraagd naar aanlei
ding van eene persoonlijke kwestie. De heer Duparc duidt het
spr. eenigzins euveldat hij een nader onderzoek wenscht en
verlangt van hemdat hij zelf meer gegevens zal verzamelen.
Dit is wel wat veel geëischt. Spr. gaf het denkbeeld aan de
hand om de zaak aan burgemeester en wethouders te ren-
voyeeren of wel haar in handen van eene commissie te stellen,
omdat aan dezen gegevens en hulpmiddelen ten dienste staan
waar over een particulier persoon niet kan beschikken.
De heer Duparc erkentdat de heer Konter gelijk zou
hebben als het eene kwestie als de onderwerpelijke behoorde
tot de taak van burgemeester en wethouders doch sedert dit
meent spr. te moeten ontkennen.
Laat de heer Konterspr. herhaalt '1als hij meentdat er
over deze kwestie meer licht moet worden verspreidzelf de
handen aan het werk slaan. En de raad zal hem zeker dank
baar zijn als het hem dan zal zijn gelukt de zaak in staat
van wijzen te hebben gebracht.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt hierop
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders tot voorloopige
vaststelling van den gewyzigden legger van onderhoudplichligen
van werken langs de dehor eïbuurt
Zonder discussie wordt tot die vaststelling besloten.
4. Voor stel van burgemeester en wetJtouders naar aanleiding
van een verzoek van het bestuur van het Diaconessenhuisom
vergunning tot demping van eene sloot aan den Noor der sing el.
Burgemeester en wethouders stellen hierbij voor te besluiten
Voorbehoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten aan het
bestuur van het Diaconessenhuis te Leeuwarden vergunning te
verleenen tot demping van de sloot gelegen tusschen het per
ceel kad. bekend gem. Leeuwaiden in sectie E no. 1027 en
den Noordersingel op de volgende voorwaarden
1. dat de demping van de sloot moet geschieden op de wijze
en tot de hoogteals door burgemeester en wethouders zal
worden aangewezen.
2. dat in de te dempen sloot zal moeten worden gelegd een
riool daar waar noodig voorzien van putten en op voldoende
wijze aangesloten aan het bestaand gemeenteriool bij de Sin-
j gelstraat.
De afmetingen en de samenstelling van dit riool en de put
ten worden door burgemeester en wethouders bepaald.
3. dat op de grenslijn van voormeld perceel en den Noorder
singel tijdelijk een houten hekwerk moet worden gesteld geheel
overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te geven
voorschriften.
I Dit hekwerk moet zoolang in goeden staat worden onder-
houdentotdat het door een ijzeren hekwerk wordt vervangen.
1 4. datalvorens met eenig bouwwerk wordt aangevangen
of lot den verkoop van bouwperceelen op het daarvoor bestemd
gedeelte van meergemeld eigendom wordt overgegaanaan het
gemeentebestuur een algemeen plan van de verdeeling der bouw
terreinen ter goedkeuring moet worden aangeboden.
5. dat de twee hoofdwegen op die terreinenloopende in
1 de richting Oost-West, over eene breedte van ten minste 10
meter moeten worden bestraat.
6. dat van de ruimte van ten minste tien meter tusschen
de tegenover elkander slaande gebouwen in de zijstraten eene
breedte van acht meter moet worden bestraat.
7. dat de rooilijn van de gevels voor al de te stichten gebou
wen langs den Noordersingel pl.m. 6 meter binnen de grens
lijn zal zijn gelegen en dat die ruimtenals tuin aangelegd en
onderhoudenzoowel onderling als langs geheel den openbaren
weg daarvan door ijzeren hekwerken moeten worden ge
scheiden.
8. dat de oppervlakte, noodig voor den aanleg zoowel van