Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsda g 27 September 1892. De heer Möijör betreurt de afwezigheid van den heer Ree ling Brouweromdat deze speciaal belast is met de zorg voor den Prinsentuin en het voorstel van burgemeester en wethou ders derhalve beter zou verdedigen dan spreker dit vermag. Intusschen zal het niet moeilijk vallen den heer van Sloter dijck te beantwoorden. Spreker geeft toe dat voor onderhand- sche verpachting van den tuin bijzondere redenen moeten be staan deze zijn echter volgens burgemeester en wethouders aanwezig en in de stukken uiteengezet. De vorige spreker splitst ten onrechte die redenen in on derling verband genomen voeren zij tot de conclusie dat de billijkheid onderhandsche verpachting wenschelijk maakt. Voor eerst de tegenwoordige pachter is goed ook volgens den heer van Sloterdijck dat er betere pachters te vinden zouden zijn is wel mogelijk dat zou echter afgewacht moeten worden. Niet homoeopathisch willen burgemeester en wethouders den tegenwoordigen pachter tegemoet komen door hem op nieuw de risico van weer en wind, gedurende 5 jaren te doen dragen, maar hem eenvoudig de kans geven om, bij mogelijke betere weersgesteldheidde geleden schade van den vorigen huurter mijn in te halen. Het argument ontleend aan de aanschaffing van den inven taris voor het bedrag benoodigd, behoeft niet zwaar te wegen daar de inventaris door den opvolgenden pachter wordt over genomen. Hoofdreden voor de onderhandsche verpachting is naar spre kers overtuiging, nadat hij kennis heeft genomen van den om vang van het bedrijf van den pachter, dat de pachttijd te kort is. Mocht het voorstel van burgemeester en wethouders worden verworpenen dus tot eene openbare verpachting overgegaan worden dan zou hij in plaats van 5 pachtjaren er 7nog liever 10 gesteld willen zien. In hoofdzaak hebben dus bij burgemeester en wethouders billijkheidsgronden gegolden. Den heer van Sloterdijck kan spr. een soortgelijk geval voorbehouden waarnaar spr. zich meent te herinneren op voorstel van dat geachte lid de bil lijkheid is betracht en niet is toegepast wat met de gemeente was overeengekomen. Het betrof n.l. het voorstel om den pachters der pontveren een deel der pachtsom kwijt te schelden, omdat zij wegens een langdurigenstrengen winter de veren geruimen tijd niet hadden kunnen exploiteeren. Ook bij dit voorstel hadden burgemeester en wethouders dus reden om den steun vooral van dezen spreker te kunnen verwachten. De heer Troelstra geeft naar aanleiding van de opmer king van den heer Plantenga te kennendat burgemeester en wethouders niet verplicht zijn bij openbare verpachting de pacht te gunnen aan den hoogsten inschrijver. Wanneer de heer Plantenga evenwel zelf voor eene beslissing stonddan zou hij ervaren hoe uiterst moeilijk het is, een lageren inschrijver de pacht te gunnen. Niet dan zeer overwegende redenen moeten daarvoor bestaan. En wanneer een hoogste inschrijver nu goede borgen heeft en men op hem geene aanmerkingen kan ma ken dan dient men hem de pacht te gunnen want het is bijna onmogelijkvooraf te kunnen beoordeelenof hij een geschikte pachter zal zijn. De heer van Sloterdijck doet den heer Meijer opmer ken dat zijne verwijzing naar een analoog geval niet geheel juist is. In behandeling was een voorstel van burgemeester en wethouders om aan de brugwachters een deel der pacht sommen kwijt te scheldenwegens door den strengen winter en de dientengevolge langdurige sluiting der bruggen door hen geleden schade. Spr. heeft toen de gelijkmatigheid van alle pachtersdie in dezelfde conditiën verkeerdenbepleit en voorgesteld onder die gunstige bepaling ook op te nemen de pachters der pontveren. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel wordt in stemming gebracht en aangenomen met 13 tegen 7 stemmen, die van de heeren DirksHijlkema, van der Scheerde Jonge KonterPlantenga en van Sloter dijck. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders om in beginsel te besluiten tot demping en rioleering van de gracht van de Tuinen tot de Druifsbrug. De conclusie van dit voorstel luidt 1. in beginsel te besluiten tot demping en rioleering van de gracht van de Tuinen af tot de Druifsbrug. 2. burgemeester en wethouders uit te noodigenaan den raad ter vaststelling over te leggen een uitgewerkt plan met bijbehoorende teekeningen en eene specifieke begrooting van kosten van het sub I omschreven werk. De beraadslagingen worden geopend. De heer Bekhuis heeft met groote belangstelling maar met met onverdeelde sympathie kennis genomen van dit be langrijk voorstel. Het voortbestaan van de gracht langs de Turfmarkt, de Tweebaksmarkt en de Druifstreek acht spr. noch voor de schipperij noch voor den handel en de omwonenden noodzakelijk in zijn oog is de demping zelfs zeer gewenscht voor de openbare gezondheid en zal die bevorderlijk zijn voor den welstand en het publiek verkeer. Het heeft echter spr's. verbazing gewekt, dat burgemeester en wethouders hunne overwegingen om tot de demping over te gaan, doen steunen op eene omstandigheiddie niet als hoofd argument had moeten worden aangevoerd. Spr. bedoelt den slechten toestand der walmuren langs deze gracht. Z.i. konden hier alleen deze vragen worden gesteld Is het voortbestaan der gracht noodig Is de demping gewenscht Zijn deze vragen toestemmend te beantwoorden dan kan de toestand der wal muren weinig in aanmerking komen als aanleidingom tot demping over te gaan. Want moet de gracht blijven bestaan, dan moeten ook de walmuren worden hersteld hoe groot ook de daaraan verbonden kosten zijn. Spr. bespreekt dit punt vooral hierom omdat een blik op de walmuren burgemeester en wethouders hebben verloktden goeden weg die zij zijn ingeslagen slechts voor driekwart gedeelte af te leggen. Zij wenschen n.l. de demping der gracht te beperken tot aan de Druifsbrug. Spr. heeft dit met groot leedwezen gezien, want ook op de gracht langs het Zwitserswaltje tot de Waeze is alles van toe passing wat omtrent het gedeelte langs de Turfmarkt enz. is aan te voeren. Het voortbestaan van dit gedeelte is niet nood zakelijk wordt door niemand begeerd en voor het scheepvaart verkeer bestaat er geene behoefte aan. Daarentegen zal het voortbestaan dezer gracht toch onmogelijk wordenals het eerste gedeelte tot de Druifsbrug is gedempt. Het blijft dan een slop de weinige waterverversching die nu nog bestaatzal dan bijna geheel ophouden. De vraag heeft zich bij spr. voorgedaanwat burgemeester en wethouders kan hebben bewogenom de demping te be perken tot het gedeelte gracht langs de Tweebaksmarkt. Hij gelooftdat burgemeester en wethouders dit hebben gedaan met het oog op de gemeente-financien. Is deze veronderstelling juistdan is spr. er van overtuigd, dat de zuinigheid in dezen de wijsheid zal bedriegen. Indien in 1893 het eerste gedeelte wordt gedempt dan zal waarschijn lijk reeds in 1894, maar zeker in 1895 de rest moeten volgen. Daarom is aan te bevelenhet geheele werk in eens uit te voeren. De directeur der gemeentewerken heeft de kosten der demping en rioleering van het eerste gedeelte berekend op ƒ47400; deze kosten waren vroeger geraamd op ruim ƒ50000, maar dit bedrag kan worden verminderd met ƒ3000 omdat na de totstandkoming der waterleiding het aanbrengen van riolen voor brandblussching onnoodig is. Wordt echter ook het tweede gedeelte in het werk opgenomen dan moet het begrotings cijfer met ƒ15000 worden verhoogd. Deze cijfers zijn voor spr. niet recht duidelijk. Kost de demping van de gracht langs de Tweebaksmarkt 47400 en bedragen de kosten indien het tweede gedeelte er bijkomtƒ15000 meer of wel is dit Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 27 September I8y&. 77 laatste cijfer het kostenbedrag wanneer het tweede gedeelte afzonderlijk wordt uitgevoerd Voor de vergelijking die spr. wil makenis dat ook onverschillig want eene afzonderlijke demping zal zeker wel 3000 meer kosten dan wanneer het geheele werk in één stuk wordt uitgevoerd. Bij eene afzon derlijke uitvoering zal men op nieuw dezelfde kosten moeten maken bijv. voor opzichters loodsen keeten hulpmiddelen enz., er zal bij de Druifsbrug een walmuur moeten worden gemaakt, welke muur bij latere demping van het tweede ge deelte weder moet worden weggebroken. In alle opzichten is eene uitvoering in eens voordeeliger. Nog een ander argument pleit tegen het voorstel van bur gemeester en wethouders dat evenwel is niet onder cijfers te brengen. De demping zal vooral voor de omwonenden tijdens de uitvoering onaangename gevolgen medebrengen de uitwa semingen van de leeg gemalen gracht kunnen zelfs voor de ge zondheid nadeelig zijn. Een en ander moet er dus toe nopen om het werk in eens en niet in twee gedeelten te doen uit voeren. Spr. meent te hebben aangetoond dat eene uitvoering in eens van dit belangrijk werk wordt gevorderd door het alge meen belang. Hij verzoekt burgemeester en wethouders hun voorstel in dien zin uit te breiden. Indien zij hiertoe niet ge negen mochten blijken te zijnza! spr. een amendement in dien geest indienen. De heer Plantenga zou dit voorstel liever behandelen bij de gemeente-begrooting voor het volgende jaar. Er zijn meer belangrijke werken, die in 1893 zullen uitgevoerd of aangevan gen worden als de verbreeding van het vaarwater langs de Tuinenhet graven van het nieuwe kanaal enz., en spr. wenscht al die werken met elkaar in verband te beoordeelenmet het oog op de gemeentefinanciön. Op gemelde begrooting komt toch een memorie-post voor dit werk voor. Vooral na de zoo hoogst belangrijke beschouwingen van den heer Bekhuis is spr. voor uitstel der behandeling. De heer Duparc is het met den heer Bekhuis volmaakt eensdat, als men tot demping overgaathet geheele werk in eens moet worden uitgevoerd. Spr. nu is daar zeer voor. In 1885 is een verzoek hiertoe van de omwonenden afgewezen omdat de raad werd afgeschrikt door de kosten en de toestand van de walmuren toen met van dien aard was dat daarin aanleiding was gelegen om tol eene demping te besluiten. Sedert zijn zeven jaren verloopen en is de toestand der walmuren veel slechter geworden. Men staat thans voor een groote uit gaaf tot herstelling dier muren en spr. kan het zeer goed be grijpen dat burgemeester en wethouders daarin aanleiding hebben gevondenom het onderwerpelijk voorstel te doen dus liever nog wat meer uit te geven en daardoor een zoo ge- wenschte verbetering in 't leven te roepen. Waren er geen slechte walmurenspr. zou ze haast willen hebben uitgevonden, om ze als motief voor eene demping te doen dienen. De wen- schelijkheid der demping zelve is trouwens door niemand be twist. Spr. beschouwt dit werk als een complement op hetgeen in de laatste 40 a 50 jaren in dit opzicht in deze gemeente is gedaan ook in het belang van de openbare ge zondheid. Spr. wil er nog op wijzendatals het Zwitserwaltje wordt gedemptde strooming van het water van uit de Potmarge door de Waeze naar het midden der stad er veel op zal verbeteren. De heer Dirks kan geheel medegaan met de beschouwin gen van den heer Bekhuis die hij met groote belangstelling heelt aangehoord. Spr. had die overwegingen toch ook reeds bij zich zelf gemaakt. Hij zal er maar iels bijvoegen. De demping van deze gracht komt niet voor het eerst ter sprake. Voor reeds eenige jaren werd zelfs een voorstel be handeld tot aankoop van een huis in de Ossekop, dat van den heer Adama met het oog op dit werk doch or werd toen besloten niet tot aankoop over te gaanomdat de demping nog in de verre toekomst lag. Spr. moet er ook nog op wijzen, dat indien niet ook het tweede gedeelte wordt gedemptde gemeente het onderhoud zal behouden van de pijp in de Ossekop en van de brug op de Waeze. Spr. zou dus gaarne uitvoering van het geheele werk in eens hebben. Hij zal echter zijne stem niet afhankelijk maken van het al of niet aannemen van het aangekondigde amendement liever heeft hij drie kwart dan niets. De heer van Slotordijck kan ook medegaan met hel denkbeeld van den heer Bekhuis. Vóórdat hij echter zijne stem aan het een of ander geeftzou hij gaarne een paar inlich tingen bekomen. In de eerste plaats vraagt hij of er tusschen dit werk en de verbreeding van de Tuinen eenig verband be staat dat zou kunnen leiden tot de wenschelijkheidom beide werken tegelijk uit te voeren. In de tweede plaats wenscht spr. te vernemenof het cijfer van de kosten voor dit werk gegrond is op gedetailleerde ge gevens dan wel of het eene globale begrooting is. Uit de missive van den directeur der gemeentewerken moet men op maken dat het bedrag van 47000 niet het maximum is. De heer Menaida zegt, dat het hem niet dikwijls is over komen dat hij na lezing der stukkenzóó in tweestrijd is in welken zin zijne stem uit te brengenals na kennisneming van dit voorstel en bijlagen. De wenschelijkheid van het voor gestelde werk is niet te ontkennen en werd door geen der leden weersproken maar toch verwondert 't spr. zeerdat zóó weinig het financieële bezwaar op den voorgrond is gesteld. Het is bekend dat er veel ijzer in 't vuur ligtde heer Plantenga heeft gewezen op het nieuwe kanaalde verbreeding van de Tuinen enz. De tegenwoordige tijdsomstandigheden moeten dus den raad met bijzondere zorg er voor doen waken dat de be lastingdruk niet verhoogd worde. Spr. kon er niet gemakkelijk toe besluiten zijne stem aan de uitvoering van een zoo belang rijk werk te geven zonder betere financieële détails voor zich te hebben. Burgemeester en wethouders zeggen datnu men toch voor eene groote uitgaaf voor de walmuren staatmen beter deed wat meer uit te geven en de gracht te dempen. Het verschil in kosten tusschen die twee werken bedraagt echter ƒ36000, een cijfer, waarover men nog wel eerst eens mag denken. Spr. zou dus ook gaarne ziendat het voorstel bij de begrooling werd behandeldof dat een nader voorstel in verband met de heden gevoerde discussiën werd ingediend met een juiste opgaaf der kosten voor de herstelling der wal muren. De Voorzitter deelt mede, dat eene opgaaf van nadere details van de kosten voor de walmuren niet mogelijk is. De directeur der gemeentewerken gaf te kennen dat met het oog op den toestand van den onderbouw der walmuren waarnaar menzonder de gracht droog te leggen geen onderzoek had kunnen instellende kosten waarschijnlijk hooger zouden zijn. De heer de la Faille zal na de juiste uiteenzetting dooi den heer Bekhuis van de beteekenis van dit werk er niet veel meer aan kunnen toevoegen. Spr. zal zich scharen aan de zijde van dat geachte lidwaar hij de uitvoering van dit werk aanprees uit een hygiënisch oogpunt en vooral ook waar hij niet tevreden bleek te zijn met slechts een deel van het werk. Spr. ontveinst zich in geenen deele de bezwarendie in het midden zijn gebracht en die mogelijk er nog tegen zijn aan te voerenbijv. de moeilijkheid om een goede rooilijn te verkrij gen ten Zuiden van de Oosterstraatdoch dit is eene zaak van later zorg. Waar dus spr. zich in principe voor de uitvoering van dit werk verklaartis hem toch het tijdstip dier uitvoering niet onverschillig. De heer Menaida wees op de financiëndoch spr. heeft de openbare gezondheidstoestand op het oog. Zoo als de heer Bekhuis zeide zullen de omwonenden er geen ge ringen hinder, wellicht nadeel voor hunne gezondheid van onder vinden ja voor de geheele stad kan dat nadeel gelden. Het roeren en opruimen van die slik laag op den bodem is geen onverschillige zaak. Daarom hoopt spr.dat men met de uit-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1892 | | pagina 4