82 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 11 October 1892. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 11 October 1892. 83 het door den directeur der gemeentewerken ontworpen plan aangeduid op de door dezen bij missive van den 10 Augustus 3-1- No. 352/2 ingezonden teekening. h. aan het gemeentebestuur van Sneek toe te kennen eene subsidie van f 1.50 per jaar, als erkenning van het eigendoms recht dier gemeente op het sub a omschreven gedeelte van den trekweg. r. Burgemeester en wethouders uit te noodigen ter zijner tijd de vereischte tinanciëele voorstellen te doen ter bestrijding van de kosten van het sub a omschreven werk. De beraadslagingen over dit voorstel worden geopend. De lieer Bökhllis verklaart niet bijzonder ingenomen te zijn met dit voorstelhij acht het maken van deze houten walbe schoeiïng eene bekrompen wijze van voorziening in de behoefte aan eene losplaats van vee voor de markt bestemd. Eene meer afdoende maatregel zou zijn het maken van een kaaimuur langs het eerste gedeelte van den trekweg langs de Harlinger vaartwelke zoude aansluiten aan den vleugelmuur van de Verlaatsbrug. Op deze wijze zoude eene flinke ligplaats voor de schepen en eene losplaats van vee worden verkregen. Burgemeester en wethouders schijnen evenwel gegronde reden te hebbenop de voorgestelde wijze in de gebleken behoefte te voorzienwelke hij wenscht te eerbiedigendaarom zal hij aan dit voorstel zijne stem geven. Spr. wenscht echter op een ander punt de aandacht te vestigen. Blijkens de stukken is wel overleg gepleegd met het gemeen tebestuur van Sneek als eigenares van den trekweg maar spr. is van oordeel dat ook Gedeputeerde Staten vergunning moeten geven tot het maken van deze walbeschoeiïng. De Harlinger vaart toch is bij de provincie in onderhoud en beheer zoodat het niet geoorloofd is, werken aan te brengen naast of in dat vaarwater, zonder vergunning van Gedeputeerde Staten." In de conclusie had alzoo in het le onderdeel moeten worden vermeldvoor zooveel noodig„onder goedkeuring van Gede puteerde Staten." De Voorzittor kan de heer Bekhuis mededeelendat de door hem bedoelde kwestie ook bij burgemeester en wethouders een punt van bespreking heeft uitgemaakt. Zij zijn echter van oordeel dat dit meer is eene kwestie van uitvoering en niet raakt het beginsel tot het maken der walbeschoeiïng. Dat toe stemming is gevraagd van het gemeentebestuur van Sneek raakt het beginsel van den eigendom van den trekweg. Wanneer de uitvoering van het werk aan de orde komtzul len burgemeester en wethouders te rade gaan of, en in hoever de verplichting op het gemeentebestuur rustvergunning tot het maken van de walbeschoeiïng van Gedeputeerde Staten te vragen. De heer B0kliuis dankt den voorzitter voor de bekomen inlichtingen', doch hij blijft bij zijn bezwaar. Volgens het provinciaal reglement is voor een werk als in dezen wordt voorgesteld wel degelijk de toestemming noodig van het provinciaal bestuur. Het is zelfs niet onwaarschijnlijk dat Gedeputeerde Staten bij het verleenen van de vergunning wijziging zullen brengen in het ontwerp of daaraan voorwaarden verbinden. Ofschoon spr. niet 't voorstel wil doen, acht hij toch de goed keuring van Gedeputeerde Staten beslist noodig. De heer van Eijsinga had liet voornemen gelijke opmer king, als door den heer Bekhuis is gemaakt in 't midden te brengen. Ook hij is van meening, dat de vergunning van Gedeputeerde Staten in casu vereischt wordtomdat zooals op de situatietee- kening duidelijk te zien is een gedeelte van het provinciaal vaarwater zal moeten worden gedempt om het werk uit te voeren. De heer Miniionia Buma kan zich niet vereenigen met het stelsel van den heer Bekhuis. In dit geval staat het gemeentebestuur geheel gelijk met par- i ticulierendie voor zich besluiten tot het doen uitvoeren van werken en daarna zich wenden tot de autoriteiten, om krach- j tens bestaande voorschriften vergunning te bekomen tot de uit voering van het werk. Spr. is met den voorzitter van oordeeldat de raad alleen heeft te besluiten tot het doen maken der walbeschoeiïng cn het vragen van vergunning daartoe volgens de bepalingen van het provinciaal reglement, een punt van uitvoering is waarmede de raad zich niet behoeft in te laten. De heer van Sloterdijck gelooft, dat de beslissing te dezer zake afhangt van de betrekkelijke bepalingen van het toe passelijk provinciaal reglement, hetwelk thans hier niet ter tafel is maar al ware het voorhanden dan zou spr. toch niet wenschen aan te dringen op een oogenbhkkelijk onderzoek doch liever de zaak uitstellen tot de volgende vergadering, tenzij de behandeling van dit voorstel urgent mocht zijn. Burgemeester en wethouders hebben dan gelegenheid een on derzoek in te stellen en den raad hun voorstel al of niet ge wijzigd met hun nader advies op nieuw ter behandeling aan te bieden. Op uitstel der behandeling stelt spr. alzoo prijs. De heer Meijer geeft te kennen dat het van belang is thans eene beslissing te nemen omdat de walbeschoeiïng zoo mogelijk gereed dient te zijn in de maand Novemberwanneer de aanvoer van vee ter markt zeer groot is en dan reeds het werk in gebruik kan worden genomen. De heer van Slotördijck doet opmerken dat hij niet geacht wil worden op grond van het provinciaal reglement de bepaalde goedkeuring van Gedeputeerde Staten voor het maken der walbeschoeiingnoodig of vereischt te oordeelenen dat zóó er eene toevoeging aan de conclusie geschiedt, men alleen dient te spreken van „voor zooveel noodig onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten" enz.zooals door den heer Bekhuis is voorgesteld, of althans voorgestaan. Dc Voorzitter doet daarna aan den heer Bekhuis de vraag, of door hem een voorstel wordt gedaan tot aanvulling der con clusie in den door hem gewenschten zin. Hierop stelt de heer Bekhuis voor aan het eerste onder deel van de conclusie van het voorstel vooraf te laten gaan „Voor zooveel noodig onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten." Dit amendement wordt voldoende ondersteund en vervolgens door burgemeester en wethouders overgenomen. Het voorstel wordt daarna zonder hoofdelijke stemming, met inachtneming van bovenvermelde toevoeging aangenomen. 4 Voorstel van burgemeester en wethouders tot afwijzing van een verzoek van J. P. de Vriesom vergunning tot het plaatsen van eene kiosk in de nabijheid van het beurs- en waag gebouw. Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt het voorstel van burgemeester en wethouders aangenomen, zoodat is beslo ten het door J. P. de Vries bij adres dd. 17 September j.l. gedaan verzoekom vergunning tot het plaatsen van eene kiosk voor den verkoop van sigaren en aanverwante artikelen op het plein vóór de sociëteit Amicitia of in het plantsoen tegenover het Beurs- en Waaggebouwals niet voor inwilliging vatbaar te wijzen van de hand. 5. Voorstel van burgemeester en wethouders tot afivjzing van het verzoek van het hoofdbestuur der Nederlandsche ver- eeniging tegen de prostitutie, tot afschaffing van de reglemen teering der prostitutie en tot het verbieden van het houden van bordeélen De conclusie van dit voorstel luidt het verzoek van het hoofdbestuur der Nederlandsche Yereeni- ging tegen dc prostitutie, tot afschaffing van de reglementee ring der prostitutie cn tot het verbieden van hel houden van bordeelen in deze gemeenteals niet voor inwilliging vatbaar tc wijzen van de hand. De Voorzitter opent de beraadslagingen. De heer Troel8tra brengt in herinnering, dat het vraagstuk der prostitutie 9 jaren geleden breedvoerig in de geheime raads zittingen van 11 en 25 October 1883 is besproken. Dit geschiedde naar aanleiding van een door hem ingediend voorstelstrek kende tot benoeming eener raadscommissie van drie leden met opdrachtden raad te adviseeren omtrent de vraag of de ver ordening op de huizen van ontucht en de publieke vrouwen van 26 October 1876 geheel of gedeeltelijk behoort te worden bestendigd en bij hun advies le voegen zoodanige voorstellen als zij naar aanleiding van haar onderzoek en overwegingen noo- dig of wenschelijk mocht oordeelen. De bezwarendestijds door spr. tegen de verordening ont- I wikkeld waren voornamelijk gericht tegen de verplichte keuring, I van gemeentewegealléén van de vrouwen. Die maatregel I grijpt veel te sterk in in de persoonlijke vrijheid, terwijl hij boven- I dien niet aan het doel beantwoordt. De wet op de bcsmelte- I lijke ziekten gaat lang zoo ver niet als onze verordening op de prostitutie. Zoo kan een lijder slechts met zyne toestemming uit zijne woning naar een ander verblijf worden overgebracht en dit betreft nog ziekten waarvoor men zich vaak moeielijk in acht kan nemen. De maatregel der keuring is een brutale maatregel en bovendien zeer partijdigdaar hij alleen op de vrouwen wordt toegepast. Zijn tweede bezwaar betrof het genezen der zieke vrouwen op kosten der gemeente. Worden ze besmet verklaarddan worden ze opgesloten in het ziekenhuis totdat ze weer genezen worden verklaard waarna zij dus van gemeentewege weer frisch aan de markt geleverd wordenom later weder meestal in 't ziekenhuis aan te landen. Die uitdrukking moge triviaal zijnzij drukt het best spr.'s meen mg uit. Die zich aan prostitutie willen overgevenmoeten zelf de nadeelige gevolgen daarvan dragenen zelf genezing zoeken de gemeente behoeft niet te zorgen voor vrijwaring der gevolgen van onzedelijke daden gepleegd door hare ingezetenen. Op dit standpunt stond spr. in 1883 en staat hij nog. Hij zal er niet meer van zeggen omdat de uitvoerige notulen der bedoelde zittingen voor de leden van den raad ter lezing hebben gelegen. Met een verbod tot het houden van bordeelen kan hij zich niet vereenigen. De prostitutie zou er niet mee uitgeroeid wor den. De staat of de gemeente moet niet als zedemeester optreden. Ook moeten er bepalingen zijn op de publieke huizenmet het oog op de openbare zedelijkheider moet geen aanstoot worden gegeven door publieke vrouwen. Hel adres gaat veel verder dan hij wenschelijk achtzoodat hij kan meegaan met de voor gestelde conclusie om het af te wijzen. De heer Oosterhoff wil de vergadering niet vermoeien met eene breede uiteenzetting van de zaakdie thans aan de orde isom zijn standpunt in dezen toe te lichten. Burgemeester en wethouders hebben terecht opgemerktdat na het door den heer Troelstra gedane voorstel, tot het benoe men van eene commissie van onderzoek de kwestie uitvoerig en met den meesten ernst is behandeld. Hij wil echter zoo kort mogelijk zijne stem motiveeren en beschouwt daartoe de kwestie van tweeërlei standpuntn.l. van een zedelijk en een sanitair standpunt. Van het eerste standpunt beschouwd, zijn beide de huizen van ontucht en de publieke vrouwen, veroordeeld en niemand zal den moed hebben beide zaken van dit standpunt te ver dedigen. Blijft dus de beoordeeling der zaak van een sanitair standpunt bezien. Hier is het voor een leek moeielijk te be slissen waar de deskundigen het onderling niet eens zijn en men zoowel aan de eene als aan de andere zijde mannen van naam en beteekenis vindt. Waar dus de zaken in kwestie van een zedelijk standpunt niet te verdedigen zijn en de geneeskun digen in twee kampen verdeeld zijn, daar is naar zijne mee ning bestendiging van het bordeel en keuring voor op zijn minst veroordeeld en waar hij voor een geheel rekent, zal hij tegen het voorstel van burgemeester en wethouders stemmen. Waar hij dit meent te moeten doen, heeft hij er behoefte aan de verklaring af te leggen dat hij zich niet in ieder opzicht kan vereenigen met liet oordeeldat zoo voor en na door de be strijders is uitgesproken voor het behoud van beide zaken. De heer Reeling Brouwer neemt tegenover de zaak die aan de orde iseen ande r standpunt in dan de beide vo rige sprekers. Het sanitair toezicht op de huizen van ontucht en de overige publieke vrouwen in deze gemeentedat krach tens de vigeerende verordening wordt uitgeoefendlevert steeds goede resultaten op. Dit blijkt uit het verslag door den geneesheer-directeur van het stadsziekenhuis jaarlijks inge zonden en uit de mondelinge verklaring van een der militaire geneeskundigen nog heden ontvangendat ziekten van dien aard bij het garnizoen bijna niet voorkomen. Dit als een bewijs voor dc goede werking van de bepalingen der verordening waarvan de intrekking door de adressante wordt verzocht. Dat de individuëele vrijheid van die ingezetenen door toepas sing der verordening zou worden aangetast, acht spr. niet van zoo overwegend belang. Volgens zijne meening moet het gemeentebestuur zorgenvoor wering der schadelijke gevolgen die door de prostitutie aan de openbare gezondheid wordt toegebracht. De hygiëne en volks gezondheid zijn onderwerpen die door de wet nadrukkelijk aan de zorg van het gemeentebestuur zijn aanbevolen. Op medisch gebied zijn de deskundigen van naam voor het overgroote deel vóór toepassing van bepalingenals in deze ge meente zijn gemaakt op de huizen van ontucht enz. Van zekere zijde worden de voorbehoedmiddelen door de wetenschap als heilzaam tegen pokken en andere besmette lijke ziekten aanbevolenop grond van gemoedsbezwaren tegen gewerkt, niet te baat genomen en als overbodig beschouwd. Zelfs tegen de maatregelen die in geheel Europa en daar bui ten tegen de besmetting van cholera werden genomen komen ook al gemoedsbezwaren zoo onder anderen te Bleskensgraaf indien ten minste de courantenberichten juist zijn. Een en ander geeft spr. de overtuigingdat de gemeenteraad alle vrijheid heeft, voort te gaan op den ingeslagen weg ter bestrijding van de zoo in het familieleven ingrijpende besmetting van venerische ziekten. Hij hoopt dat deze vergadering het voorstel van burgemees ter en wethouders zal aannemen en in het vervolg verschoond mogen blijven van adressen over dergelijke onderwerpen, zoo weinig geschikt voor openbare behandeling. De heer OO8t0rllO:ff doet den heer Reeling Brouwer op merken datwaar deze van zekeren tegenstand bij voorzorgs maatregelen in zake besmettelijke ziekten bij lieden met ge moedsbezwaren heeft gesprokendie geachte spr. zich aan overdrijving schuldig maakt. De heer Brouwer zal toch wel niet kunnen bewerendat mannen als Dr. Menno Huisinga en Dr. Mounier te Leiden tegen de reglementeering zijn op grond van gemoedsbezwaren. Er is alzoovolgens spr.op medisch gebied op dit punt groote verdeeldheiden dat geeft spr. bij zijne andere aange voerde reden aanleidingom tegen het voorstel van burgemees ter en wethouders te stemmen. De heer dö la Faille wenscht zich aan te sluiten aan het laatst door den heer Reeling Brouwer gesprokene, en betreurt hetdat dc raad opnieuw wordt geroepen tot dezen onverkwik- kelijken strijd. Een strijd tusschen twee partijen wier stand punt zoo verschillend is dat van overeenstemming vooreerst nog wel geen sprake zal zijn. Immers de eene partij stelt een dogma voorop „prostitutie is ongeoorloofd, derhalve moeten bordeelen worden verboden en is toezicht op de prostitutie ongerijmd." De andere partij houdt rekening met het bestaandemet de werkelijkheid, cn wenscht de prostitutie aan toezicht en con trole te onderwerpen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1892 | | pagina 2