90 Verslag der handelingen van den gemeenteraad
Ook de jaarwedde van het hoofd van school no. 4 is on
veranderd gebleven op ƒ1400. Dit cijfer staat niet in verhou
ding tot de jaarwedden van de hoofden der scholen nos. 2 en
3. De laatsten hebben niet meereer minder te doen dan de
eerste integendeeldoor de wijzigingten vorige jare in het
leerplan zijner school aangebrachtzijn zijne verplichtingen
toegenomen en is zijn werkkring uitgebreid. Een jaarwedde
van 1400 acht spr. voor hem niet voldoende.
Spr. heeft deze opmerkingen willen makendoch zal er
geen voorstel van maken. Alleen vraagt hij aan burgemeester
en wethouders of deze er wel eens over nagedacht hebben
of eene jaarwedde van ƒ1600 voor de hoofden der scholen
2, 3 en 4 en eene van 1250 voor de andere hoofden niet
billijk ware.
De heer Duparc wenscht den heer Theunisse te beant
woorden. De bezwaren, door dezen geachten spreker aange
voerd werden ook in 1881 te berde gebracht bij de behande
ling van de bestaande verordening, in verband met de invoe
ring van de wet op het lager onderwijs van 1878.
In de eerste plaats wees de heer Theunisse op het verschil
in de jaarwedden van het hoofd van school no. 3al naar ge
lang dat hoofd een man of eene vrouw is, en werd door hem
de vraag gedaan waarom dat verschil moet bestaan Spr.
zegt, dat de reden van dat verschil hierin was gelegen, dat een
man die aan het hoofd eener school staatin den regel ge
huwd is en kinderen heeft, en dientengevolge een gezin heeft te
onderhouden. Als echter het hoofd van school no. 3 in het
huwelijk treedtwordt zij volgens de verordening geacht haar
•ntslag aan te vragen. Zij kan evenwel volgens de verorde
ning in hare betrekking worden bevestigd. Dit geval zal zich
echter niet licht voordoen.
De arbeid van een mannelijk hoofd en van een vrouwelijk
hoofd is dezelfdedit erkent spr., maar ook bij het middelbaar
onderwijs neemt men verschil van jaarwedden voor leeraren en
leeraressen waar. Zoo genieten hier de leeraren aan de hoogere
burgerscholen jaarwedden van ƒ2000, ƒ2200 a 2400, terwijl
de leeraressen aan de middelbare meisjesschool bijna allen
ƒ1500 tractement hebben. De reden voor dit laatste is ken
nelijk ook, dat eene ongehuwde vrouw mag worden geacht
behoorlijk van dergelijk tractement te kunnen leven.
In de tweede plaats vestigde de heer Theunisse de aandacht
op de slechte verhouding tusschen de jaarwedde van het hoofd
van school no. 4 en die van de hoofden van scholen nos. 2 en
3. Men moet hierbij echter het verschillend karakter van deze
scholen niet uit het oog verliezen. De scholen nos. 2 en 3
zijn inrichtingen van onderwijs, voorbereidende voor het hooger
en het middelbaar onderwijsop de hoofden dezer scholen rust
dus geen geringe verantwoordelijkheidveel meer dan het ge
val is met het hoofd van school no. 4, waar eindonderwijs
wordt gegeven. Dit onderwijs is wel is waar van eenigen
meerderen omvang en de cursus van langeren duurdoch de
verantwoordelijkheid voor het hoofd is niet zoo groot. Hebben
de leerlingen hier de school afgeloopen, dan zijn ze klaar; met
die van de andere twee scholen is het, gelijk spr. wel niet zal
behoeven uiteen te zetten, geheel anders.
De heer Theunisse wees er terecht opdat het leerplan
voor school no. 4 in het vorige jaar eenige uitbreiding heeft
ondergaan het getal leerjaren is echter maar met één ver
meerderd, wel is het toezicht voor het hoofd nu eenigszins groo-
ter geworden doch niet in die matedat daarom zijne jaar
wedde zou moeten worden verhoogd. Bij de behandeling van de
reorganisatie der school ware het intusschen, volgens spr., een
geschikt oogenblik geweestom de verhooging van jaarwedde
ter sprake te brengen. Deze gelegenheid heeft men laten
voorbijgaan. Spr. betwist daarom echter niet het recht van ieder
lid van den raad, om ten allen tijde een voorstel tot verhooging
aan te bieden.
De heer Meijer wenscht den heer Theunisse nog te doen
opmerken dat de verordening, wat het hoofd van gemeente
school no. 3 betreft geenszins op twee gedachten hinkt. De
verordening laat den raad vrijaan het hoofd dezer school
Leeuwardenvan Dinsdag 25 October 1892.
een man of eene vrouw te benoemenal naar mate bij eene
vacature geschikte personen zich voordoen onder de sollicitan
ten. De grief van den heer Theunisse is dus eigenlijk gericht
tegen de volledigheid der verordening op dit punt.
De heer Theunisse is het niet met den heer Duparc eens
waar deze in eene vergelijking trad van de verantwoordelijk
heid van de hoofden der scholen nos. 2, 3 en 4. De eerste
twee scholen leiden op voor middelbaar en hooger onderwijs
en spr. zal de laatste zijn om te beweren dat aan dat onder
wijs niet zeer veel is gelegenmaar naar hem voorkomtis
de verantwoordelijkheid van de hoofden dier scholen niet zóó
groot, als die van het hoofd van school no. 4. Aan deze school
wordt eindonderwijs gegeven. De leerlingen die haar verla
ten Worden daar voorbereid voor de wereld, dus om al dade
lijk in de maatschappij in het werkzame leven op te treden.
Terwijl de kindei en want het zijn slechts kinderen die de
scholen nos. 2 en 3 verlaten, voorbereid worden voor de school;
een groot verschil dus. Spr. herhaalt, die fondamenten, op de
scholen nos. 2 en 3 gelegd, moeten goed en deugdelijk zijn,
maar men verlieze niet uit het oog dat het onderwijs in de le
klasse der scholen van middelbaar of hooger onderwijs er
hoofdzakelijk op is ingericht, om die fondamenten nog beter te
bevestigen. Dat onderwijs is dus eene aanvullingzoo noodig
zij het zelfs een correctief van het vroeger genoten voorbereidende
onderwijs; de fondamenten worden daar in cement gezet. School
no. 4 is dus van een geheel ander gehalte en daarom komt 't
spr. voor dat de verantwoordelijkheid van het hoofd dier school
ten minste even groot is zoo niet grooter dan die der hoof
den van de scholen nos. 2 en 3.
De heer Duparc gelooftdatals 't waar iszooals de
heer Theunisse beweert da} de verantwoordelijkheid van het
hoofd der school no. 4 grooter is omdat aan die school eind
onderwijs wordt gegeven en de leerlingen dus die inrichting
verlatende, de wereld intreden, dit dan ook zou moeten gelden voor
de hoofden der seholen van de tweede klasse b en der derde
klasse waar eveneens eindonderwijs wordt gegeven. Of een
cursus 6 dan wel 9 jaren duurt dit maaktvolgens spr., in
dezen geen verschil.
Indien het spr. veroorloofd ware, een beeld te gebruiken, hij
zou de onderscheidene scholen willen vergelijken met gebou
wen die van de 2e en van de 3e klasse zijn na zekeren tijd
geheel voltooidop die van de 1 e klasse, waartoe de scholen
nos. 2 en 3 behooren, moeten later echter nog een of meer
verdiepingen worden gezet. Spr. zal het beeld zeker niet ver
der behoeven uit te werken, ieder zal wel de noodige gevolg
trekking kunnen maken.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
Artikel 1 en daarna art. 2 worden zonder hoofdelijke stem
ming onveranderd vastgesteld.
Art. 3.
De jaarwedden der onderwijzersin klassen gerangschikt
bedragenonverminderd de extra-bezoldigingen
voor die der 4e klasseƒ500.—
3e -600.-
2e -700.-
le -800.-
Aangesteld in de vierde klasse, kunnen zij na twee jaren
dienst in de 4e tot de 3e na drie jaren dienst in de 3e tot
de 2e en na vijf jaren dienst in de 2e tot de le klasse wor
den bevorderd.
Onderwijzers met verplichte hoofdacte wordenindien zij voor
het eerst in deze gemeente worden aangesteld öf niet reeds in
een hoogere klasse zijn gerangschiktin de derde klasse ge
plaatst. Voor bevordering tot de 2e en le klasse is het bezit
der hoofdacte vereischte.
De heer Troolstra stelt in aansluiting met het straks door
hem gesprokene voordit artikel le lezen als volgt
Verslag der handelingen van den gemeenteraad
.Onverminderd de extra-bezoldigingen bedraagt de jaarwedde
der onderwijzeis 600.—
Die jaarwedde kan na een diensttijd in deze gemeente van
vijf jaren met ƒ100, van tien jaren met ƒ200 worden ver
hoogd deze verhoogingen gaan in met den eersten Januari van
het dienstjaar volgende op het besluit tot verhooging.
Om voor verhooging in aanmerking te kunnen komen moet
de onderwijzer in het bezit der hoofdacte zijn.
Een onderwijzer in het bezit der hoofdacte die voor het eerst
in deze gemeente wordt benoemd wordt aangesteld op eene
jaarwedde van 700.
Na vijf jaren dienst kan zijn tractement met f 100 worden
verhoogd."
De bedoeling van spr.'s voorstel isom het klassenstelsel
dat hij schadelijk achtte doen vervallen en het bestaand inini-
nnm bedrag der jaarwedde onveranderd te behouden. Met zijn
voorstel bereikt hij dit tweeledig doel. Het verschil tusschen
het ontwerp en spr.'s voorstel komt overigens hierop neer
burgemeester en wethouders willen beginnen met ƒ500, dan
na 2 jaren ƒ600, na 3 jaren 700 en na vijf jaren 800,
terwijl spr. wil beginnen met ƒ600, na 5 jaren ƒ700 en weer
na 5 jaren 800. Het verschil zit dus alleen in het minimum.
Spr. behoudt het systeemdat voor eene jaarwedde van 700
het bezit der hoofdacte vereischte is billijk is 't dan ookdat
hijdie voor het eerst hier in dienst treedt en de hoofdacte
bezitterstond in het genot van eene wedde van 700 wordt
gesteld. Voor de hoofden der scholen wordt ook geene klassi-
iicatie voorgesteldmaar eenvoudig tractementsverhooging.
Het amendement van den heer Troelstra wordt voldoende
ondersteund en komt in behandeling.
De heer Meijor herinnert zich weldat de heer Troelstra
bij de besprekingen bij burgemeester en wethouders bezwaar
I had tegen het klassenstelseldoch dit bezwaar had hij nog niet
belichaamd in een amendementdat eigenlijk een nieuw voor
stel moet worden genoemd. Dit voorstel is voor burgemeester
I en wethouders volkomen nieuw. De geachte spreker heeft ech
ter natuurlijk het recht zijn voorstel in te dienen op het oogen
blik dat hij er dienstig voor acht.
Spr. zeidedat het amendement van den heer Troelstra
eigenlijk een nieuw stelsel bevathet groote verschil tusschen
dit en het ontwerp zit niet in het minimum der jaarwedde,
maar het zit dieper. Wanneer het wordt aangenomendan
is de poging van burgemeester en wethouders en de commissie
van toezicht misluktom door het vooruitzicht op eene verhoo-
I ging van jaarwedde den onderwijzers een prikkel te geven tot
verdere studie volgens het voorstel van den heer Troelstra zal
de vraaghoelang de onderwijzer in dienst isden doorslag
geven voor eene verhooging.
Om echter aan het bezwaar tegen het voorgestelde minimum
tegemoet te komenzou spr. niet ongenegen zjjn eene wijzi
ging voor te stellen in dien zindat ook de diensttijd in an
dere gemeenten bij de benoeming in aanmerking worde geno
men, zoodat een onderwijzer, die reeds twee jaren elders als
zoodanig werkzaam wasterstond in de 3e klasse wordt ge
plaatst. Hij heeft dit echter nagelatenomdat hij geen recht
meent te hebben het voorstel van burgemeester en wethouders
te wijzigen en het hem bovendien bekend isdat een zijner
medeleden hiertoe het voornemen heeft.
Spr. wenscht er nog met nadruk op te wijzendat een mini-
mum-tractement van 500 door niemand is aangetastdoor
niemand bestredennoch door onderwijzersnoch door school-
autoriteiten of onderwijzersgenootschappen. Nu moge men mee-
nen, dat het voor een reeds in functie zijnden onderwijzerdie
een hooger jaarwedde heeftgemakkelijk is te zeggendat
ƒ500 voldoende is, maar men mag niet aannemen, dat hierbij
het eigenbelang spreekt.
Tegen dit minimum bedrag is door de heeren Duparc en
Troelstra als bezwaar aangevoerddat tegenwoordig onderwij-
zersnood zou bestaan de laatste spreker deelde nog mede, dat
men in Wesldongeradeel geen onderwijzers op die jaarwedde
kon krijgen.
Deze mededeeling kan volgens spr. geen gewicht in de schaal
te Leeuwarden, van Dinsdag 25 Ociober 1892. 91
f eggen. Het is toch zeker niet hetzelfde waar men onderwij
zer isin eene grootere plaatswaar meer gelegenheid en
hulpbronnen te vinden zijn voor verdere studieals wel op
het platte landwaar weinig van dien aard bestaat.
Een der motieven voor het vaststellen van het minimum op
ƒ500 was ook dit: een onderwijzer van 18 a 19 jaar die in
Leeuwarden op ƒ600 wordt aangesteld, komt allicht in den
waan dat hij dan reeds heel wat beteekent. Deze waan werkt
verkeerdde jeugdige onderwijzers moeten door het vooruitzicht
op eene hoogere jaarwedde worden aangespoordom te blijven
werken. Er zijn voorbeelden te over van jongelieden die bin
nen zes jaar de hoofdacte met acten voor meerdere talen be
haalden terwijl anderendie 600 tractement hebbendaarop
als 't ware inslapen en niets meer voor hunne verdere vorming
doen. De bedoeling van burgemeester en wethouders is dan
ook nietom te beknibbelen op de tracteinentenmaar wel
om door laag te beginnen en het vooruitzicht op eene verhoo
ging, den onderwijzer tot werken aan te sporen.
De heer van Ketwich Verschuur is van oordeel, dat
men door eer.e verdeeling in klassen meer nabij zal komen aan
het doelom een prikkel te geven tot voortzetting der studie.
Volgens het stelsel van den heer Troelstra zal die prikkel 2maal,
volgens het ontwerp van burgemeester en wethouders 4maal
werken.
Spr. kan echter wel medegaan met het bezwaar van den
heer Troelstra tegen het minimum van 500 als jaarwedde.
Hij acht dit te weinigals men nagaatdat een onderwijzer
7 en eene onderwijzeres 8 per week kostgeld moet betalen,
en verder betrekkelijk groote uitgaven heeft te doen voor boe
ken en den cursus voor hoofdacte. Dezelfde prikkel tot studie
kan ook bestaan bij een minimum van ƒ550met vooruitzicht
op eene latere verhooging.
Naar aanleiding van de later ingekomenbij de stukken
overgelegde adressen van de afdeeling Leeuwarden van het
Nederl. Onderwijzersgenootschap en van den bond van Nederl.
Onderwijzers wenscht spr. een amendement in te dienen, strek
kende oin den vroegeren diensttijd in andere gemeenten niet
buiten rekening te latenten einde te voorkomen dat goede
krachten met eenigen diensttijd van elders zich niet zouden
aanmelden.
Hij stelt voorin dit artikel als 3e alinea in te voegen de
volgende bepaling„Hijdie van elders tot onderwijzer in deze
gemeente wordt benoemd en reeds meer dan twee jaren bij
het openbaar lager onderwijs in dienst iswordt geplaatst in
de derde klasse," en in de le alinea in de plaats van 500 te
lezen ƒ550.
Deze amendementen worden ondersteund en maken een punt
van behandeling uit.
De heer Duparc komt terug op het voorstel van den heer
Troelstra. Deze heelt bezwaar tegen het minimum van ƒ500,
vooral op grond van den onderwijzersnood. Dit bezwaar kon
spr., hij zei het straks reeds wel eenigszins deelen hoewel
hij ƒ500 voor eerstbeginnenden vooral voor onderwijzers uit
de gemeente zelvevoldoende blijft achten. Deze verdienen
eerst niets zij doen hun onderwijzersexamen en komen hier
dan in eens op eene jaarwedde van f 600. Deze groote over
gang werkt vaak nadeelig. Spr. wil geen enkelen Leeuwarder
onderwijzer beschuldigen maar er zouden genoeg voorbeelden
zyn aan te wijzen datalthans elders, velen zich dan terstond
„heertjes" gevoelden. Door het correctief nu, dat onderwijzers
van buiten af terstond in eene hoogere klasse kunnen komen
zal men meer waarborg krijgen voor goed personeel en zich
voortaan om het bedrag niet behoeven te bepalen juist tot
Leeuwarder aspirantenter wille van de mindere bezoldiging
voor dezen. De heer Meijer heeft er terecht reeds op gewe
zen, dat het voorbeeld van Wesldongeradeel hier niet veel kan
afdoen in het algemeen wordt ook bij den onderwijzersstand
de trek naar de steden waargenomenmen zal op het platte
land soms moeielijker een onderwijzer voor 600 krijgen, dan
in de stad een voor 500 waar in den regel de gelegenheid
bestaat zich verder te bekwamen.