92 Verslag der lnndelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 25 October 1892.
Voor het overige is spr. zeer voor de bepaling dat de be
vordering tot eene hoogere klasse geschiedt niet dan eenig
onderzoek. Hij voorziet de opmerking van den heer Troelstra,
dat ook in diens stelsel de facultatieve verhooging is opgeno
men maar er zou al heel wat moeten gebeuren als men in
het geval, dat een onderwijzer ter verhooging wordt voorgedra
gen, daartoe niet overgaat.
De heer Bekhuis heeft tegen het denkbeeld van het eerste
amendement van den heer van Ketwich Verschuur misschien
geen bezwaar, wel tegen den vorm. Volgens deze zullen alleen
de dienstjaren bij het openbaar lager onderwijs elders in re
kening worden gebracht. Spr. is echter te groot voorstander
van het bijzonder onderwijs dan dat hij aan een voorstelin
zulke bewoordingen vervat, zijne stem zou kunnen geven.
De heer Dup&rc zegt, dat, toen hij het woord „openbaar"
hoorde uitspreken hij de bedenking van den heer Bekhuis
wel had verwacht. En van diens standpunt kan hij ze alles
zins billijken. Hij meent echterdatjuist met het oog op
ditzelfde standpunthet geval waarop die geachte spreker
wees zich weinig of niet zal voordoen. Men moet toch
aannemen dat de onderwijzersdie zich aan de bijzondere
scholen hebben verbondendit hebben gedaan uit overtui
ging en spr. wil niet geloovendat zij in strijd met hunne
overtuigingalleen om wat meer geld te verdienen van het
bijzonder naar het openbaar onderwijs zullen overgaanof er
moet eene groote bekeering bij hen plaats grijpen. Intusschen
zal spr. zich niet verzetten tegen de weglating van het woord
„openbaar" uit het amendement van den heer van Ketwich
Verschuur.
De heer van Sloterdijck is voor het denkbeeld van den
heer Troelstra, in hoofdzaak omdat hij tegen de verdeeling der
onderwijzers in klassen is. Volgens spr. wegen de voordeelen
niet genoeg op tegen de nadeelen. Het voordeel is, zegt men,
dat men den onderwijzers een prikkel geeft tot voortzetting
hunner studie. Deze verklaring acht spr. echter niet zeer
strekzaam; ook in het voorstel van den heer Troelstra ligt
een prikkel tot studie opgesloten immers voor de eerste ver
hooging is het bezit der hoofdacte vereisehte. Die prikkel komt
in het systeem van den heer Troelstra slechts tweemaalin
dat van burgemeester en wethouders viermaal voor, beweerde
de heer van Ketwich Verschuur. Daargelatendat het juister
zou zijn te zeggen respectievelijk éénmaal en driemaal, acht
spr. het niet wenschelijk, dien prikkel te veelvuldig toe te pas
sen ten einde dien niet zijn kracht te doen verliezen. Nu bij
amendement wordt voorgesteldhet minimum te bepalen op
ƒ550, wordt het financieel belang tot ƒ50 gereduceerd.
Spr. heeft dit groote bezwaar tegen de klassenverdeeling
dat men daardoor de onderwijzers blootstelt aan eene nieuwe
appreciatie der leerlingen die allicht de maat van hun res
pect zullen doen afhangen van de Massificatie van den onder
wijzer alle pogingen van de onderwijzers om hunne positie
te verbeteren, vallen voor onder het oog der leerlingen;lijden
zij in die pogingen schipbreuk dan werkt dat natuurlijk na-
deelig op hun prestige tegenover die leerlingen.
De heer Reeling Brouwer heeft eene opmerking te
maken naar aanleiding van het denkbeeld van den heer Troel
stra om den onderwijzersdie hier voor het eerst worden
benoemd en in het bezit der hoofdacte zijn, terstond een trac-
tement van f 700 te geven ook als het bezit dier acte met
verplicht is. Spr. heeft hiertegen dit bezwaar dat men dan
allicht het doen van eene minder goede voordracht in de hand
werkt, omdat men met het oog op de financiën der gemeente
zou vermijden onderwijzers in het bezit der hoofdacte op de
voordracht te plaatsen.
De heer van Ketwich Verschuur wenscht te gemoct
te komen aan het bezwaar van den heer Bekhuis tegen spr.'s
eerste amendementen wel tegen de uitdrukking „openbaar j
lager onderwijs". Spr. heeft deze woorden gebezigd doordat
men thans in behandeling heeft eene regeling der jaarwedden
van de onderwijzers bij het openbaar lager onderwijs. Het was
zijne bedoeling om goede krachten te krijgen waar die ook
te vinden zijnniet alleen bij het openbaar, maar ook bij het
bijzonder onderwijs. Spr. neemt dus het woord „openbaar"
uit zijn amendement weg.
Den heer Troelstra verwondert 'tdat de heer Meijer als
bezwaar tegen spr.'s amendement aanvoerdedat dit alle waar
borg mistdat bekwame personen verhooging deelachtig wor
den. Die waarborg ligt ook niet in art. 3 van het ontwerp
opgeslotenmaar geheel en uitsluitend in artt. 4 en 5. Deze
artikelen nu zouden ook behouden kunnen blijven na aanne
ming van spr.'s amendement.
Spr. blijft er bijdat bij de gewone onderwijzers geen on
derscheid van hooger en lager moet bestaan een onderwijzer
van de le klasse zou zich hooger voelen dan die der 2e klasse,
en zoo voorts.
De heer van Ketwich Verschuur wil de dienstjaren in andere
gemeenten medetellen. Spr. acht dit amendement niet zonder
gevaaromdat dergelijke regeling voor de gem een te-financiën
te bezwarend zou kunnen worden wantwanneer bijv. iemand
benoemd wordtdie reeds 7 dienstjaren elders achter den rug
heeftzal hij te spoediger in het genot van een tractement
van 800 kunnen worden gesteld.
Bij aanneming van dit amendement zal toch nog ieder on
derwijzer die van buiten komt en geen twee dienstjaren telt
altijd maar 500 erlangenindien het andere amendement van
den heer van Ketwich Verschuur wordt verworpen.
Die geachte spreker acht ook een minimum van 500 te laag
en stelt voor, dit te bepalen op ƒ550, dus 50 minder dan
spr. voorstelde. Zal nuvraagt hij bij eene gelegenheid om
driemaal te kunnen worden bevorderdde prikkel tot verdere
studie nu zooveel grooter zijn dan wanneer daartoe tweemaal
gelegenheid bestaat? Is het wel noodig, zooveel prikkels te
scheppen Zoekt men die ook bij het gymnasiaal en middel
baar onderwijs Doch wil men prikkels welnu ook in spr.'s
systeem zijn die te vinden.
Spr. herhaalt voortsdat het hem billijk voorkomtdat een
onderwijzer in het bezit der hoofdacte, die voor het eerst
wordt benoemd terstond 700 tractement krijgt.
Spr. meent bij deze gelegenheid even te moeten terugkomen
op de mededeelingdie de voorzitter heeft meenen te moeten
doendat hij blijkens de notulen van het dagelijksch bestuur
zich niet verklaard heeft tegen de ontwerp-verordening.
Daaruit volgt natuurlijk nietdat hij geene bezwaren had.
Tegen het minimum-tractement en de Massificatie heeft hij
herhaaldelijk zijne bezwaren in het midden gebracht. Die te
gen de Massificatie waren geheel dezelfde als door den heer
van Sloterdijck zyn ontwikkeld. Het geheugen zijner mede
wethouders zal op dit punt wel beter zijndan dat van den
voorzitter schijnt te wezen.
De Voorzitter wenscht nog eene kleine opmerking te ma
ken. De heer van Sloterdijck wees er opdat toch ook in het
amendement van den heer Troelstra de verhooging facultatief
is gesteldimmersdaar staat„de jaarwedde kan wor
den verhoogd" enz. De ervaring echter heeft geleerddat in
de meeste gevallen dit woordje kan hetzelfde zal beteekenen
als zal. Men ziet dit bij de hoofden der scholenwier jaar
wedden ook volgens de bestaande verordening na een bepaal
den diensttijd kan worden verhoogd. Nimmer is er kwestie
van geweestdie verhooging niet toe te kennen.
De heer Troelstra doet opmerken dat dit dan toch ook
van toepassing zou zijn op artikel 3 van het ontwerp waar
ook van kunnen wordt gesproken.
De heer Meijer wenscht nog met een enkel woord het
principieel bezwaar van den heer van Sloterdijck onder de oogen
te zien. Deze keurt 't afdat de leerlingen hunne onderwij
zers zouden gaan beoordeelen naar den uitslag hunner pogin
gen tot verbetering hunner positie. Is deze vrees gegrond,
dan zal elk gevaldat een onderwijzer zich aan een proef on
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 25 October 1892.
93
derwerpthetzij voor hoofdacte of aanteekeningen het gevolg
moeten hebben dat hij zijn prestige bij de leerlingen er bij
inboette wanneer hij niet slaagde. Die vrees behoeft dus niet
te leiden tot niet-aanneming van het klassenstelsel.
Men vergete daarbij nietwat ook in de toelichting op dit
artikel gezegd wordtdat eene verdeeling in klassen aan te
bevelen isin de eerste plaats om den onderwijzer een prikkel
te geven tot verdere studie, maar ook om de vei plaatsing te
bevorderen van minder bekwame of ongeschikte onderwijzers.
Immers door het tegenhouden der bevordering van laatstbe
doelde onderwijzers zal men hen nopen naar elders te ver
huizen.
De heer Theuni88e zal zich zoowel tegen het voorstel van
den heer Troelstra als tegen het 2e amendement van den heer
van Ketwich Verschuur verklaren. Meermalen en reeds bij het
onderzoek der gemeentebegrooting voor 1890betoogde spr. de
wenschelijkheid eener regelin,g waarbij het beginsel van zekere
progressie in de onderwijzerstractementen zou zijn neergelegd
evenals dit wordt toegepast bij alle ambtenaren en bedienden
in dienst der gemeente. Dit beginsel ziet spr. in dit art. 3
belichaamd en daarom wenscht hij het onveranderd te behou
den. Er is echter meerde financiëele gevolgendie de toe
passing van art. 3 van dit ontwerp zullen hebben, zijn door
de commissie duidelijk uiteengezet, daarom vooral wil spr. er
niet aan getornd zien omdat hijdie de aanneming van dit
ontwerp zoo gaarne zoude zienhet ook met in gevaar wil
gebracht zien door financiëele bezwaren welke ingebracht zou
den kunnen worden, indien de bedoelde wijzigingen werden
aangenomen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van den heer Troelstra wordt in stemming
gebracht en verworpen met 17 tegen 4 stemmen. Vóór stem
den de heeren van der ScheerDirksTroelstra en van Slo
terdijck.
Hierop wordt het 2e amendement van den heer van Ketwich
Verschuur in stemming gebracht en eveneens verworpen met
15 tegen 6 stemmen. Vóór stemden de heeren van der Scheer,
Kon tervan Ketwich Verschuur, Beucker AndreaeDuparc en
Troelstra.
Het eerste amendement van den heer van Ketwich Verschuur
wordt door burgemeester en wethouders overgenomen en
daarop in stemming gebrachtaangenomen met 15 tegen 6
stemmen die van de heeren van der ScheerHijlkema, Dirks,
Dijkstra Troelstra en van Sloterdijck.
Het aldus gewijzigd artikel wordt nu zonder hoofdelijke stem
ming vastgesteld als volgt:
De jaarwedden der onderwijzersin klassen gerangschikt
bedragen onverminderd de extra-bezoldigingen
voor die der 4e klasse500
- 3e -600.-
2e -700.-
le -800.
Aangesteld in de vierde klasse kunnen zij na twee jaren
dienst in de 4e tot de 3ena drie jaren dienst in de 3e tot
de 2e en na vijf jaren dienst in de 2e tot de le klasse wor
den bevorderd.
Hijdie van elders tot onderwijzer in deze gemeente wordt
benoemd en reeds meer dan twee jaren bij het lager onderwijs
in dienst is wordt geplaatst in de derde klasse.
Onderwijzers met verplichte hoofdacte worden indien zij voor
het eerst in deze gemeente worden aangesteld óf niet reeds
in eene hoogere klasse zijn gerangschiktin de derde klasse
geplaatst. Voor bevordering tot de 2e en le klasse is het bezit
der hoofdacte vereisehte.
Wegens het vergevorderd uur wordt besloten, de behandeling
der overige artikelen in eene volgende vergadering voort te
zetten.
De ledendie ingrijpende amendementen op de volgende ar
tikelen wenschen in te dienen worden verzocht die deze week
aan den voorzitter in te zenden opdat burgemeester en wet
houders in de gelegenheid zullen zijndie in overweging te
nemen.
De vergadering wordt hierop gesloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden