Vergadering van Dinsdag 22 November 1892.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 22 November 1892. 115
Tegenwoordig 20 leden.
Afwezig met kennisgeving de heeren Mr. H. D. van Ketwich
Verschuur P. Fabry de Jonge en H. Beucker Andreae.
Voorzitter de heer Mr. J. S. baron van Harinxma thoe Sloo-
ten burgemeester.
I. De notulen van de vorige op Dinsdag 8 November j.l.
gehouden vergadering worden gelezen en goedgekeurd.
II. Wordt medegedeeld
1. Bericht van aanneming der benoeming:
a. van den heer S. Draisma van Valkenburg als lid der
commissie van bestuur over het stadsziekenhuis.
b. van Mevrouw Sprenger—Knorre en den heer Mr. W. B.
N. Servatius als voogdes en voogd van het nieuwe stadswees
huis.
c. van de heeren P. Schierbeek en H. P. J. de Vries als
voogd der stadsarmenkamer.
2. dat met ingang van 1 Januari 1893 door burgemeester
en wethouders tot klerk ter secretarie is benoemd J. F. C.
Hardorfïthans volontair.
3. dat door burgemeester en wethouders bij openbare ver
huring van het gardeniersland bij de Eestraat voor den tijd
van 7 jaren de huur is gegund aan Wed. Beintema—Bangma
voor een huurprijs van f 225 per jaar.
4. dat door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd de raads
besluiten
a. betreffende eene overeenkomst van dading met E. M. v.
d. Meer.
b. tot vaststelling van eene verordening regelende de jaar
wedden van de onderwijzers bij het openbaar lager onderwijs.
III. Wordt ter tafel gebracht:
1. een verzoek van F. J. van Meerloom hem door het
niet onbewoonbaar verklaren van zijn perceel Wissesstraat No.
49 in de gelegenheid te stellendie woning te doen herstel
len en verbeteren.
Wordt gevoegd bij het in de volgende vergadering aan de
orde te stellen betrekkelijk rapport der raadscommissie.
2. een adres van W. T. Kamp e.a. houdende verzoek om
verbetering van het voetpad naar Schilkampen.
Wordt gesteld in handen van burgemeester en wethouders
ten fine van beschikking.
3. een adres van het centraal bestuur van »de Fnesche
ijsbond1' houdende verzoek tot vaststelling van eene verordening
op het aanleggen enz. van ijsbanen en van eene instructie voor
baanvegers.
4. een adres van den heer F. Heida om ontslagen te wor
den van de huur der bovenwoning aan het Zuiderplein.
5. een adres van den heer Dr. S. Meindersma houdende
verzoek om eervol ontslag als stadsheelkundige.
De adressen sub 3 tot en met 5 worden ten fine van praead-
vies gesteld in handen van burgemeester en wethouders.
6. een voorstel van burgemeester en wethouders tot het ver-
leenen van eervol ontslag aan de onderwijzeres Mej. H. E.
Velds.
7. alsboven om aan de wed. G. Hoekstra—Meeth eene strook
gemeentegrond in gebruik af te staan voor den aanleg van eene
stoep vóór haar perceel Eebuurt 18.
8. alsboven naar aanleiding van het rapport der raadscom
missie in zake onbewoonbaarverklaring van woningen.
De stukken sub 6 tot en met 8 worden ter visie gelegd om
in eene volgende vergadering te worden behandeld, terwijl dat
sub 8 afzonderlijk zal worden gedrukt en aan de leden rond
gedeeld.
IV. Wordt overgegaan tot behandeling van de op den op
roepingsbrief vermelde punten
1. Benoeming van een curator van het gymnasium (wegens
periodieke aftreding van den heer Dr. J. Baart de la Faille.)
Door curatoren worden aanbevolen de heeren 1. Dr. J. Baart
de la Faille 2. Mr. J. J. Gockinga en 3. Dr. J. A. Römer.
De uitslag der gehouden stemming is, dat de heer Dr. J.
Baart de la Faille met 18 stemmen wordt benoemd.
De heer Gockinga verkreeg 1 stem.
De heer van Eijsinga was nog niet ter vergadering verschenen.
2. Benoeming van eene commissie van onderzoek van een
voorstel tot onbewoonbaarverklaring van woningen.
Het resultaat der gehouden stemming is dat tot leden dier
commissie worden benoemd de heeren J. v. d. Scheer met 19,
Mr. J. Minnema Buma met 12 en J. F. H. Bekhuis met 11
stemmen.
3. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding
van een verzoek van D. IJlst om onderhandsche huur van gar
deniersland bij het Zuidvliet.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit voorstel besloten
Voorbehoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten aan
Douwe IJlstgardenier alhieronderhands, voor den tijd van
vijf jaren, in te gaan den 5 Maart 1893 en te eindigen den 5
Maart 1898, te verhuren het perceel gardeniersland groot 1960
centiareten kadaster bekend gemeente Leeuwarden in sectie
G No. 4685 tegen een huurprijs van ƒ51 per jaar en verder
op de bestaande voorwaarden.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhand
sche verpachting van het pontveer bij de Oosterkade.
Burgemeester en wethouders stellen voor, te besluiten
Voorbehoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten aan
Sietze Koster alhier onderhands voor den tijd van één jaar
in te gaan den 12 Mei 1893 des middags te 12 uur en te ein
digen op den 12 Mei 1894, te verpachten de opbrengst der
belasting geheven wordende onder den naam van veergeld voor
het met de pont overvaren van de stadsgracht van de Ooster
kade naar den Grachtswal voor eene som van f 101 en ver
der op de voorwaarden omschreven in het thans nog geldende
contract van den 15 Februari 1890.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Monalda zal zich gaarne met dit voorstel ver
eenigen maar vindt toch aanleiding tot burgemeester en wet
houders eene vraag te richten. De tegenwoordige pachter S.
Koster heeft gevraagd de pacht voor 3 of meer jaren te mogen
continueerendoch .burgemeester en wethouders stellen voor
dit veergeld slechts voor één jaar weder aan hem te verpach
ten. Hebben burgemeester en wethouders zekerheid dat de
adressant met dezen korten termijn genoegen zal nemen
De heer van Sloterdijck heeft in het algemeen legen eene
onderhandsche verpachting van dit veergeld geen bezwaar en in
zoover kan hij zich met de conclusie vereenigen. Z.i. past de
éénjarige verpachting echter niet op de praemissen van het
voorstel. Burgemeester en wethouders stellen voor te ver
pachten voor één jaaromdat het op dit oogenblik niet is te
voorzien welken invloed het maken van een verbindingskanaal
tusschen de Zuiderstadsgraclit en de Tijnje zal uitoefenen op
het gebruik van dit pontveer en zij het met het oog daarop
niet in het belang van de gemeente achten de opbrengst van
dit veer voor een termijn van drie jaar te verpachten. Spr.
geeft dit toemaar betwijfelt het toch of na verloop van
één jaar die invloed beter zal kunnen worden beoordeeld. Hij
acht dien termijn te kort daarvoorhet zal eerst dan kunnen
geschiedenwanneer met dat werk een aanvang zal zijn ge
maakt. Spr. zou dus wel in overweging willen geven, om dit
veergeld voor twee jaren te verpachteneen tijdvak dat ook
beter sluit op de argumenten door burgemeester en wethou
ders aangevoerd ter aanbeveling van een korten termijn van
verpachting.