20 Verslag der handelingen van den gemeenteraad le Leeuwarden, van Zaterdag 11 Maart 1893. 9. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek van eene suppletoire begrooting van de stads armenkamer dienst 1892. Wordt zonder discussie en hoofdelijke stemming besloten de subsidia van de stads armenkamer voor het dienstjaar 1892, primitief bepaald op 31,533.10, te verhoogen met f 2903.44en derhalve vast te stellen op f 34,436.54en de totalen der ontvangsten en uitgaven, ieder primitief bepaald op f 38,475.17, nader vast te stellen op f 42,010.90J. 10. Voorstel van burg. en wetli. tot vaststelling van een plan van verbreeding van hel vaarwater langs de Tuinen het verlagen van de Amelandspijp, vernieuwing van de Meelbrug, enz. en van een plan van demping van de gracht van de Tuinen tot de Waeze. De conclusie van dit voorstel strekt A. Burg. en Weth. te machtigen: I. het vaarwater de Tuinenvoor zoover dat is gelegen tusschen de Meelbrug en de Turfmarkt, te verbreeden volgens het plan door den directeur der gemeentewerken ingezonden bij missive van den 8 Februari 1893 no. 39/2, met deze wijziging, dat, ter vervanging van de Meelbrug, eene andere vaste brug zal worden gemaakt van grootere doorvaart wijdte, overeen komstig het voorstel der commissie voor openbare werken. II de Amelandspijp te doen verlagen volgens het door den directeur der gemeentewerken ingezonden ontwerp. III de perceelen plaatselijk bekend Voorstreek no. 27G en Turfmarkt no. 2 te doen amoveeren en het daardoor vrij val lende terrein deels te benuttigen tot verbreeding van het vaar water deels tol aanleg van eene straat ter breedte van 4 a 5 Meter, volgens het door den directeur der gemeentewerken bij missive van den 8 Februari jl. no. 39/2 ingezonden ontwerp. IV tot demping en rioleering van de gracht van de Tuinen tot de Waeze, volgens het door den directeur der gemeente werken bij missive van den 13 Januari jl. no. 14/3 ingediend ontwerp, gewijzigd overeenkomstig het voorstel der commissie voor openbare werken, wat betreft het uitvoeren der bestratingen in eigen beheer en het reserveeren van den overblijvenden steen en het puin ten behoeve der gemeente en om in plaats van eene beweegbare rijbrug tusschen de Turfmarkt en de Tuinen, eene vaste voetbrug te doen maken. B. V. burgemeester en wethouders uit te noodigen, ter zijner tijd de vereischte voorstellen te doen tot bestrijding van de kosten van de werken vermeld onder letter A nos. I, II, III en IV. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer d© la Faille begint met alle hulde le brengen voor de wijze waarop burgemeester en wethouders de over gelegde plannen hebben voorbereid voor werkenwaartoe in 1892 in beginsel is besloten. Toch wenscht spr. enkele be denkingen in het midden te brengen tegen de opportuniteit der uitvoering van deze werken. Verschillende omstandigheden pleiten ongunstig voor eene uitvoering op dit oogenblik. In de eerste plaats wijst spr. op de betreurenswaardige ongesteldheid van den directeur dei- gemeentewerken die de plannen voor deze werken met ijver en talent heelt voorbereid en opgemaakt, en die nu niet in staat zou zijn ze uittevoerenalthans niet in de eerste maanden. Doch al ware het mogelijkop eene andere wijze in de ontsten tenis van dezen ambtenaar te voorzien er doet zich nog een ander bezwaar voor. Spreker acht het seizoen te vergevorderd om nu te beginnen met een werk als de demping van eene gracht, waartoe het water moet worden uitgemalen en de specie op den bodem aanwezig uitgegraven en weggevoerd. Gesteld, dat de plannen nu worden vastgestelddan zal met het werk in April een aanvang worden gemaakt en dus gedurende den zomer de bodem verwerkt worden. Dit is zeker een zeer ongeschikt werk I in het warme seizoen. Beter ware hetin het begin van den winter de gracht uit te malen en bij afwezigheid van vorst on middellijk daarna, uiterlijk in den nawinter of in het vroege voorjaar, bijv. in Februari ol Maart de modder te verwijderen en de verdere werken uit te voeren. Het voornaamste bezwaar evenwel tegen eene dadelijke uit voering is gelegen in den mogelijken en niet onwaarschijnlijke™ terugkeer van de cholera. Hiermede moet men vooral rekening! houden. De voornaamste autoriteiten toch op dit gebied zij van meeningdat het gevaar van dien terugkeer dreigt. Begn, men met het werk en verschijnt dan de cholera, zoo is het moeielijk het le staken. Doch niet alleen geldt dit voor de choleramaar ook voori andere ziekten als malaria en typhuswaarvan het ontsta i door het werken in den bodem wordt begunstigd. Spr. herin nert aan de rampspoedige jaren 1858 en 1859, toen deze stad door koortsen is geteisterd tijdens het uitgraven van de grachl ten noorden van de stad. Dit 'een en ander doet het spr. minder gewenschl voorko men nu tot de uitvoering van de demping over le gaan. Mocht zijn denkbeeld bijval bij zijne medeleden vindendan zal hij eene motie indienen. De Voorzitter wijst er op dat hel plan van een werk en de opportuniteit der uitvoering er van twee verschillende! zaken zijn. Men kan het plan goedkeuren en toch eene motie tot uitstel der uitvoering aannemen. Spr. kan overigens de verzc kering gevendat indien de verantwoordelijkheid voor de vraag, of door de demping ziekten kunnen ontstaanaan burgemees ter en wethouders wordt overgelaten zij tot de uitvoering niet zullen overgaanvóórdat zij de ambtenaren van het genees kundig staatstoezicht zullen hebben gehoord. De heer Reeling Brouwer hoordedal de heer de la taille met het werk wil beginnen in het late najaar of vroege voorjaar. Hij acht dit niet mogelijk. In het voorjaar heeft men ijs of hoog waterzooals thansnu de stand 00 cM. -J- Z. P. is, zoodat het droogleggen van de gracht met be zwaren gepaard zou gaan. En in het najaar zijn de dagen tc kortzoodat met het werk niet die voortgang kan worden gemaaktals in den zomer. Men vergete nietdat een werk als de demping van eene grachtvoor de omwonenden hoogst onaangenaam .en hinderlijk is; het verkeer ter plaatse is dan geheel gestremd. Spoed bij de uitvoering is dus gewenscht. Wat verder de ziekten aangaatspr. stemt toe dat volgens de algemeene opinie de cholera zal terugkomen. Het is niet onmogelijk, maar men moet zich niet te veel door vrees laten weerhouden. Sedert de jaren 1854 en 1800, toen de cholera in ons land heeft geheerschtis op hygiënisch gebied in het algemeen ontzaggelijk veel verbeterd en ook hier ter stede. In de jaren 1858 en 1859 heerschten de tusschenpoozende koort sen niet alleen hier, tengevolge van liet droogleggen van som mige grachten, in ergere mate, maar dat was ook het geval in vele andere streken van het land. Men moet niet te veel vasthouden aan beschouwingen over het terugkomen der cholera. Na vaststelling van het plan dezer werken door den raad kunnen burgemeester en wethouders tot de uitvoering over gaan doch zullen dit niet doen, dan nadat het advies van des kundigen is ingewonnen. Alleen bij gebleken noodzakelijkheid worde het uitgesteld' Men verlieze niet uit het oog, dat indien de demping niet geschiedtde toestand der walmuren dringend voorziening eischt. De heer van SlotGTdijck meent te moeten verwachten dat kdc in uitzicht gestelde motie van de heer de la Faille zal strekken tot uitstel van de behandeling van liet voorstel van burgemeester en wethouders. Deze strekking is evenwel in de adstructie niet voldoende gemotiveerd. Het voorstel van burgemeester en wethouders strekt lot vast stelling van plannen van werkenwaartoe in beginsel is be sloten en een memoriepost op de gemeente-begrooting is aan gebracht. Het tijdstip van uilvoering is ter beoordeeling van Verslag der handelingen van den geiucmiieraad te Leeuwarden, van Zaterdag 11 Maart 1893. burgemeester en wethouders en voor hunne verantwoordelijk heid. Ieder lid, en bovenal de geachte eerste spreker als des kundige, is volkomen bevoegd dienaangaande een wenk te geven aan burgemeester en wethouders, maar het ligt buiten de bevoegdheid van den raad te dien opzichte een besluit te nem en. De heer Duparc wijst er op, dat de gang der redeneering van den heer Van Sloterdijck deze isDe raad heeft voor dit (werk op de gemeentebegrooting voor dit jaar een memoriepost uitgetrokken ter uitvoering van dit besluit hebben burgemeester en wethouders een plan doen opmaken en dit den raad ter vast stelling aangeboden. Indien dus de raad dat plan vaststelt, dan is de uitvoering aan burgemeester en wethouders en mag de raad zich daarin niet mengen en dan zijn burgemeester en wethouders voor de uitvoering verantwoordelijk. Alles vol komen waar. Welke verantwoordelijkheid echter wordt hier bedoeld Die datindien binnenkort met het werk een aan vang wordt gemaakt en de cholera dan verschijnt, dit de ergste gevolgen kan hebben Welnu laat de raad eene motie tot uit stel aannemendit is dan geene inmenging in de laak van burgemeester en wethouders maar een daad van voorzichtig heid waartoe de raad volkomen bevoegd is. Men mag dan van 'burgemeester en wethouders die doordrongen zijn van het Ibelang van dit werk, verwachten, dat zij te eeniger tijd wan neer er van gevaar van cholera geen sprake meer is een voorstel zullen indienen om de zaak weder tot zich te nemen. Wordt de motie aangenomen, dan neemt de raad de ver antwoordelijkheid op zich. Spreker heeft den inspecteur van het geneeskundig staats toezicht in het debat hooren brengen als den ollicieelen des kundige die met het oog op de mogelijkheid dat uit het werk ziekten kunnen voortkomen, nader zal worden geraadpleegd. Deze betrekking wordt nu tijdelijk waargenomen door den adjunct inspecteur van Gelderland, en, hoewel spreker allen eerbied voor diens kunde heeftgelooft hij toch dat nu men reeds dade lijk het advies heelt van een deskundige in den raad zelf, iemand boven sprekers lof verheven, men niet minder aan diens oordeel heeft te hechten. De heer Reeling Brouwer wees er terecht op dat de jaren 1858 en 1859 zich kenmerkten door eene koortsepidemie niet alleen in deze provincie, maar ook in vele andere streken. Doch het zal dien geachten spreker toch ook wel niet onbekend zijn geblevendat de toestand in deze gemeente niet weinig werd verergerd door de uitdampingen van de destijds drooggelegde buitengrachten. Om het schadelijke hiervan in te zien,behoeft men toch zeker geen deskundige te zijn. De Voorzitter vreest er voordat men de kwesties van competentie en verantwoordelijkheid te veel door elkaar haspelt en daardoor eigenlijk de zaakdie door burgemeester en wet houders aan de beslissing van den raad is onderworpen uit het oog zal verliezen. De heer de la Faille is de eersteom te erkennen dat zijne motie voor een deel haar kracht heeft verloren nu de competentie van den raad om op de uitvoering te influenceeren in twijfel wordt getrokken. Toch doet hij van zijne motie geen afstand. Het komt hem voor, dat de conclusie van het voorstel, lot overweging en sanctioneering waarvan de raad bijeenge roepen is, de bedoeling heeft om zoo spoedig mogelijk met dit werk een aanvang te maken terwijl sprekers motie ten doel heeftdat de raad uitspreke dat hij het oogenblik voor de uitvoering van het werk niet geschikt acht en deze wenscht uit te stellen. Doet de raad ditdan is het rationeelom ook de beslissing over het plan te verdagen. Uit de stukken blijktdat over enkele onderdeden van de hier bedoelde werken, die in verband met elkaar en als één werk zullen worden uit gevoerd verschil van opinie bestaatbijv. over het behoud van de Meelbrug, het aanleggen van een draaibrug over de Tuinen tegenoverd e Tweebaksmarktden aanleg van een weg van de gedempte gracht naar de Voorstreek. Deze kwesties zullen beter worden opgelostals de directeur der gemeentewerken weder in staat is zijne werkzaamheden te hervatten. Hoofdzaak voor spr. is evenweldat het thans zoowel we gens het ver gevorderd seizoen als wegens den mogelijken terugkeer der «holcra geen geschikt tijdstip isom de dem ping te doen uitvoeren. Den heer Reeling Brouwer stemt spr. toe dat men het cholera-gevaar kan overschattenhij zal de laatste zijn om het dreigend spook op te roepen en dit grootere proportiën te doen aannemen dan noodig is maar toch moet hij er tegen waar schuwen dat men voor het gevaar niet geheel de oogen sluite, ten einde niet te midden van het werk te worden verrast. Dit kan worden voorkomen door de uitvoering nog wat uit te stellen. Spr. opperde straks het denkbeeld om het werk te beginnen in het najaar of vroege voorjaar. De heer Reeling Brouwer zag hierin bezwaar. Het is mogelijk zegt spr.maar het be zwaar in den hoogen waterstand geldt voor hem met. In dat geval zal men wat langer moeten malen maar het behoeft de uitvoering niet in den weg te staan. Spr. ziet niet in, waarom niet in het najaar de uitmaling kan geschieden en dan vervol gens in den loop van den winter de uitbaggering. Hij hoort zich toeroependal het een goede werkverschaffing zou zijn zeker had ook hij hieraan gedachtmaar het niet als argu ment willen aanvoeren. Hij is het volkomen eensdat men de zaak ook van die kant mag beschouwen immers dit werk is niet nutteloosmaar is noodig en moet worden uitgevoerd. Spr. vraagt duso( het niet beter isdit werk voor den win ter te bestemmen. De heer van Sloterdijck had verwachtvan den heer de la Faille de redactie van zijne motie te zullen vernemen maar dit is niet het geval geweest. Die geachte spreker heeft alleen zijne denkbeelden doen hooi enwaarop de motie zal moeten steunen. Werd nu eerst het voorstel van burgemeester en wethouders behandeld en na aanneming er van in den vorm van een wensch de meening te kennen gegevendat de uit voering dient te worden uitgesteldzoo bestond hier geen wet telijk bezwaar tegen. Betreft de motie echter het nemen van een besluit tot uitsteldan blijft spr. bij zijne meening. De raad mag geen besluit nemen in hetgeen niet tot zijne com petentie behoort. Spr. zal daarentegen gaarne aan de behandeling van het voorstel, dat aan de orde is, deelnemen met het volle ver trouwen in burgemeester en wethoudersdie hun eigen ver antwoordelijkheid wel in het oog zullen houdeneene verant woordelijkheid die wel is waar groot is maar die zij zullen aanvaarden in de overtuiging dat zij het vertrouwen van den raad bezitten. De heer Bekhuis iszooals de raad weeteen groot voorstander van de ontworpen werken en toch deelt hij de zienswijze van den heer de la Faille ja, hij kan hier wel de verklaring afleggen dat hij dezen in een particulier gesprek het indienen van eene motie tot uitstel aan de hand heeft ge daan. Wat is er tegen vraagt spr.dat de raad den wensch uitsprekede uitvoering van het plan niet nu ter hand te ne men maar het tot later le verdagen wanneer er een kalmer oogenblik is gekomen in den algemeenen gezondheidstoestand in geheel Europa. Dit zou in het algemeen belang zijn. Spr. hoopt dan ookdat de heer de la Faille zijne motie in dien vorm zal indienen dat de raad verklare dat hij wenscht de vaststelling van de plannen te verschuiven tot een beter tijdstip. Den heer Troel8tra doet het genoegen dat ook de heer Bekhuis van meening schijnt te zijndat het werk niet in het voor- of in het najaar kan worden uitgevoerd hij heeft althans zijne instemming niet betuigd met dat denkbeeid van den heer de la Faille. De uitvoering zal derhalve in de zomermaanden moe ten geschieden. Men staat daarbij dus altijd bloot aan sterkere uitwasemingen van den bodem. De vraag is nu of er zwaar wichtige redenen bestaan om te besluitenhet werk thans niet uit te voeren. Hij gelooft van niet, Va^ cholera is im-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1893 | | pagina 2