22
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 11 Maart 1893.
mers weinig ol geen gerucht. Wel zijn vóór eenigen tijd enkele I gemecnte-begrootiug een memorieposl voor dit werk is ami^
gevallen in Hamburg vorgekomen maar daarbij is het geble-
ven. In den laatslen tijd verneemt men er niet van.
En gestelddat men nu niet tot uitvoering overgadan doet
zich de vraag voor, of in het volgend jaar niet misschien an
dere ziekten zich voordoen, bijv. typhus.
Er bestaan z. i. geen overwegende bezwaren die uitstel tot
den volgenden zomer wenschelijk doen zijn.
Bovendien is de toestand der walm uren langs de gracht van
dien aarddat die gevaar opleveren hier en daar vallen de
wallen bijna in de gracht.
De heer Bekhuis weet van zeer nabij dat aan de uitvoe
ring van de demping van eene gracht altijd bezwaren verbonden
zijnmaar onder de tegenwoordige omstandigheden zijn aan
deze dempingnaar zijne meeningbuitengewone bezwaren
verbonden. Men leeft in een abnormalen gezondheidstoestand
de cholera zal hoogstwaarschijnlijk terugkeeren. Derhalve
indien geen belangen worden geschaad wie zou dan de ver
antwoordelijkheid van eene spoedige uitvoering op zich willen
nemen Eene omroering in een zeer vervuilden bodem is ge
vaarlijk bij het heerschen van epidemische ziekten.
De walmuren zijn slechtdat erkent spr.maar men zal ze,
zooals nu reeds met een gedeelte is geschieddoor stutten in
bedwang kunnen houden in afwachting van de te volgen
demping.
De raad zal dus wijs doen met de behandeling van het voor
stel van burgemeester en wethouders te verdagen.
bracht onder gelijken invloed als in September.
Spreker wil met een en ander niet te kennen geven, dat lnj
onvoorwaardelijk de uitvoering in 1893 wenscht te doen plaats
hebbenmaar dat hij dit aan het oordeel van burgemeester en
wethouders wil overlaten.
De heer Troolstra moet den heer Konter die het nu te
laat in den tijd vindt om met de demping te beginnen doen
opmerken dat in Februari en Maart de dagen nog kort zijn.
Begint men dus vier weken vroeger, dan zal dit in de uitvoering
zeker nog geen veertien dagen verschil geven.
Spreker deelt nog mede, dat het plan en de bestekken nu
gereed zijn zoodat, na aanneming fan het voorstelterstond
tot de aanbesteding kan worden overgegaan.
De heer Duparc schijnt door zijne woorden op den heer
van Sloterdijck den indruk te hebben gemaaktalsof hij wilde
ingrijpen in de verantwoordelijkheid van burgemeester en wet
houders. Dit is niet het geval hij heeft evenveel vertrouwen
in dat college als die geachte spreker. Maar hij is van oordeel,
dat burgemeester en wethouders het zelfs aangenaam moeten
vindenals zij later niet alléén de verantwoordelijkheid zullen
hebben te dragen, indien niet lot uitstel wordt besloten. Om
deze reden juicht hij de motie toe.
Indien het plan heden door den raad wordt vastgesteld, dan
zijn burgemeester en wethouders gehouden tot de uitvoering
over te gaan. Vindt de raad echter dat dit geen haast heelt,
i welnu niets is er legen, dat hij dit uitspreke.
De heer dö la Faillö dient hierop de volgende motie in De heer van Sloterdijck wees er opdat in September van
„De raad bet vorige jaar meer gevaar voor cholera bestond en dat ook
„Overwegende, dat de tegenwoordige tijdsomstandigheden bij de vaststelling der begrooting deze ziekte dreigde. Men vergde
„het minder wenschelijk maken om terstond tot de uitvoering echter nietdat op die tijdstippen de uitvoering van het werk met
„van de werken tot demping van de gracht van de Tuinen tot zóó aanstaande was als nu en men zich toen kon vleien met de
„de Waeze over te gaan boopdat de cholera spoedig geheel zou zijn verdwenen. En
„Besluit: wat heeft men gezien? In Hamburg en Altona zijn weder ge-
„de behandeling van het voorstel van burgemeester en wet- vallen voorgekomen en deze plaatsen kunnen wegens de snelle
„houders daarop betrekking hebbende, in de raadsvergadering communicatie middelen worden geacht dichter bij ons te zijn
„van heden aan de orde te verdagen.
Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt een punt
van behandeling uit.
De heer Konter wenscht zijne stem te motiveeren die hij
voor deze motie zal uitbrengen. In hoofdzaak heeft hij legen
eene dadelijke uitvoering bezwaar uit een hygiënisch oogpunt.
Zooals uit de stukken blijktrekent men einde Juni met het
uitbaggeren der gracht gereed te zullen komen; loopt het eenigs-
zins tegen dan wordt het allicht half Juli.
Had men het geluk gehadeen week of vier vroeger te
kunnen beginnen dan zou dat bezwaar minder bij hem hebben
gegolden. Wordt nu de uitvoering tot het volgend jaar ver
daagd, dan heeft men kans om minstens 4 weken vroeger in
het voorjaar te kunnen beginnen met het droogleggen en uit
baggeren van de gracht. Dit is voor spr. eene aanbeveling
voor uitstel.
De heer van Sloterdijck doet opmerkendat de conclusie
der motie van den heer de la Faille niet steunt op de praemissen.
Deze houden bezwaar in tegen dadelijke uitvoering van de
dempingen de conclusie strektom de behandeling van het
voorstel van burgemeester en wethouders te verdagen. Dit
voorstel strekt alleen om de plannen der werken vast te stellen.
Spreker herhaaltdat de raad zich in de kwestie van uit
voering niet mag mengen. Hij heeft het volste vertrouwen te
dien opzichte in burgemeester en wethouders.
Nog moet hij dc aandacht vestigen op den nadruk, die gelegd
wordt op het naderend dreigend gevaar van terugkeer der
cholera. Spreker zal dit niet gering schattenmaar wil er
toch even op wijzen dat in September 1892, toen tot demping
van deze gracht besloten werder meer invloed van de elders
heerschende epidemie bestond, dan thans en dat daarna op de
gelegen dan 25 jaren geledenbijv. Zwolle. Laten wij denken,
zegt spreker, aan het sprcekwooid: „De voorzichtigheid is de
moeder der wijsheid."
De lieer Menalda. Iaat het vormelijk bezwaar van den lieer
van Sloterdijck tegen de motie op zijne plaats.
Spreker wenscht zich op praclisch standpunt te plaatsen en
dan is het de vraagIs uitstel wenschelijk ja ol neen Zou
jawelnu. Is dan de wegdie door den heer de la Faille is
gekozen om daartoe te geraken niet de juistelaten dan zij
die het beter weten een anderen weg aanwijzen.
Spreker is 't geheel met den heer Konter eens dat hot
seizoen te ver is gevorderdom nu nog met de aanbesteding
van het werk te beginnen en ook andere omstandigheden zijn
daarvoor. 't Is waar., dat toen in September 1892 tot de
demping werd besloten, men leefde onder den indruk van de
heerschende cholera, maar men was toen niet, als nu, van
alle zijden gewaarschuwd tegen een zeer waarschijnlijken terug
keer der vreeselijke ziekte in dit jaar.
Toch gingen in de vergadering, waarin de beslissing viel,
ook reeds stemmen opdie tot voorzichtigheid maanden en
waarschuwden legen overhaasting.
Laten wij nuzegt sprekerals praetische mannen ons
duidelijk uitsprekenof de uitvoering van het werk zal uitge
steld worden ol nietmaar ons niet verdiepen in theoretische
bezwaren tegen den vorm eener motie.
De Voorzitter gelooft, dat, in het systeem van den heer
Menaldade raad wel zal doen met de plannen goed te keuren,
waarna hij desverlangd den wensch kan uitsprekenom de
uitvoering uit te stellen. Het gaat echter niet aan nu eene
obslructiomslische motie aan te nemenzooals de heer de la
Faille heeft voorgesteld.
Die geachte spreker zeide geen te groot spook te willen op-
Verslag dor handelingen van den gemo nteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 11 Maart 1893.
23
roepen, maar heeft toch één argument bijgebracht fot onder
steuning van zijne motiedat eigenlijk minder juist is. Hij
wees nl. op de ziekte van den directeur der gemeentewerken
en op het verschil van opinie met dezen omtrent enkele onder
deden welk verschil beter zou kunnen worden opgelostwan
neer die ambtenaar weder zijne werkzaamheden zou hebben
kunnen hervatten. Indien dc heer de la Faille de stukken
nauwkeurig had nagegaan hij zou dan hebben kunnen opmer
ken dat er geen verschil van opinie bestaat. Niet de direc
teur maar burgemeester en wethouders legden een plan aan
den raad voor door den directeur is een plan opgemaaktdat
echter op advies van dc commissie voor openbare werken bij
liet college van Dagelijksch Bestuur eene wijziging heeft onder
gaan. Dit gewijzigd plan heeft de raad te overwegen.
De heer van Sloterdijck richt naar aanleiding van de
motie van den heer de la Faille tot burgemeester en wethou
ders de vraagofindien die motie wordt aangenomen, in dit
jaar dan ook geen voortgang wordt gemaakt met het nieuwe
kanaal naar de Tijnje. Dit werk acht hij voor de kans op
epidemie, analoog met de demping der Tweebaksmarkt.
De heer de la Faille betuigt den voorzitter zijnen dank
voor dc terechtwijzing ten opzichte van het verschil van opinie
in de wijze van uitvoering.
llij ontkent echterdat zijne motie een obstruclionistische
is. De strekking er van is alleenom dc uitvoering uit te
stellen. De lieer Duparc stelde duidelijk in het lichtdat
wanneer liet plan is vastgesteldburgemeester en wethouders
terstond tot de uitvoering kunnen overgaan.
Den heer van Sloterdijck doel spr. opmerken dat er een
groot onderscheid bestaat tusschcn werken als deze demping
en het graven van een kanaal. Dit laatste wordt gegraven in
een maagdelijken grond buiten de stad terwijl voor de dem
ping de bodem van eene gracht moet worden uitgebaggerd
waarin faecaliën en menagewater worden uitgeloosd.
Mocht er eenig bezwaar bestaan tegen het graven van het
kanaaldan zal men het oordeel van deskundigen kunnen in
roepen.
De Voorzitter herhaalt, dat de raad wel zal doen, met
eerst het voorstel te behandelen en dan desgewenscht in over
weging te nemen of de uitvoering zal dienen te worden uit
gesteld.
De lieer TrOölstra zegtdan men de vervuiling der gracht
niet al te breed moet uitmeten. De gracht wordt geregeld
behoorlijk gelcikt en niets beletom vóór de droogrrifcking ze
nog eerst te doen leiken zoodat dan bij de drooglegging het
meeste vuil er uit verwijderd kan zijn.
De beraadslagingen worden gesloten.
De motie wordt hierop in stemming gebrachtmet het resul
taatdat de stemmen staken met 11 tegen 11. Vóórstemden
de lieeren van Kctwich Verschuur, van der Scheer, Bekhuis,
Konter, Wolff, Hijlkema, Menalda, van EijsingaBeucker
Andreaede la Faille en Duparc.
Overeenkomstig het bepaalde bij art. 50 der gemeentewet
wordt het nemen van een besluit tot eene volgende vergadering
uitgesteld.
11. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek van
een voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der
gemeentebegrooting dienst 1893.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt beslotende
voorgedragen wijziging goed te keuren.
De voorzitter sluit de vergadering.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.