36 eenvolgende jareneene subsidie uit de gemeentekas toe te staan, te wijien van de hand. De heer dö la Faillö heeft met belangstelling kennis ge nomen van het adres van het bestuur van het Diaconessenhuis en van het praeadvies van burgemeester en wethouders. Enkele bedenkingen heeft spr. tegen de motieven die hen tot hunne conclusie hebben geleid en tegen de conclusie zelve. Hij zou haast zeggendal burgemeester en wethouders geen gelukkig antecedent hebben gehad in de omstandigheiddat zij in het vorige jaar geroepen zijn geweest om te oordeelen over een verzoek van hetzelfde bestuur 0111 eene subsidie te verleenen als rentegarantie voor de kosten van het te stichten nieuwe gebouw. Zij hebben toen geen vrijheid gevonden op dat verzoek in te gaan en zijn nu min of meer aan de con sequentie gebondenom tot afwijzing van het verzoek te advi- seerenzij konden bezwaarlijk anders. Toch zijn sedert dien tijd de omstandigheden zoodanig ver- j anderd dat er wel aanleiding tot eene andere conclusie bestond. In de zomervergadering van de Provinciale Staten is na rijp beraad en veel wikken en wegen besloteu om eene subsidie te verleenen voor de stichting van een nieuw diaconessenhuis ongeveer op gelijke wijze als nu van de gemeente wordt ge vraagd nl. als rentegarantie voor het ten behoeve der stichting op te nemen kapitaal. Evenzeer zijn nu volgens spr. ook voor de gemeente vol doende motieven aanwezig om eene dergelijke subsidie te ver leenen. De financiëele vooruitzichten der inrichting zijn aan merkelijk verbeterd zij heeft om zoo te zeggen meer vasten grond onder de voeten en daarom komen de argumenten van burge meester en wethouders aan spr. voor het oogenblik verouderd en minder juist voor. In de eerste plaats is er bijzondere nadruk op gelegddat het Diaconessenhuis is eene philanthropische instelling. Spr. zal de eerste zijn om het philanthropisch streven van de instelling te erkennenmaar hij beschouwt haar niet als eene der phi lanthropische inrichtingen in engeren zin die geroepen zijn 0111 op eigen krachten te steunen. Deze instelling heeft een veel zijdig doelbehalve dat zij als eene philanthropische nuttig is voorziet zij in eene behoefte en dat zien burgemeester en wet houders nagenoeg over het hoofd. Het is nl. een ziekenhuis waarop vooral ook in de vergadering der Provinciale Staten is gewezen. Zonder nog te veel op dit karakter der instelling te willen drukkenmoet men het toch niet geheel uit het oog verliezen. De argumenten van burgemeester en wethouders hebben schijnbaar meer krachtdan zij wel verdienen. Er wordt 0. a. gewezen op het bestaan van het stadsziekenhuis dat voldoende in de behoefte voorziet. Het Diaconessenhuis staat echter niet tegenover het stadsziekenhuis doch vult dit aan. Eerstgenoemde inrichting heeft een eigenaardig karakteralle soorten van zie ken ook die lijdende aan chronische ziekten worden daarin verpleegdterwijl het ten allen tijde voor opneming van zieken openstaatook zonder voorafgaande overwegingen van financi- eelen aard, wat bij het stadsziekenhuis niet het geval is. Er kunnen tijden komendat laatstgenoemde inrichting te klein blijkt te zijnen dan zal de gelegenheid elders om zieken van gemeentewege te doen verplegenzeker zeer gewenscht zijn. Burgemeester en wethouders zien dit wel niet geheel over het hoofd, maar zij zeggen lakouiek dat wanneer mocht blyken, dat de inrichting bijzonder is aan te bevelen voor verpleging van kinderen of van lijderswaarvoor in het stadsziekenhuis minder goede localiteit beschikbaar ismen dan daaromtrent eene overeenkomst met het Diaconessenhuis kan aangaan. Het moest dus voor het gemeentebestuur nu eene welkome gelegen heid zijn om die inrichting te steunen. Waar nu door burgemeester en wethouders onverholen hunne sympathie wordt te kennen gegeven welke sympathie zeker door allen wordt gedeeld voor eene inrichtingdie zoo be narde omstandigheden heeft gekend die deze met zooveel moed is te boven gekomen, die van zóóveel nut is, daar rnoet men niet te angstvallig zijn, om haar eene subsidie of eene bijdiage in de kosten der stichting van een nieuw gebouw te verleenen. irgemeester en wethouders vreezen er voor een antecedent stellen maar dat mag toch niet altijd als een spook die- n. Ieder geval moet op zichzelf worden beoordeelder zijn ;h ook andere nuttige inrichtingen, die den finaticiëelen steun r gemeente genieten. De heer Kuipörs wenschtvóór hij zijne stem uitbrengt vóór het voorstel van burgemeester en wethouderseene enkele opmerking te maken. De adressant vraagt subsidie o. a. met het oog op kinderverpleging. Te dezen opzichte kan spr. mede- deelen de cijfers van de verpleegde kinderen in het stadszie kenhuis over de laatste vier jaren in 1889 bedroeg dat cijfer 47 waarvan er 2 overleden in 1890 waren die cijfers respec tievelijk 32 en 1 in 1891 30 en 1 en in 1892 24 en 2; totaal 133, waarvan er 6 overleden, wel een bewijs dus, dat de localiteiten en de verpleging aldaar niets te wenschen overlaten. De heer de la Faille schijnt dus niet goed op de hoogte te zijn. De heer dö la Faille had volstrekt niet de bedoeling, om iets af te dingen op de verpleging in het stadsziekenhuis of daarop een blaam te werpen. Integendeel hij is de eerste om daaraan alle hulde te brengen. Indien men echter geen vreemdeling in Jerusalem isweet mendat bij velen een schroomzij 't dan ook een ongemotiveerde bestaat om hun zieken hetzij volwassenenhetzij kinderen ter verpleg'ng in het stadsziekenhuis te doen opnemen. Meermalen is dit aan spr. uit gesprekken met zijne collega's de stadsgeneesheeren gebleken. Het is niet te veel als men beweert, dat het Diaco nessenhuis voor kinderverpleging de juiste plaats is. De heer OostörhofF zegt, dat het bestuur van het Diaco nessenhuis zeker dankbaaar is voor het woord van lof van burgemeester en wethouders over het werk der pleegzusters die het zeker zeer verdienen. Burgemeester en wethouders spraken ook van het edel pogen van den adressant om uitbrei ding te geven aan deze inrichting doch dit is niet wel over een te brengen met hetgeen zij aan het slot van hun voorstel zeggen, nl., dat er bij eene instelling als het Diaconessenhuis in den regel geen sprake kan zijn van geheele aflossing van het stichtingskapitaal. Spr. vraagtofzoo dat waar is en het bestuur toch het vooruitzicht op aflossing geopend heeft, er bij eene dergelijke misleiding sprake kan zijn van een edel pogen. Het blijft echter de vraag of burgemeester en wethouders het recht hebben tot deze bewering. Spr. zal de vergadering niet vermoeien met de geschiedenis van de instelling geheel weer te geven. Zij is op kleine schaal begonnen in een huisje in de Bagijneslraateigenlijk met niets. Elf jaar geleden was zij in staat een huishet thans bij haar in gebruik zijndeaan te koopen voor 20000verleden jaar heeft zij voor 22000 land voor de stichting van een nieuw gebouw aangekocht en bezit bovendien ƒ21000 aan kapitaal, benevens het huis. Waar zij dus in zoo korten tijd een kapi taal van /"G6000 wist over te sparen, daar mag de verklaring van burgemeester en wethouders dat zij niet in staat zal zijn tot geheele aflossingonjuist en te apodictisch genoemd worden. Hoofdoorzaak van het voorstel van burgemeester en wethou ders om afwijzend op het verzoek van adressant te beschikken, is de vrees datindien men eenmaal begint met subsidie te verleenen aan eene philanthropische instellingmen daardoor een antece lent stelt en gelijke verzoeken van soortgelijke in stellingen zijn te verwachten. Wat is eigenlijk eene philanthropische instelling? vraagt spr. Is dat eene instellingdie met een goed doel is opgericht en voor eene grootere of kleinere schaar van ingezetenen een weldaad isdoch daartoe steun noodig heeftdan is het Diaconessenhuis eene zoodanige. Maar is dan de ambachtsschool ook met eene philanthropische instelling Uit de rekening over het jaar 1891/92 blijkt, dat de inkomsten hebben bedragen f 13332.90; vermindert men dit bedrag met het saldo van liet vorige jaarde renten van de bezittingen en de bijdragen der leerlingen ad f913, benevens nog een enkel postje, dan blijkt Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 11 April 1893. 37 het, dat ruim 8000 bestaat uit subsidiën contributiën enz., en daaronder is eene subsidie der gemeente groot 4000. Waar de ambachtsschool subsidie geniet, gaat het niet op, die aan het Diaconessenhuis als instelling van partuculiere philanthropic te weigeren. Ten slotte wenscht spr. eene vraag te doen. Op de gemeente- begrooting komt een post van ƒ5000 voor, omschreven als vrijwillige bijdrage van het Old Burgerweeshuis voor de sub sidiën aan instellingen van weldadigheid. Spr. weet weldat het Diaconessenhuis eigenlijk niet gerangschikt kan worden onder de instellingen van weldadigheid, maar indien burgemees ter en wethouders hadden voorgesteld uit dien post een ge deelte te besteden voor subsidie aan deze instellingdan zou den de voogden van dat weeshuis indien hij zich niet vergist, dit niet gewraakt hebben. Het hangt er maar van af, of men iets al dan niet wil. In het eerste geval ware er wel een mouw aan te passen geweest. De heer Möijör kan den heer de la Faille de verzekering gevendat de ongunstige beschikkking op het verzoekin het vorige jaar door het bestuur van het Diaconessenhuis tot bur gemeester en wethouders gerichtvoor hen geen antecedent is geweest met betrekking tot hun voorstel naar aanleiding van het onderwerpelijk adres. Dit hebben zij geheel op zich zelf beoordeeld. Zij hebben de belangen van die instelling over wogen maar toch in de eerste plaats die van de gemeente. En dat de financiën der gemeente niet mogen worden gebruikt voor eene subsidie aan eene philanthropische inrichting, is door geen der vorige sprekers weêrsproken. Gaf men subsidie aan het Diaconessenhuis, dan zouden met evenveel recht andere instellingen van onbetwistbaar nut met een verzoek van dezelfde strekking kunnen komen. In dit opzicht staat de gemeente niet op hetzelfde standpunt als de provincie. De argumenten van burgemeester en wethouders zijn ver ouderd en minder juist, zeide de heer de la Faille. Die ge achte spreker is echter in gebreke gebleven om daarvoor be wijzen aan te voeren. Hij zeide ook, dat het Diaconnessenhuis niet een zuiver philanthropische instelling is maar vóór alles een ziekenhuis ter aanvulling van het stadsziekenhuis. Bur gemeester en wethouders hebben dit echter niet over het hoofd gezienzij hebben wel degelijk in hun advies daarop het oog gehad en voeling gehouden met de tegenwooi dige positie dier instelling. De heer OosterhofT stelde de vraagwat is eene philanthro pische instelling en waar hij zich zelf een antwoord op die vraag trachtte te geven bracht zijne redeneering hem zelfs tot de slotsom, dat ook de ambachtsschool onder dergelijke instel-, lingen is te rangschikken. Spr. zal hier ter zijde laten de beteekenis van eene philan- thropische instelling, maar beschouwt dit als vaststaande: als j philanthropische instelling inag de gemeente het Diaconessenhuis niet sternen, en als ziekenhuis behoeft zij het niet te steunen,! omdat zij zelve een ziekenhuis heeftdat onder uitstekende leiding staat en zeer goed is ingericht ook voor kinderverple- I ging. Een lid der commissie van bestuur liet straks daarop het licht vallen en deelde inededat gedurende de laatste vier jaren 133 kinderen werden verpleegd, waarvan er slechts zes overleden. Spr. kan er nog aan toevoegen dat in de laatste jaren oogzieken ook allen in het stadsziekenhuis worden behan deld er. zoo noodig geopereerd. De zinspeling in het voorstel van burgemeester en wethouders op mogelijke verpleging in het vervolg van kinderen in het Diaconessenhuis voor rekening der gemeentehad wel achterwege kunnen blijven sedert het optreden toch van den heer Dr. Kooperberg als geneesheer directeur is geen enkel kind van gemeentewege ergens anders dan in het ziekenhuis verpleegd. De geachte vorige spreker aanvaardde met dank de hulde door burgemeester en wethouders gebracht aan het streven I yan het bestuur van het Diaconessenhuis en aan het werk der pleegzustersmaar vestigde in verband met die hulde de aan dacht op hetgeen burgemeester en wethouders aan het slot van hun voorstel aanvoeren met opzicht tot de moeielijkheid van aflossing van het stichtingskapitaal. Met eenigen goeden wil moet het evenwel een ieder duidelijk zijndat die slottirade in geenerlei verband met de voorafgaande wooiden van waar- deering kan worden beschouwdmaar dat de bedoeling van j burgemeester en wethouders is .e doen uitkomen dat zij in I dit opzicht geen antecedent willen stellen omdat het gemeente bestuur nu eene subsidie gedurende 10 jaren bij wijze van rentegarantie verleenende laterals het na verloop van die tien jaren mocht blijken dat de financiën der inrichting geene aflossing toelatenzich mosielijk aan het verleenen van subsidie voor volgende jaren kan onttrekken. De heer Oosterhofl wees op den begrootingsppst wegens bijdrage van het Old Burgerweeshuis in de subsidiën van in stellingen van weldadigheid en meende dat hoewel het Diaco nessenhuis wellicht daaronder niet is te rangschikken er wel een mouw aan te passen zou zijn. Dit is echter niet de vraag, wel ot men hier met een instelling van weldadigheidbedoeld bij art. 2 der armenwette doen heeft. Dit is ongetwijfeld niet het gevalzoodat het voor burgemeester en wethouders onmogelijk was een voorstel te doen tot het besteden van een deel van dien post voor eene subsidie aan het Diaconessenhuis. De heer dö la Faillö hoorde zich door den heer Meijer toevoegendat hij in gebreke was geblevente bewijzen dat de argumenten van burgemeester en wethouders verouderd en minder juist zijn. Spr. heeft er op gewezen dat de omstandig heden sedert zijn veranderd en er nu wel termen zouden zijn te vinden voor het verleenen van subsidie. Op zijn beurt vraagt spr. aan den heer Meijer, of deze niet te dogmatisch is, als hij zegtdat de gemeente-tinanciën niet voor dergelijke subsidie mag worden gebruikt. Waar is dan de grens Spr. zou meenen dat het verleenen van subsidie aan het Diaconessen huis eene zaak van publiek belang iszeker niet minder dan zoovele andere subsidiën uif de gemeentekas verstrekt. De ingezetenen hebben groot belang bij het instandhouden van deze inrichting. Terwijl tot nu toe nagenoeg alleen op de stichting van een nieuw gebouw de aandacht gevestigd was wenscht spr. nog eens met nadruk te wijzen op het groote nutdat de pleegzusters vooral voor mingegoeden hebben welk nut wel gewaardeerd mag worden niet bloot door eene betuiging van sympathiemaar door het verleenen van finan- ciëelen steun. De heer Möijör vermeentdat de heer de la Faille schoor voetend terugneemt wat hij straks heeft gezegd en nu wijst hij op veranderde omstandigheden. Burgemeester en wethouders zijn hiermede bekend en hebben er wel degelijk op gelet. In plaats van het bezwaar tegen de verouderde argumenten terug te nemen doet die geachte spreker de vraagwaar de grens isbinnen welke de gemeente-financiën mogen worden aangewend voor subsidiën. Hij zal spr. echter zeker ten goede houden dat hij van deze plaats geen cursus zal houden over de bevoegdheid te dezen opzichte van het gemeentebestuur deze bevoegdheid is bij vergelijking van de gemeentewet met de armenwet gemakkelijk op te sporen. Spr. herhaalt 'tdat het Diaconessenhuis is eene philanthro pische inrichting geene instelling van weldadigheid. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt in stem ming gebracht en aangenomen met 2ü tegen 2 stemmen, die van de heeren Oosterhofl' en de la Faille. 7. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding van een verzoek der vereeniging van volksgezondheid om het uitloozen van faecaliën in openbare wateren te verbieden en hei wisseltonnenstelsel verplichtend te stellen. De conclusie van dit voorstel strekt te besluiten 1. het loozen en werpen van faecaliën in de openbare en de daarmede in verbinding staande wateren en riolen in deze ge meente te verbieden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1893 | | pagina 2