40
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 11 Aprd 1893.
ter tegen het voorstel van burgemeester en wethouders zal stera
men wil hij z'jne stein nog met een enkel woord moti-
veeren. Hij is ook tegen dwang in deze. Het geldt hier het
nemen van een maatregel die zeer onaangenaam is voor de
betrokken personen. Er is gedurig beweerd ook in 1887 dat
men te doen heeft met ingezetenen die onwillig zijn. Dit is
echter niet gebleken het tegendeel mag z.i. afgeleid worden
uit de gestadige vermindering van liet getal doorloopende pri
vaten. Sommige eigenaren echter stuiten op groote bezwaren 1
om hunne privaten te doen veranderen. Dit gaat vaak met
groote moeielijkheden gepaard.
De heer Menalda zegt, dat hun die in 1885 lid van den
raad waren en de behandeling van datzelfde onderwerp in dat
jaar hebben bijgewoond het toen verhandelde i og wel leven
dig voor den geest zal staan en dat zij die na dien tijd in
den raad zitting hebben genomen het verslag hebben kunnen
lezen, dat bij de stukken was gelegd. Daarom verwondert 't
hem dat heden op de kwestie van het al of niet nuttige van
dezen maatregel zoo diep wordt ingegaan. Hij had verwacht
het antwoord jte zullen vernemen op deze vraag: zal men nu
verder zonder dwang bereiken wat ieder voor- en tegenstan
der ook heilzaam moet achten En voor de beantwoording
van die vraag is spr. minder optimistisch gestemd dan de heer
van Sloterdijck. Hij had niet gedacht dat men in ernst nog
kon gelooven zonder dwang tot het doel te kunnen geraken
de tegenstanders die in 1885 het voorstel van burgemeester
en wethouders bestreden omdat zij aan eene geleidelijke in
voering zonder dwang, geloofden, zouden nu, meende spr.,
moeten erkennen dat zij zich vergist hadden.
De aanwezigheid van nog 151 en misschien meer doorloopende
privaten moest hen daartoe geleid hebben. Spr. had nog dezer
dagen een onderhoud met iemand die zeide dat de invoering
van het tonnenstelsel voor hem niet te veel bezwaar zou geven,
maar dat hij toch maar zou wachten, totdat de verplichting er
toe hem werd opgelegd. Dan zou hij alles netjes in orde laten
maken. Zoo zijn er velenzoo zijn de meesten en daarom
zal spr. met het voorstel van burgemeester en wethouders me
degaan. In 1887 stemde hij tegen een gelijk voorstel uit de
ferentie voor het in 1885, dus slechts 2 jaren te voren, genomen
raadsbesluit.
De heer Wolff gelooft, dat na de uitvoerige bespreking
door den heer Duparc de voorstanders van den voorgestelden
maatregel weinig meer te zeggen kunnen hebben. Toch wenscht
hij eene enkele opmerking te maken die ook aan burgemees
ter en wethouders niet zal zijn voorbijgegaan. Door de tegen
standers is er op gew »zendat het getal riolen voor uitloozing
van faecaliën gaandeweg afneemt, waarbij zij er zich op be
roepen, dat dit getal in 188i 42i en nu 151 bedraagt. Spr.
houdt 't er echter voordat de laatste loodjes het zwaarst
zullen wegen en de eigenaren van die 151 perceelen het moeie-
lijkst tot verandering hunner privaten te bewegen zullen zijn.
Het beroep op de lijst van de 151 nog aanwezige doorloo
pende privaten kan niet in allen deele gelden, daar aan spr. ge
bleken- is dat die lijst niet volledig is. Hij mist er o. a. twee
perceelen uit zijne omgeving opwaar nog dergelijke privaten
zijn. In het eene perceel wordt een doorloopend privaat ge
bruikt door het gezin met uitzondering van de dienstboden
die gebruik maken van een privaat met een ton en in het
andere perceel is boven een doorloopend privaat en onder een
met een ton.
Het komt dus spr. voordat aan dezen toestand geen einde
kan worden gemaakt dan met dwang en daarom zal hij met
het voorstel van burgemeester en wethouders medegaan.
De heer van Eijsinga moet den heer Duparc, die zeide,
dat zoolang er één riool bestaathet gevaar blijft en er niet
tegenstaande de circulaire van burgemeester en wethouders
nog 151 doorloopende privaten zijn, doen opmerken, dat toch
anderen wel aan die circulaire hebben gevolg gegeven. Doch
hoe dit zijde vraag is deze zal door het verplichte tonnen
stelsel het doel van de vereeniging voor volksgezondheid wor
den bereikt? Dit zal niet het geval zijn. Het gevaar, dat de
schepen opleverendie hier vaak 's winters ten getale van
250 liggen is veel grooter dan datwat ontstaat door de fae
caliën uitloozende riolen.
Spr. zou met den maatregel vrede hebben als het beoogde
doel er door werd bereikt. Om zich van het tegendeel te over
tuigen doorkruise men maar eens de buitenwijken die aan
het water zijn gelegen, en zie men, hoe daar, waar toch ton
nen zijn geplaatstvaak met de faecaliën wordt gehandeld.
De heer DliparC erkentdat het gevaar van verontreini
ging door den besproken maatregel niet totaal kan worden
weggenomen. Het gevaar van verontreiniging van het water
door de schipperij blijft bestaandoch gelijk hij straks reeds
zeidoor den voorgestelden maatregel zal althans eene voort
durende dagelijksche verontreiniging uit 151 woningen worden
voorkomen, en tegen de schipperij kan men waken, door voort
te gaan met haar van wisseltonnen te voorzien.
Spr. zal geen gevolg geven aan de uitnoodiging van den
heer van Eijsinga, om de achterbuurten een bezoek te bren
gen, Hij weet trouwens dat daar meer dan één anti-hygieni-
sche toestand bestaalniet echter van een aard, als waarover
thans wordt gehandeld. En is die toestand in strijd met onze
plaatselijke verordening, dan is het de taak der politie om
handelend op te treden.
De heer de la Faille noemt de verontreiniging van de
openbare wateren eene chronische kwaalde effen bodem, de
weinige stroom het geringe verval ziedaar eigenaardige toe
standen, die aan elke verontreiniging eene groote beteekenis ge
ven. Burgemeester en wethouders trachten nu hierin verbete
ring aan te brengen. Het is mitsdien de onaangename stank,
die ook door het uitloozen van menagewater ontstaat en niet
geheel kan worden weggenomen die gevaar medebrengtmaar
voornamelijk de infectie door faecaliën die zooveel mogelijk
moet worden voorkomen. Er is thans ook verschil met den
toestand in 1885, toen voor infectie geen directe vrees behoelde
te bestaan. Vrees is een slechte raadgeefster dit erkent spr.,
maar aan den anderen kant mag men niet het oog "sluiten voor
het gevaar.
Nog moet spr. wijzen op het groote gevaar dat bij door
loopende privaten door daaruit opstijgende rioolgassen kan ont
staan en dat veel erger isdan de stank der tonnen.
De heer van Eijsinga meentdat de vereeniging voor volks
gezondheid haar doel voorbij streeft. Het doel der vereeniging
is, om het gevaar te verminderen niet om de volmaaktheid te
bereiken. Dat zou natuurlijk eene utopie zijn, zooals die ge
achte spreker zich uitdrukte.
De heer van Eijsinga eikent dat het rioolgas zeer hin
derlijk en gevaarlijk is maar door een goeden stankafsluiter
in het privaat kan men dat gevaar voorkomen evenals in kol
ken op de straatriolen.
De heer Meijer vernam van den heer van Eijsinga da!
men voor de toepassing van den voorgestelden maatregel ir.
vele perceelen op moeielijkheden zal stuiten. Het heeft der
schijn dat hij hierbij het oog heeft op kleine panden waar
geen plaats voor tonnen is, doch de overgelegde lijst wijst voo:
het meerendeel een geheel ander soort perceelen aanwaar te
minste die moeielijkheid niet bestaat. In de geringere buurter
is vrij algemeen het tonnenstelsel ingevoerd, zoodat de ijzerei
wagentjes die des avonds in die buurten hier en daar nog df
faecaliën ophalenbinnenkort zullen kunnen worden afgeschaft
Spr. erkent gaarne dat de verandering van privaten in som
mige perceelen met moeielijkheden gepaard zal zijn, maar dif
zullen niet onoverkomelijk zijn. Nu tde circulaire van bu ge|
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 11 April 1893.
41
meester en wethouders niet afdoende heeft geholpen meenen
zijdat de raad tot dwang zijn toevlucht moet nemen.
De heer van der Scheer heeft zich vroeger altijd tegen
het uitloozen van faecalien in openbare wateren verklaard
doch is nu huiverig om met het voorstel van burgemeester en
wethouders mede te gaan omdat hij perceelen kent waar het
bijna onmogelijk is het tonnenstelsel in te voeren. Het gevolg
zal wezendat er privaten moeten worden afgeschafttot groot
ongerief van de bewoners. Mocht het voorstel worden aange
nomen, dan zou spr. wel willen voorstellen, te doen onderzoe
ken of alle perceelen waarin het tonnenstelsel heet te be
staan wel in allen deele daarvoor zijn ingericht.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Hierop wordt overgegaan tot behandeling van de onderdeden:
I. het loozen en werpen van faecaliën in de openbare en de
daarmede in verbinding staande wateren en riolen in deze ge
meente te verbieden.
De heer van Sloterdijck geeft in overweging, de woor
den „en werpen" hier weg te laten omdat het werpen van
vuilnis waaronder ook faecalien zijn te verstaan in openbare
wateren, bij art. 35 der algemeene politieverordening is ver
boden.
Burgemeester en wethouders nemen dit amende ment over.
Het aldus gewijzigde onderdeel wordt in stemming gebracht
en aangenomen met IC tegen 6 stemmen die van de heeren
Kuipers OosterhoffBekhuis van Sloterdijck van Eijsinga
en Beucker Andreae.
Onderdeel II het wisseltonnenstelselzooals dat in deze ge
meente bestaat verplicht in te voeren.
De heer van Sloterdijck heeft afgescheiden van zijn
bezwaar tegen het sub I genomen besluit er bezwaar tegen
dat de raad een besluit als sub II bedoeld neme. Aan de
ingezetenen zal de plicht worden opgelegd om gemeentelijke
wisseltonnen te nemen een dwang waaraan volgens sub III
van de conclusie eene strafbepaling zal worden verbonden.
Men mag den ingezetenen niet hiertoe dwingen het kan gerust
aan hen worden overgelaten zij zullen toch van zelf bij de
gemeente komen voor het verkrijgen van tonnen.
De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wet
houders dit onderdeel intrekken.
Onderdeel IIIde raadscommissie tot het ontwerpen van
strafverordeningen uit te noodigen, den raad de vereischte ver
ordeningen aan te bieden tot uitvoering van de besluiten onder
nos. I en II vermeld.
Iri verband met het vervallen van het tweede onderdeel wordt
dit onderdeel in dien zin gewijzigd dat het besluit sub no. II
daaruit wordt weggelaten.
Het aldus gewijzigd onderdeel wordt in stemming gebracht
en aangenomen met 18 tegen 4 stemmen die van de heeren
KuipersOosterhoffBekhuis en van Eijsinga.
Onderdeel IVnu III wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
Het gewijzigd voorstel in zijn geheel wordt daarop in stem
ming gebracht an aangenomen met 16 tegen 6 stemmen, die
van de heeren Kuipers OosterhoffBekhuis van Sloterdijck
van Eijsinga en Beucker Andreae.
Alzoo is besloten
1. het loozen van faecaliën in de openbare en de daarmede
in verbinding staande wateren en riolen in deze gemeente te
verbieden.
2. de raadscommissie tot het ontwerpen van strafverorde
ningen uit te noodigen, den raad de vereischte verordening
aan te bieden, tot uitvoering van het besluit sub no. 1 ver
meld.
3. de vereeniging ter bevordering van volksgezondheid met
het besluit in kennis te stellen.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van een verzoek der vereeniging ter bevordering van volks
gezondheidom het schrobben van de straten met grachtswater
te verbieden.
Burgemeester en wethouders stellen voor te besluiten
I. Het verzoek van de adressante, bovenomschreven, ie
wijzen van de hand.
II. De raadscommissie voor het ontwerpen van strafverorde
ningen uit te noodigen tot het ontwerpen en ter overweging
aanbieden van eene bepaling in de desbetreffende verordening
die aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeftom
het schrobben der straten met grachtswater tijdelijk te verbie-
deuwanneer zij dit in het belang der volksgezondheid noodig
achten.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienovereen
komstig besloten.
De heer van der Scheer verklaart zich tegen het eerste on
derdeel.
9. Voorstel der raadscommissie voor het ontwerpen van
strafverordeningen tot wijziging en aanvulling van de verorde
ning houdende algemeene bepalingen van politie.
(Zie bijlage no. 11 tot het verslag van 's raads handelingen.)
De commissie stelt voor te besluiten:
1. In de voormelde verordening op art. 17 te doen volgen
het artikel
„De eigenaar van een sloot of van eenig ander waterniet
vallende in de toepassing van art. 1 diena eene schriftelijke
aanmaning van burgemeester en wethouders te hebben beko
men tot het ten hunnen genoegen schoonmaken of doen schoon
maken van die sloot of dat watervoor zoover zijn eigendom
strekt, daaraan niet binnen den bij die aanmaning bepaalden
tijd voldoetwordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf
tien gulden."
2. In art. 18, eerste alinea, der voormelde verordening na
het woord: „steenen" te laten volgen: „of steigerwerken op de
openbare straat plaatst," en de laatste alinea van dit artikel
te doen vervallen.
3 In de artt. 40, 41 sub. 1, 46, 49 en 75 der voormelde
verordeningin plaats van „binnen de bebouwde kom" te
lezen: „binnen eene bebouwde kom"; in att. 71 in plaats
van „in de bebouwde kom", „in eene bebouwde kom'' en in
art. 47 in plaats van „buiten de bebouwde kom," te lezen
buiten eene bebouwde kom."
4. Art. 48, sub 2, der voormelde verordening te lezen
„de bewoner van een huis, de gebruiker van oen erf of de eige-