rc
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 13 Juni 1893.
De Voorzitter deelt mede dat door den lieer Duparc
het volgende voorstel is gedaan: „Het adres van P. Atteraa
c. s aan burgemeester en wethouders terug te zenden ten
einde daaromtrent alsnog, ingevolge het raadsbesluit van 25
April j. 1.te dienen van praeadvies."
Spr. doet hierbij opmerkendat dit voorstel geheel overbodig
is. Immers indien het voorstel van burgemeester en wethou
ders wordt verworpen, dan moeten burgemeester en wethouders
wel een praeadvies uitbrengen. Hij geeft dus den heer Du
parc in overweging zijn voorstel in te trekken.
De heer Duparc erkent de juistheid der bewering van den
Voorzitter en trekt zijne motie in.
De heer Bekhuis vernam de opmerking van den voorzitter,
dat heden niet aan de orde is eene verlaging van den gasprijs.
Waar spr. dus over die verlaging het woord voerde, is hij bui
ten de orde getreden. Hij meende echter dat dit het eenige
middH was om aan te toonen, dat burgemeester en wethouders
zijn algewckcn van het vroeger door hen en ook door den
raad ingenomen standpunt.
De voorzitter zeide zich niet te herinneren dat ooit eene
verlaging van den gasprijs buiten de gemeente-begrootmg om
aan de orde is geweest. Spr. herinnert zich dit ook niet
maar wel weet hij met zekerheiddat in het midden van het
jaar 1891 tot verhooging van den gasprijs is besloten. Waar
om zou dit ook niet het geval kunnen zijn met eene verlaging.
De heer van Sloterdijck heelt niet lecht kunnen begrij
pen waarom burgemeester cn wethouders diligent-verklaring
hebben gevraagd. De gasprijs isnaar spr. meentbij de
verordening bepaald en nu willen burgemeester en wethouders
eene wijziging van dien prijs doen behandelen bij de gemeente-
begrooting otschoon zij zich wel zullen herinnerendat voor
stellen tot een of andere veranderingbij de gemeente-begroo-
tmg incidenteel gedaan, vaak weiden begroet met de exceptie,
dat' eerst de betrekkelijke verordening moest worden gewijzigd.
Is het de bedoeling van burgemeester en wethouders om
casu quo de verlaging van den gasprijs eerst met 1 Januari
1894 te doen ingaan, welnu, dan konden zij daartoe het voor
stel doen. In ieder geval hadden zij een advies kunnen geven
met de cyfersdie voor eene juiste beoordeeling dezer zaak
noodig zijn.
De Voorzitter deelt mede dat toen het adres bij bur
gemeester en wethouders in overweging was zij unaniem van
oordeel waren, dat van eene gasprijs-verlaging nog in 1893
geen sprake kon zijn.
Zij wenschtcn die kwestie eerst bij de gemeente-begrooting
voor het volgend jaar te bespreken en aangezien liet nog al
eenigen tijd zou duren, vóórdat zij advies zouden uitbrengen,
hebben zij den raad hiermede in kennis willen stellen en dili
gent-verklaring gevraagd. Zij hadden het adres ook wel kun
nen laten liggen tot de behandeling der begrooting voor 1894,
maar dan zouden zij allicht over de indiening van praeadvies
zijn gein lei pelleerd.
De heer Bekhuis herinnerde er aan, dat in 1891 in het mid-
den van dat dienstjaar wel tot verhooging van den gasprijs
werd besloten. Volgens dien spr. zou men dus evengoed tot
eene vei laging in het midden van het jaar kunnen overgaan.
Spr. kan dit niet toestemmen in 1891 is tot eene verhooging
besloten juist met het oog op de begroolingzoo kan eene
verlaging van den gasprijs midden in het jaar om dezellde
reden niet plaats hebben.
De heer Dijkstra zal aan het voorstel van burgemeester
en wethouders zijne stem niet geven omdat hij zich niet met
de motieven kan vereenigen. Ook hij begrijpt nietwaarom
burgemeester en wethouders met het uitbrengen van praeadvies
moesten wachten. De gevolgen van eene verlaging van den
gasprijs op de gemeente-begrooting zijn toch nu reeds even
goed te berekenen als bij de behandeling der begrooting. Bij
de behandeling van de verordening houdende bepalingen om
trent de levering van gas enz. is vooral op aanneming dier
verordening aangedrongen omdat de gasprijs dan van alle
andere zaken losgemaakt en alleen in verband met den prijs
der grondstoffen beoordeeld en vastgesteld zou worden.
Het komt spr. verder voordatook wanneer volgens bur
gemeester en wethouders de gasprijs van invloed is op de
gemeentebegrootinghet van belang is omtrent eventuecle ver
laging van den gasprijs eene beslissing te nemen vóór het
opmaken der begrooting.
De voorzitter zeidedat burgemeester en wethouders be
leefdheidshalve hebben kennis gegeven van de redenwaarom
zij vooreerst geen praeadvies wenschen uit te brenger.. Spr.
vindt evenwel dit uitstel eenigszins bedenkelijk immers het
gevolg er van kan zijn datwaar het adres van April is en
dus gegiond op toen bestaande omstandigheden, deze na eenige
maanden weder geheel veranderd kunnen zijn en dus de be
oordeeling van het adres niet geheel zuiver meer kan zijn.
Dit heeft zich vroeger ten opzichte van een ander adres om
verlaging van den gasprijs wel eens voorgedaan.
De Voorzitter wijst er den vorigen spreker op dat als
ook hij de verlaging van den gasprijs met 1 Januari 1894 wil
doen ingaan hij zich zou kunnen vereenigen met het voorstel
tot verdaging eener beslissing. Hoe dichter bij het tijdstip van
verandering, des te beter kunnen de gevolgen worden beoor
deeld en dan kan bij de behandeling der gemeentebegrooting
in de sectiën ook over verlaging van den gasprijs van gedach
ten worden gewisseld
Den heer van Sloterdijck doet spr. nog opmerken dat de
gasprijs niet bij verordening is bepaald maar telken jarc bij
de gemeentebegrooting wordt vastgesteld.
De heer Dijkstra heelt niet willen zeggendat hij eene
verlaging van den gasprijs met ingang van 1 Jan. 1894 wenscht,
maar zijne bedoeling was het, te doen uitkomen, dat burge
meester en wethouders in eei* advies hadden kunnen voorstel
len eene eventueele verlaging van den gasprijs eerst met Ja
nuari 1894 te doen ingaan.
De heer Oosterhoff erkent, dat nimmer besloten is tot
verlaging van den gasprijs in het midden van een dienstjaar
maar toch wijst hij er op dat onlangs wel besloten is tot
verlaging van de meterhuur, een maatregel, dia eene vermin
dering van ontvangst tot een bedrag van ongeveer f 3000 zal
tengevolge hebben. Dit is wel een veel lager bedragdan
het straks genoemde als gevolg van eene gasprijs-verlaging,
maar het is toch altijd van eenige beteekenis.
De heer Koiltor vereenigt zich in hoofdzaak met het door
de heeren Duparc en Dijkstra aangevoerde en zal, waar reeds
veel over dit punt is gesproken zich tot eene enkele opmer
king bepalen. Indien het voorstel niet wordt aangenomen
dan zal het gevolg er van zijn, dat burgemeester en wethou
ders een praeadvies zullen uitbrengen en betrekkelijk spoedig
eene beslissing op het adres zal worden genomen. Ook al
mocht dan worden besloten om eerst met ingang van 1 Jan.
1894 den gasprijs te verlagen het zal toch van gunstigen in
vloed zijn op het gasverbruik indien de nieuwe gasverbrui-
kers reeds spoedig met dat vooruitzicht in kennis worden ge
steld.
Ook spr. wil den gasprijs regelen vóór de gemeentebegroo
ting. Is eerst de beslissing omtrent den gasprijs genomen,
dan kan daarmede rekening worden gehouden bij de samen
stelling der gemeentebegrooting wordt daarentegen bij de be
handeling dier begrooting «ene wijziging in den gasprijs ge
bracht dan ontstaan nieuwe moeiehjkheden om het verbroken
evenwicht te herstellen.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 13 Juni 1893.
67
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt in stem
ming gebracht en verworpen met 12 tegen 10 stemmen. Vóór
stemden de heeren van Eijsinga PlantengaBumaTroelstra,
Beucker AndreaeMeijer, v. d. Scheer, Reeling Brouwer,
de la Faille en van Ketwich Verschuur.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van een verzoek van den heer N. Schuitemaker tot over
dracht van een gedeelte wal langs de Dokkumer Ee.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten
aan den heer N. Schuitemaker te berichtendat het ge-
meentebesluur geen gebruik wenscht te maken van zijne aan
bieding.
9. Voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhand-
sche verhuring van de schietbaan aan het Rijk
Conform de conclusie van dit voorstel wordt besloten
behoudens goedkeuring van heeren Gedeputeerde Staten, de
aan de gemeente Leeuwarden behoorende schietbaan, kadastraal
bekend aldaar in sectie G no. 1569 aan het Rijk ten behoeve
van de schietoefeningen van het alhier gevestigde garnizoen
der infanterie in huur a,f te staan voor den tijd van tien ach
tereenvolgende jaren gerekend te zijn ingegaan den 4 Juni
1893 tegen een jaarlijkschen huurprijs van tweehonderd vijf-
en-zeventig gulden en verder op de voorwaardenopgenomen
in het contract van den 13 Augustus 1883.
10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot over ne
ming van eene sloot en van strookjes grond langs het Keet-
waltje.
De conclusie van dit voorstel luidt
I. behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten op de
voorwaardenopgenomen in de voorloopige overeenkomst
voor de gemeente aan te koopen de op de situatieteekening
met blauwe arceering aangeduide gedeelten sloot en strookjes
grond, voor eene som berekend naar f 10 per are, te weten
van Jan Ferwerda eene oppervlakte van ongeveer 13 centiare
van het perceel ten kadaster bekend gemeente Leeuwarden
in sectie G no. 3091.
Froukje Reijenga Wed. A. Bosch, Abraham Bosch, Antje
Busch en Gerbrig Bosch /rouw van Zietse Siewert Feddema,
eene oppervlakte van 27 centiare, sectie G no. 5011.
Susanna Bosman wed. Jouke de Haan eene oppervlakte van
8 centiare sectie G no. 3055.
Frans Evert Draismaeene oppervlakte van 6 centiare sectie
G no. 3054.
Cornelia van der Heidewed. Anne Hamstra eene opper
vlakte van 6 centiare sectie G no. 3053.
Klaas Ferweda eene oppervJ. van 5 centiare sectie G no. 3052.
Gysbertus Noordhoff 4 3051.
Edze de Boer „5 3050.
Harmen Bijkerk 18 4767.
Dezelfde „23 4690.
Gebbina Leeuweswed. Johs. Huisinga, eene oppervlakte van
58 centiare sectie G no. 4926.
Gosen Broersma eene oppervl. van 18 3042.
II. Burgemeester en wethouders te machtigen om zoodra
het sub I genomen besluit is goedgekeurd over te gaan tot
de aanbesteding van de demping en rioleering van de sloot
langs het Keetwaltje en de daarmede in verband staande
werken.
III. Burgemeester en wethouders uit te noodigen, ter zijner
tijd de vereischte voorstellen te doen tot bestrijding der kosten
van aankoop van grond en van demping en rioleering enz.
van de sloot langs het Keetwaltje waarvan de kosten zijn ge
raamd op pl. m. f 1800.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer de la Faille gelooftdat het zelden voorkomt
dat voor de uitvoering van eenig werk zóóveel en zóó alge-
meene samenwerking van de belanghebbenden wordt onder
vonden als nu het geval is geweest. Spr. kan dan ook zeer
goed begrijpen dat burgemeester en wethouders daarop zijn
ingegaan. Schenkt men echter zijne aandacht aan deze sloot
en vergelijkt men die met den toestand van tal van andere
slootendie verbetering meer noodig hebben, dan kan spr.
niet zeggen dal er veel aanleiding bestaat om tot de voorge
stelde demping over te gaanhoewel niet te ontkennen is, dat
eene betere communicatie tusschen het Vliet en de Cichorei-
buurt zal worden geschapen. Daar burgemeester en wethou
ders niet vele motieven in hun voorstel hebben aangevoerd
zou spr. gaarne eenige inlichtingen ontvangen. De sloot staat
aan de eene zijde in verbinding met het Vlietaan de andere
zijde met eene sloot langs de Cichoreibuurten kan dus niet
als een stilstaand water worden beschouwd. Dit wat den in
houd van het voorstel betreft.
In de 2e plaats komt spr. op de opportuniteit van de uit
voering van dit werk. Eenige w^ken geledentoen in deze
vergadering een belangrijker werk aan de orde was heeft spr.
in het licht gesteld dat demping van een water niet geschikt
is om in dezen tijd van het jaar te worden uitgevoerd. Mocht
dus het voorstel van h irgeraeester en wethouders worden aan
genomen spr. zou or dan de uitnoodiging aan willen vei bin
denom met de uitvoering te wachten tot het najaar.
De heer Dijkstra werkt altijd gaarne mede aan een be
sluit tot verbetering van toestanden vooral waar die in ver
band staat met de openbare gezondheid. Toch zal spr. in
dezen zijne uit te brengen stem afhankelijk stellen van het
antwoorddat hij op twee vragentot burgemeester en wet
houders te richten zal ontvangen.
In de eerste plaats vraagt hij of de slechte toestand van
deze sloot en omgeving niet het gevolg is van het feitdat
de eigenaren hunne bezittingen in geen goeden staat van on
derhoud houden en in de tweede plaats of burgemeester en
wethouders niet krachtens de verordening de bevoegdheid heb
ben er voor te waken dat de toestand van dergelijke slooten
en eigendommen niet in die mate verergert en of eigenaren
krachtens de bestaande verordeningen niet tot hun plicht ge
bracht kunnen worden. Is dit wel het geval en gaat het
gemeentebestuur toch tot den voorgestelden maatregel over
dan stelt rnen hierdoor als ware het eene premie op de ver-
waarloozing van het onderhoud zijner bezittingen. Hiertoe
wil spr. niet medewerken.
De heer Reeling Brouwer deelt inededat het ge
meentebestuur in de laatste jaren vele slooten onder handen
heeft genomen en verbeterd. Nu is de aandacht gevallen op
deze slootwelke in zeer slechten toestand verkeert. De heer
de la Faille is voorzeker in langen tijd niet in die buurt ge
weest anders zou hij moeten toegevendat deze sloot dien
naam niet verdientveel minder een stroomend water mag
worden genoemd. Het is niets meer dan eene kom, een poel.
Men zou kunnen overgaan tot schoonmaking der sloot, maar
daarmede zou men niet voldoende worden geholpen. Alleen
door demping kan eene afdoende verbetering tot stand komen.
Burgemeester en wethouders kunnen wel trachten den eige
naren te bewegen tot het doen schoonmaken maar indien
de heer de la Faille lid van het dagelijksch bestuur was zou
hij de ondervinding hebben opgedaandat die pogingen zelden
succes hebben. De eigenaars doen er niets aan.
De heer de la Faille heeft bij zijn opportuniteits bezwaar
geen gewag van de cholera gemaakten terechtwant daar
bestond ook geen reden voor. Het doet spr. nog altijd leed
dat de cholera als schrikbeeld is te berde gebracht bij de be
spreking der demping van de Tweebaksmarkt. Ware dit niet
geschied reeds lang had met dat werk een aanvang kunnen
worden gemaakt en zou het al een goed eind gevorderd zijn.