72
Verslag der handelingen van den gemeenteraad !o Leeuwarden van Dinsdag 27 Juni 1893.
bij een inhoud van 2G kub. meier en daarboven
per kub. metercent
bij een inhoud van 20 tot en met 25 kub. meter,
per vaartuig 20
bij een inhoud van 15 tot en met 19 kub. meter
per vaartuig15
bij een inhoud van 14 kub. meter of daar beneden
per vaartuig10
voor trekschepen of bargesper vaartuig. 5
b. voor schepen en stooinbooten die niet in eene
vaste beurt varen per kub. meter1J
Indien deze schepen cn stoombooten langer dan vier
achtereenvolgende weken in de gemeente ligplaats heb
ben, is na afloop van ieder tijdvak van vier weken het
recht op nieuw verschuldigd.
Voor pramen jachten en booten die voortdurend
in de gemeente ligplaats hebben bedraagt het recht
per iceek voor elke kub. meter inhoud1
Voor houtvlotten bedraagt het recht per week voor
elke v.erkante meter oppervlakte10
Gedeelten van weken en oppervlakte worden voor vol ge
nomen.
L)e Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wethou
ders de voorlaatste alinea hebben gewijzigd als volgt„voor
houtvlotten bedraagt hel recht per week voor elke 15 vier
kante meter 10 cent."
De heer Bekhuis meent bij vergelijking van de cijfers voor
den inhoud van schepen, in verband met de bestaande ver
ordening, eene leemte te ontdekken. Zoo wordt er eerst ge
sproken van schepen van een inhoud van 26 kub. meter en
daarboven, verder van 20 tot en met 25 kub. meter, daarna
van 15 tot en met 19 kub. meter en eindelijk van 14 kub.
meter of daar beneden; die cijfers sluiten niet aan elkaar. Zou
het niet beter zijn, vraagt spreker, om eerst te spreken bijv.
van schepen van een inhoud van 25 kub. meter en daarboven,
dan van 20 tot en met 25, van 15 tot en met 20 en ten slotte
van 15 kub. meter en daar beneden Dan bestond er geen
leemte en ook meer overeenstemming met de bestaande ver
ordening.
De Voorzitter zegt, dat er nooit aanleiding tot verwarring-
kan ontstaan. De scheepsmast wordt altijd berekend bij volle
tonnen, nooit bij gedeelten van een ton.
De heer van Eijsinga heeft ook eene opmerking te maken
omtrent de redactie van dit artikel. Zoo luidt de laatste alinea
„Gedeelten van weken en van oppervlakte worden voor vol
genomen."
Dit is niet duidelijk. Een schip toch wordt niet naar de opper
vlakte, doch naar den inhoud gemeten. Zou het dus niet beter
en duidelijker zijn, om de laatste alinea aldus te doen luiden
„Gedeelten van weken en van kubieke meters worden voor vol
genomen" Hierdoor zal ook aan het bezwaar van den heer
Bekhuis worden tegemoet gekomen.
De heer Bekhuis maakt van zijne opmerkingen geen voor
stel, maar geeft ze aan burgemeester en wethouders in over
weging. Behalve de zooeven aangevoerde, wenscht hij nog enkele
andere punten onder de aandacht van den raad te brengen.
Zoo is waarschijnlijk in de eerste alinea sub b het woord „in
houd" abusievelijk weggevallen. Het ligt toch in de reden, dat,
waar van kub. meter gesproken wordt, de inhoud van het schip
wordt bedoeld, welke trouwens overal in het tarief er bij ver
meld wordt.
Nog is spreker's aandacht op het volgende gevallen. In art.
1 van de bestaande verordening wordt in sub d het tarief voor
schepen in een vaste beu>t varende van 5-—15 kubieke meter
inhoud per schip op 10 cent gesteld, waaruit volgt, dat schepen
van minder dan 5 kubieke meter inhoud onbelast zijn. Toch
zijn deze schepen niet opgenomen in art. 8 van dit ontwerp,
dat de uitzondering op de heffing bevat, zoodat, wanneer hierin
I geene wijziging wordt gebracht, de kleine schepen beneden 5
I kubieke meter inhoud, niet meer worden vrijgesteld. Men staat
hier dus voor eene uitbreiding van het tarief.
Ten slotte nog deze opmerkingin het ontwerp komt bij
herhaling voor „kub. meter", terwijl toch in de bestaande
verordening het woord „kubieke" voluit is geschreven. Het is
I eene zaak van n inder belang, maar toch zou het consequenter
zijn, om bedoeld woord niet af te korten, te meer, daar in de
I voorlaatste alinea van art, 2 het woord „vierkante" ook voluit
is geschreven.
De heer Duparc wijst, naar aanleiding van de opmerking
I van den heer van Eijsinga, er op, dat, nu burgemeester en
j wethouders in de voorlaatste alinea het woord „oppervlakte"
hebben doen wegvallen, dit woord in het laatste lid geen reden
van bestaan meer heeft.
Den Voorzitter doet het genoegen, dat de heer Bekhuis
van zijne opmerkingen geen voorstel maakt. Dit geachte lid zal
het toch met spr. eens zijn. dat de redactie van eene bepaling
op verschillende wijze kan geschieden. Nu is spr. er van over
tuigd, dat de voorgestelde inhoudsbepaling tot geene verwarring
zal aanleiding geven. Hij herhaalt het, dat bij de scheepsmaat
gedeelten van tonnen worden verwaarloosd.
De heer Bekhuis vermeent, dat in het ontwerp niet is over
genomen de vrijstelling voor schepen van een inhoud beneden
5 kob. meter. In art. 8 echter staat sub 2, dat vrijstelling wordt
verleend voor vaartuigen, bedoeld bij^art. 2 lelt. b, dus sche
pen niet in eene vaste beurt varendeindien die een inhoud
hebben van minder dan 5 kub. meter. Dit komt overeen met
de bestaande verordening. Volgens art. 2 dier verordening is
geen recht verschuldigd voor vaartuigen niet vallende onder
letter g van art. 1, dus niet onder pramen, jachten en booten
van minder dan 5 kub. meter inhoudmits niet in eene vaste
beurt varende.
Voorts geeft hij dien geachten spreker te kennen dat bur
gemeester en wethouders er «geen bezwaar tegen hebben om
overal in de verordening „kubieke meter" voluit te schrijven en
in art. 2 sub b eerste lid het woord „inhoud" in te lasschen.
Naar aanleiding van de opmerking van den heer Duparc wen-
schen zij het woord „oppervlakte" in de voorlaatste alinea te
behouden.
In aansluiting hiermede wijst spr. den heer van Eijsinga er
op dat het woord „oppervlakte" in de laatste alinea op hout
vlotten ziet.
De heer van Eijsinga wil gaarne aannemen dat bij het
meten van schepen nooit gedeelten van tonnen in berekening
worden genomen maar hij vindt 't toch beterom het in de
verordening op te riemen. Hij zal er echter geen amendement
van maken.
De heer Bekhuis vindt in de memorie van toelichting aan-
geteekend dat burgemeester en wethouders bij dit ontwerp
ten doel hadden de verordening te verduidelijken. Het komt
spr. echter voor, dat het bestaande tarief duideiijker is dan het
nieuwe Hij heeft gemeend dat in dit laatste leemten voor
kwamen die hij onder de aandacht van burgemeester en wet
houders moest brengen. Nu evenwel de voorzitter over zijne
opmerkingen eenigszins gevoelig schijnt te zijn zal hij er niet
verder over uitweiden.
Den heer van Sloterdijck doet het leed dat de heer
Bekhuis zijne opmerkingen laat varen want deze acht spr.
voor het meerendeel niet ongegrond. Men heeft te doen met
een fiscale verordening en deze laat geene heffing toedie
niet in hare bepalingen valt. Wat toch is het geval Gesteld,
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 27 Jun 1893.
73
dat ligplaats heeft een schip van 251 kubieken meter inhoud
dan valt die niet onder de schepen van 26 kub. meter en daar
boven evenmin onder die van een inhoud van 20 tot en met
25 kub. meter. Spr. gelooft, dat de voorzitter met fiscale wet
ten te goed is vertrouwd dan dat hij niet zal inzien dat der
gelijke schepen niet in de toepassing der verordening vallen en
derhalve vrij zouden zijn. Dit is evenwel de bedoeling niet.
De eenige oplossing om alle dubia op te heffen zal wezen
het laatste lid te lezen gedeelten van maten en van weken
worden voor vol genomen. Hiertoe doet hij het voorstel. De
bepaling zooals die nu luidtziet alleen op vlaktemaat, waar
lom niet ook op inhoudsmaat
De voorzitter zeide dat bij berekening van den tonnenrnaat
'nooit gedeelten van een ton worden genomen. De belasting
schuldige is echter niet verplicht, zich een meetbrief te ver
schaffen zoodat het wel eens /.al voorkomen dat de inhoud
wordt geschaten dan zeker niet altijd op een effen getal ton-
inen.
De heer Meijer /.egt dat de vrijstelling voor schepen in
een vaste beurt varende van minder dan 5 kubieke meter
inhoud niet uit art. 2 der bestaande verordening volgt maar
opgesloten ligt in art. 1 sub d dier verordening waar alleen
van schepen van 5—15 kubieke meter inhoud wordt gesproken.
Het amendement van den heer Dijkstra wordt in stemming
gebracht en aangenomen met 17 tegen 5 stemmen, die van
de heeren van EijsingaTroelstra Beucker Andreae Menalda
en Duparc.
Het gewijzigd art. 2 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Artt. 3 lot en met 7 worden zonder discussie en hoofdelijke
stemming onveranderd aangenomen.
Het amendement van den lieer van Sloterdijck wordt vol
doende ondersteund en maakt dus een punt van behandeling
uit.
Art. 8. Vrijstelling van recht wordt verleend:
1. voor vaartuigen, die zonder oponthoud en zonder te laden
of te lossen de gemeente enkel doorvaren.
Als oponthoud wordt niet beschouwd een verblijf van min
der dan 2t uren, de Zondag niet inedegerekend; als laden
wordt niet beschouwdhet innemen van winkelwaren voor
De Voorzitter wijst op art. :s, volgens hetwelk door „in- ,gen huishoudeiyk gebruik der gezagvoerders,
houd" wordt verslaan de ruimte der vaartuigen bedoeld bij §2 ^]g iossen worl)t met beschouwd, het tijdelijk overladen van
van tabel XVI der patentwet vastgesteld bij de wet van 2d April eJ1 gedeeite der vracht in een ander vaaituig, indien dit noo-
1852 (Stbl. no. til). Die wet kent geen gedeelten van tonnen, b|ykt lg zyn Qm den ,agen wa(erstand, tenzij het licliter-
zoodat eene bepaling, volgens het amendement, in strijd zou zijn vaartujg de overgenomen vracht vervoert naar eene andere
met art. 3. plaatsdan die waarvoor het hoofdschip is bestemd.
2. voor vaartuigen bedoeld bij art. 2 litt. bindien die
De heer Wolff kan zich wel met het amendement van den eri inhoud hebben van minder dan 5 kub. meter
liter van Sloterdijck vereenigen. Wordt dit aangenomen, dan 3. VOor alle vaartuigen, die aan of op een der scheepslim-
iverdient het overweging, om het laatste lid van art. 2 in een merwerven worden hersteld of in aanbouw zijn
afzonderlijk artikel op te nemen, omdat het anders den schijn 4. voor vaartuigen rechtstreeks in gebruik voor den gemeen-
zou hebben alleen op art. 2 sub b te slaan, terwijl het toch tediensthetzij voor de gemeentewerken de reiniging als au-
van toepassing is op het geheele artikel. j derszins
Hij stelt dus voor, om, bij aanneming van het amendement, 5, voor houtvlotten die de gemeente binnengekomen vóór
!de gewijzigde bepaling in een afzonderlijk artikel op te nemen, j den nacht in particulier water worden opgeborgen.
Het amendement van den heer van Sloterdijck wordt in
(stemming gebracht en verworpen met 14 tegen 8 stemmen.
Vóór stemden de heeren Hlantenga, Bekhuis, OosterhoEf,
(Kouter, Wolff, v. Sloterdijck, Dijkstra en de la Faille.
De heeren Reeling Brouwer en Buma waren inmiddels ter
(vergadering gekomen.
De heer Oosterhoft vraagt of het wel noodig is, vrijstel
ling le verleenen voor schepen die de gemeente enkel doorva
ren. De bedoeling toch is een recht te helfcn van schepen
die eene ligplaats hebben, en dit kan niet worden
schepen die enkel doorvaren.
Ten gevolge van den uilslag dezer stemming vervalt het voor
istel van den heer Wolff.
De Voorzitter zegtdat de opmerking van den heer Oos-
terhoff juist zoude zijn indien de eerste alinea van dit artikel
op zich zelf stond en niet nader verduidelijkt werd door de
De heer Dijkstra acht liet zijne plicht, terug te komen op volgende zinsneden. De bepaling moge overbodig zijn, in ieder
ene van de opmerkingen van den heer Bekhuis ten opzichte geval schaadt ze niet. Zij is overgenomen uit de bestaande
an een groot verschil tusschen de bestaande verordening en I verordening,
it ontwerp. In art. 1 sub d der eerste verordening slaati
at het liggeld voor schepen van 5-15 kub. meter inhoud per De heer Oosterhoff had bij het lezen den indruk gekre-
chip 10 cent bedraagt, waaruit dus volgt, dat schepen bene- gen, dat deze bepaling eenigszins ongerijmd zou zijn. Is dit
die maat waaromtrent niets wordt bepaald vrij zijn. niet het geval, dan zal hij verder geen bezwaar maken,
het nieuwe tarief bedraagt het liggeld voor schepen
een inhoud van 14 kub. meter of daar beneden 10 cent,
oodat ook van schepen van minder dan 5 kubieke meter be
zaaid moet worden. Dit is dus geen klein verschildaar in
eene geval niet en in het andere geval van dezelfde soort
chepen wel liggeld moet worden betaald.
Spr. stelt voor ter vervanging van dit laatste te lezen „bij
leen inhoud van 5 tot en met 14 kubieke meter per vaartuig
jlO cent.
De Voorzitter wijst nogmaals op art. 2 sub 3 van de
estnande verordening volgens welke schepen niet vallende
nder pramen jachten en booten van minder dan 5 kubieke
peter inhoud vrijgesteld zijn mits niet in een vaste beurt va-1
en de.
Het artikel 8 en daarna de artikelen 9 en 10 worden onver
anderd vastgesteld.
De verordening op de invordering leidt tot geene bespreking
en wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Alzoo zijn vastgesteld de navolgende
Verordening tot het heffen van havengeld
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende, dat het wenschelijk is, het besluit tot het heffen