130
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Zaterdag 4 November 1893.
kingwaarvoor de gemeente hare kostelooze bewaarscholen en
scholen voor kosteloos openbaar onderwijs maar kan openstel
len en nog dikwijls bovendien ondersteuning uit de gemeente
kas kan verleenen.
Inderdaad aanmoediging tot het bouwen van arbeiderswo
ningen is overbodig en van de slechtste woningen wordt de
meeste rente gemaakt, soms van 10 tot 15?ó, zoodat er waar
lijk ook geen aanleiding kan bestaan om die panden uit te zon
deren van de straatbelastingzooals een lid volgens het ver
slag wenschelijk zou achten.
Voorts zullen wel de eigenaars der gebouwen de belasting
plichtigen zijnmaar men behoeft niet te vreezen dat zij de
belasting uitsluitend zullen hebben te dragen. De huurders
zullen ongetwijfeld ook in meerdere of mindere mate den in
vloed van de nieuwe belasting ondervinden.
Spr. is ten volle overtuigd, dat, waar 30.000 meer belas
ting geheven moet wordenhet wenschelijk is, het voorgestelde
straatgeld in te voeren zij het ook tot een lager bedrag, dan
op de begrooting thans is uitgetrokken.
De heer Menalda heeft tot zijn leedwezen door lange
afwezigheid buiten de gemeentewaartoe hij wel genoodzaakt
was geen deel kunnen nemen aan het onderzoek van dit voor
stel van burgemeester en wethouders in de sectiën en daarom
heeft hij terstond het woord gevraagd teneinde daarover zijne
meening te zeggen en zijn uit te brengen stem te motiveeren.
Toen spr. in de stad was teruggekomen werd hem gezegd
dat hij juist bij tijds was gekomenom zijn neus in een wes
pennest te steken. Zoo erg vond hij de zaak nu wel niet
maar toch ging de vergelijking eenigszins op want veel gegons
en gebrom had hij gehoord en hier en daar werd ook nog
al eens een steek gegeven.
Spr. is er echter nog al kalm onder gebleven hoewel hij
erkennen moetdat de keus over de wijzewaarop het even
wicht tusschen inkomsten en uitgaven moet behouden blijven
hem moeielijk is gevallen.
Hij kan zich begrijpen dat, toen burgemeester en wethou
ders voor het feit werden gesteldeen middel te zoeken om
de inkomsten te versterken zij dit liefst wilden vinden buiten
verhooging van den hoofdelijken omslag om. Dat zij in de
keusdie trouwens zeer beperkt wasminder gelukkig zijn
geslaagdblijkt uit den tegenstanddie de voorgestelde straat
belasting zoo in als buiten den raad heeft ontmoetmaar is
zeker niet te wijten aan gebrek aan ernst bij het onderzoek
wel aan de moeielijkheidwelke iedere belastingverhooging
eigenaardig met zich brengt.
Spr. zal niet veel tijd in beslag nemen door over dit punt
in uitvoerige beschouwingen te treden, Alleen wil hij mede-
deelendat alle mérites en zwakhedendie betreffende de
heffing van straatgeld reeds zijn geavanceerd bij hem onder
doen voor het eene groote bezwaar waar hij niet over heen
kan stappen de opportuniteit.
Het tekortdat de begrooting zou opleveren is grootendeels
van tijdel ij ken toevalligen aard. Men zal dus 't best doen, er
in te voorzien door een tijdelijken maatregelen wel door
verhooging van den hoofdelijken omslag. Spr. geeft toe dat dit
weinig aangenaam ismaar het tekort moet nu eenmaal ge
dekt worden en dan zijns inziens liefst zóó dat men ieder jaar
op de verhooging gemakkelijk kan terugkomen. Dat zal tevens
een krachtige prikkel zijn om de gemeentehuishouding te voe
ren met zuinigheid en voorzichtigheid de financiën van Leeu
warden hebben dit stellig noodig. Spr. zal bovendien en vooral
nu stemmen tegen het voorstelom eene nieuwe belasting in
te voerennu de hooge regeering binnen niet te langen tijd
er wel toe zal moeten komen om maatregelen te nemen tot
betere regeling der gemeente-financiën.
De heer Meijer zal, na de uitvoerige toelichting van den
heer Troelstra op de wenschelijkheid der invoering van de hef
fing van straatgeld daaraan nog een enkel argument toevoe
gen dat die heffing wenschelijk doet zijn.
Dij de heffing van den hoofdelijken omslag wordt geen on
derscheid gemaakt tusschen de bronnen, waaruit de inkomsten
voortkomen er bestaat geen verschil ten opzichte van de hef
fing tusschen inkomen uit kapitaal en dat uit arbeid.
Spr. zal wel geen tegenspraak ondervinden als hij de stelling
verkondigtdat, daar het kapitaal grooter draagkracht bezit
de belasting het inkomen uit kapitaal zwaarder moet treffen
dan dat uit arbeid.
Nu zal de heffing van straatgeld alleen het kapitaal treffen
en dus als correctief dienen voor dc slechte werking van de
heffing van de belasting op het inkomen. Spr. stelt zich ver
der vooruitsluitend te handelen over de wettigheid van de
heffing.
De rapporteurs toch maken in hun verslag melding van den
in de sectiën geopperden twijfel aan dc wettigheid der voor
gestelde nieuwe heffing en de meerderheid deelt dien twijfel.
De argumentendaarvoor aangevoerd houden echter voor spr.
geen steek.
Men heeft in deze heffing gezien eene vermomde grondbe
lasting strijdig met art. 240 der gemeentewet. Spr. heeft als
voorzitter zijner sectie aangevoerd dat er geen schijn van ver
momming is. De twee grondslagen der heffing bewijzen dui
delijk het tegendeelbovendien het is geene belastingmaar
eene heffing krachtens art. 238 de; gemeentewetop deze
hef/iny kan dus art. 240 der gemeentewet niet toepasselijk zijn.
Dat ze alle gebouwde eigendommen treft, maakt haar nog niet
tot eene grondbelasting.
De rapporteurs doen verder een beroep op een autoriteit, n.l.
den minister van binnenlandsche zaken die in 1890 bezwaar
maakteeen besluit van den gemeenteraad van Schiedam tot
heffing van spuigeld op gelijke grondslagen als waarop thans
ook weder hier de heffing van straatgeld wordt voorgesteld
aan de goedkeuring des Konings te onderwerpen. Spr. moet
opmerken dat die weigering terecht geschieddeomdat door
spuiïng uitsluitend de algemeene gezondheidstoestand: dus een
algemeen belang werd bevorderd waarvan de kosten door allen
moeten worden gedragenmaar dit doet niets af aan de
wettigheid van de heffing van straatgeld wijl door de werken,
waarvoor deze geschiedt, de gebouwde eigendommen als zoo
danig worden gebaat.
Spr. staat in deze zienswijze niet alleen. Gelijke heffing is
voor de gemeenten Hoorn Amsterdam en Maastricht door de
regeering goedgekeurd. In Hoorn is zelfs déze bijzonderheid
aan de heffing verbonden daar bestaan twee grondslagen
de eerste is de kadastrale huurwaarde is nu de percentsge
wijze opbrengst naar dien grondslag niet voldoende, dan wordt
nog bovendien als grondslag genomen de gevelbrcedte der pan
den. De laatste grondslag heeft men bij de heffing inderdaad
niet noodig gehad. En niettemin heeft de regeering er geen
vermomde grondbelasting in gezien.
Burgemeester en wethouders zijn ten aanzien der wettigheid
in uitstekend gezelschap. De Hooge Raad heeft hij arrest van
26 Maart 188G (VV.blad v. h. Recht no. 5284) de heffing van
straatgeld door de gemeente Maastricht bekrachtigd. Indien
de rapporteurs de motieven van dit arrest hadden gelezen, dan
zouden zijgelooft spr., met al hunne scherpzinnigheid die
bezwaarlijk kunnen weerleggen.
Spr. leest daar o. a.dat terecht door het Hof is overwogen,
dat de opcenten op de grondbelasting en de belasting voor het
genot van de straat zijn twee op zelfstandige grondslagen steu
nende belastingen en verder dat uit de omstandigheid, dat
de heffing geschiedt van den eigenaar van gebouwde eigen
dommen overeenkomstig de kadastrale huurwaarde niet volgt
dat die belasting geheven wordt van den eigenaar als zoodanig,
vermits die geheven wordt van het genot dat de eigenaar heeft
van de aangelegen straattot begrooting van welk genotzoo
wel de huurwaarde van het gebouw als de ruimte die het aan
de straat inneemtde grondslagen uitmaken.
Bovendien kent de wet de onderscheiding of het genot
voortdurend dan wel tijdelijk is niet. Zoo bestaat die ook
niet wat betreft de heffing van straatgeld.
Dat de heffing wettig is en ten slotte de grensbij art.
254 Gem. W. gesteld, niet overschrijdtis boven allen twijfel
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 4 November 1893. 131
verheven. Dit komt ook uit, indien men dc lange lijst van
de aan de straten uitgevoerde werken, in da toelichting op
het voorstel van burgemeester en wethouders opgenomen
nagaat.
Ten slotte kan spr. nog eene autoriteit aanhalenn.l. de
lieeren Leon en van Einden redacteuren van de gemeente
stemdie uitdrukkelijk hebben betoogd dat dc heffing van
straatgeld wettig is.
Zij zeggen n. 1. in de Gemeentestem ter bestrijding van
een stuk, ingezonden tegen het bovenaangehaalde arrest
in substantie en zonder eenigen den minsten twijfel te opperen,
dat de heffing is volkomen legaal en dal de bestrijders ten
onrechte allerlei onderscheidingen maken ten aanzien van den
aard van het genot, waarvoor de heffing geschiedtomdat de
Gemeentewet zelve in artikel 238 zoo algemeen mogelijk spreekt
en die gewraakte onderscheidingen niet kent.
Waar nu de Hooge Raad bij het aangehaalde arrest de
heffing van straatgeld rechtsgeldig heeft verklaard, waar drie
andere gemeenten haaronder goedkeuring der hooge regee-
ling hebben ingevoerd, kan de raad gesteld voor de vraag,
of die heffing wettig is gerust over de bezwaren heenstap
pen en zeggenWij voor ons houden in dat goede gezel
schap de heffing van straatgeld voor wettig en laten het aan
de regeering overof zij die wil goedkeuren.
De heer Oosterlioff zou bijna lust gevoelen nog eens
lecture te nemen van de gehouden discussiëndie indertijd
zijn gevoerd bij de behandeling .van het voorstel tot invoering
van de belasting op het inkomen ter beantwoording van de
vraag hoe het mogelijk is dat eene zoo gebrekkige belasting
in het leven is gekomen.
Het is spr. evenals den heer Menalda gegaan ook hij heeft
de vergadering zijner sectie niet kunnen bijwonen. Hij kan met
dien geachten spreker geheel medegaan in diens bezwaren te
gen de voorgestelde heffing, maar weet geen nieuwe argumen
ten aan te voeren en zou allicht in herhaling vervallen van
hetgeen reeds over dit onderwerp gesproken en geschreven is.
Alleen wenscht hij te vragen of hij zich vergistwaar hij
meentdat nog dit bezwaar kan worden bijgebrachtdat de
waarde der panden is achteruitgegaan tot schade van de eige
naren die nu weder door deze heffing zouden worden getroffen.
In ieder geval acht hij het zeer wenschelijkdat er geremd
wordedat menwaar van uitvoering van werken sprake is
zich niet alleen afvrage of die wenschelijk zijn waar ook en
bovenalof zij noodzakelijk zijn. Laat men alleen tot de uit
voering overgaan, wanneer de volstrekte noodzakelijkheid is
geblekenen vooral geen profetiën doendie later blijken te
falen.
j Spr. herinnert er den leden aan, dat, toen de aanleg van
j een nieuw kanaal in bespreking was, de heer Plantenga er op
wees, dat bij de behandeling van het voorstel tot stichting
j van een Beursgebouw geprofeteerd werddat de gemeente in
I 1910 geen schuld meer zou hebben. Bij de behandeling van
liet voorstel tot het graven van een kanaal naar de Tijnje zeide
de toenmalige voorzitter van deze vergadering dat vrees voor
de gemeentefinanciënook al. kwamen er later nog andere
groote werken tot uitvoering, niet behoefde te bestaan.
Spr. acht dus de betrachting van verstandige zuinigheid hoogst
I noodzakelijk.
De heer Havörscliniidt wijst op het feit, dal in Amster-
I dam van alle belastingen de straatbelasting met den meesten
I tegenzin wordt opgebracht. Dat is ook niet te verwonderen
I als men de juristen onder de raadsleden zijner stadbijna een-
I parig, zoowel in 1879 als in 1889, hoort verklaren dat straat-
I belasting is en blijft een verboden vorm van grondbelasting
door de bevoegde administratieve en rechterlijke autoriteiten
echter erkend op grond dat het is eene heffing voor het ge
not van een goed bestraten, gerioleerden verlichten en geiei-
nigden weg.
Het tijdstip, om den eigenaar te wijzen op de voordeden van
dit denkbeeldig genotin dit geval het materiëele voordeel
dat is waardevermeerdering van de bezitting, is zeker niet ge
lukkig gekozen nu de waarde der perceelen in de laatste jaren
aanmerkelijk is gedaald.
Wordt het voorstel aangenomen hoe denkt men dan te han
delen met de eigenaars van perceelen in de HoutstraatAch
ter de Hoven, BaljeestraatTulpenburg en de Klanderijdie,
blijkens de memorie van toelichting voor bestrating en nolee-
ring hunner straten 6946 gulden hebben bijgedragen? Moeten
zij voor het genot van een gedeeltelijk uit eigen middelen tot
stand gebrachte bestrating en rioleering ook nog straatgeld be
talen of dient men die bijdragen te restitueeren
Waar bestrating en rioleering een zaak is van algemeen be
lang, daar komt liet spreker billijk voor, de kosten ook door
het algemeen en niet speciaal door de huiseigenaren te doen
dragen ze zijn immers noodig tot ontwikkeling van verkeer
handel en nijverheid waardoor de welvaart en de draagkracht
van alle ingezetenen worden vermeerderd.
Wanneer weldra rente en aflossing voor het nieuwe kanaal
de uilgaven zullen doen stijgen dan is er geld noodig en de
vraag is hoe kunnen we dat verkrijgen.
Spreker heeft dezer dagen een plattegrond onder de oogen
gehad van Leeuwardenzoo als dat er uit zou zien in het
jaar 1900. De Tweebaksmarkt was een mooie breede straat
geworden maar te vergeefs zocht spreker in de bocht van
den Grachtswal naar het Tijnjekanaal.
Op sprekers vraag waar het kanaal te vinden was, luidde
het antwoord, dat de gemeenteraad bij nader inzien liet in
het belang der stad had geacht op zijn besluit terug te komen.
In die illusie zal spreker zich maar niet verder verdiepen
en liever wil hij aannemendat het kanaal u-el tot stand
komt en Leeuwardenss handel een hooge vlucht zal doen nemen.
Wordt het straatgeld verworpen dan rest ons verhooging
van den hoofdelijken omslag of der opcenten op het personeel.
Het laatste komt spreker ongewenscht voor het personeel
is voor de nijverheid, voor winkeliers en hotelhouders te wei-
nig vrijgevenden aan het departement van Financiën zoo
luiden de berichten werkt men met ijver aan het groote werk
der herziening.
Rest dus de hoofdelijke omslagwaarvan we het percentage
elk jaar kunnen wijzigen en naar spreker wil hopen kunnen
verminderenwanneer menernstig rekening houdende met
den toestand der gemeentefinanciëngeen weelde-uitgaven toe
staat bij bouwwerken noch tracteinenten verleent, hooger dan
diewelke door burgerlijke vereenigen of particulieren in ge
lijke omstandigheden worden uitgekeerden in 't algemeen
overal bezuinigt, zonder dat de welvaart der stad er schade bij
lijdt.
Een straatbelasting zouden we nooit weer kwijtraken.
Eerder zou spreker vreezendat we het voorbeeld van Am
sterdam gingen volgenwaar de raadtoen de gemeente hare
middelen moest versterken in 1879 een straatgeld van 3 ton
toestondomdat men bewogen werd door het argument, dat
deze belasting zoo licht drukteen nog geen acht jaar latei-
het voorstel kreeg, de opbrengst te verdubbelen.
De heer Duparc begint met te zeggen dat door het ge
sprokene van de beide geachte leden van het dagelijksch be-
j stuur zijne taak als algemeen rapporteur er van den eenen kant
j niet gemakkelijkervan de andere zijde wel gemakkelijker door
is geworden. Niet gemakkelijkerwant waarop hij en, naar
j hij meent te mogen veronderstellen ook de overige leden van
j deze vergadering waren voorbereidallerminst om te moeten
aanhooren van den eersten spreker eene lange van het pa
pier voorgelezen, redevoering die in het wezen der zaak niets
anders was dan eene philippica tegen den hoofdelijken
omslagvan het andere lid van het dagelijksch bestuur een
betoogals men het zoo mag noemen van de wettigheid dei-
voorgestelde belasting. Wèl gemakkelijker, omdat het hem,
j naar hij zich vleitweinig moeite zal kosten, de argumenten
I van beide sprekers te ontzenuwen.
Alleieerst eene opmerking of liever eene vraag, die zeker
look de overige leden van den Raad zich zullen hebben gedaan.