140 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 4 November 1893. De heer van Eijsinga meent dat het onmogelijk is den post tot een liooger bedrag uit te trekken. De jaarwedde be draagt op dit oogenblik niet meer dan ƒ200. Indien de jaar wedde later mocht worden verhoogd kan het meerdere uit onvoorzien gevonden en de begrooting gewijzigd worden. De heer Troelstra *telt voorter tegemoetkoming aan de geopperde bezwaren den post met 100 te verlagen en het artikel onder de omschrijvingen der onvoorziene uitgaven op te nemen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Volgnos. 119 tot en met 123 worden onveranderd aange nomen. Bij volgno. 124, aid. V hoofdstuk III aankoop van grond stellen voor de gasfabriek 73000stellen de rapporteurs voor, dezen post te verminderen met ƒ0000. De heer Reeling Brouwer kan zich met het voorstel van rapporteurs om dezen post met ƒ0000 te verminderen niet vereenigen. In hunne memorie van antwoord hebben bur gemeester en wethouders aangetoond dat de berekening van de hoeveelheid der benoodigde kolen en de prijs der kolen door rapporteurs minder juist is gemaakt. Tot nadere adstructie diene het volgende door burgemeester en wethouders is bij de begrooting de steenkool, met inbegrip van de Cannelkoolberekend op 68i cent. De steenkool is dit jaar aanbesteed voor61 cent voor het brengen in magazijn3 Cannelkool4 Maakt te zamen G8 cent, een verschil met den werkelijk kostenden prijs van cent. Men zal dus wel doen om niet in te gaan op de door rap porteurs voorgestelde bezuiniging op dezen postook omdat men voor eene onzekere toekomst staat, wat betreft de inkom sten der gasfabriek. De heer Duparc leest in de memorie van burgemeester en wethouders betreffende dezen post het volgendein antwoord op eene opmerking van rapporteurs omtrent de afschaffing van het gebruik der Cannelkool„Het is zeer te ontraden het gebruik van die grondstof af te schallen. Luide klachten der ingezetenen over mindere lichtsterkte zouden daarvan ongetwijfeld het gevolg zijn. Een besluit van den raad dat leiden zou tot het niet meer gebruiken van Cannelkoolzou bovendien zijn een ingrijpen in de gasfabricageiets wat wel niet in de bedoeling van der. raad zal liggen." De raad zou dus in dat geval buiten zijn bevoegd heid gaan! Rapporteurs hebben echter volstrekt niet de bedoe ling gehad, van den raad een besluit uit te lokken tot het geven van eenig voorschrift in zake het gebruik van Cannelkool. Zij hebben eenvoudig de bespreking over dit punt in een der sectiën weergegeven. Burgemeester en wethouders zeggen nu wel, dat door het gebruik van Cannelkool de lichtsterkte van het gas verhoogd en grooter gasproductie per hectoliter steenkool verkregen wordt. Spr. meent echterop grond van zijne lange erva ring als vroeger lid van de gascomraissie geacht te mogen worden eenigszins op de hoogte te zijn. Hij herinnert zich, dat in al de jarentoen de heer Bloembergendien men wel haast gasdirecteur mocht noemen, aan het hoofd van de commissie voor de gasfabriek stonden ook in latere jaren, alleen in de donkere dagen van December Cannelkool werd gebruikt. Er is eene formule, dat er 2/3 gasberging moet zijn van het grootste gasverbruik in één etmaal. In die jaren nu was zoodanig gasverbruik 4 k 5000 stère doch men had gasberging voor slechts 2300 stère en dus veel te min. De Cannel kool nu heeft de eigenschap veel spoediger dan andere kool soorten gas te kunnen produceeren en alléén daarom werd dan deze kolensoort gebruikt. Waren die donkere dagen voorbij, dan gevoelden wij ons, zegt spr., altijd gelukkig, want de Can nelkool leverde wel spoediger en meer gas, maar het was van minder gehalte en gaf geen cokes, die te gebruiken was. Nooit heeft hij er echter van gehoord datzooals burgemeester en wethouders zeggende Cannelkool de lichtsterkte van het gas zou verhoogen. Nu echter de gasberging zoo belangrijk is uit gebreid heeft men ook het gebruik van Cannelkool niet meer noodig en kan dus de belangrijk meerdere uitgaaf voor die kool, die bovendien zooals is gezegd, bijna geen cokes oplcvci t worden bespaard. Spr. heeft de rekeningen der gemeente over 1891 en 1892 nagegaan, en bevonden, dat in 1891 voor grondstoffen is uit gegeven ƒ81.520, terwijl de raming was ƒ90,920, en in 1892 ƒ67,266.27, tegenover eene raming van ƒ84,800. Er is altijd een streven geweest, waartegen spr. telkens opkwam, om bij de begrooting de uitgaven voor de gasfabriek uit te zetten en hare inkomsten laag te stellen. De uitkomst heeft intusschen elk jaar geleerddat het cijfer van de meerdere ontvangst boven de uitgaven veel grooter was dan volgens de raming. Met deze antecedenten voor oogen behoeft er geen bezwaar te be staan om dezen post met 6000 te verlagen. De heer Bekhui8 zegtdattoen in de 3e sectie het voor stel tot heffing van straatgeld werd besproken hij heeft ge zegd datwanneer men eenmaal zoo gelukkig wasdat het voorstel was verworpende raad dan door vertrouwelijk vriendschappelijk overleg naar middelen moest uitzien om het tekort te dekken, zonder te zware lasten op te leggen. Men moet den toestand overzien van uit een hoog, breed standpunt en niet afdalen in onderdeelen en bijv. stilstaan bij de vraag, of Cannelkolen noodig zijn, al dan niet. Op den raad rust de plichtom de begrooting sluitende te maken maar ook om de lasten niet te drukkend te doen zijn. Dit kan voor veen deel geschieden door op den breeden rug van het financiëel trekpaard der gemeente-financien de gas fabriek, nog eene laag bij te voegen. Wanneer spr. de cijfers van de gasfabriek beschouwtziet hijdat de uitgaven ongeveer 150.000 en de ontvangsten ƒ173.000 zijn geraamd, dus de meerdere ontvangst zal 23000 bedragen. Dit is op zich zelf een belangrijk cijfermaar als winst uit de fabriek vrij mager. Spr. heeft nagegaan wat de gemeente in de laatste 10 ja ren van de gasfabriek heeft genoten en hij kwam tot het cijfer van ƒ443,707.481, of gemiddeld per jaar 44000. Dit is onge veer lOO^é meer, dan nu voor 1894 is geraamd. Nu zal men zeggen, dat men toen in de vette jaren was, cn nu in de magere en spr. geeft dit ten deele toe maar niettemin is de nu voorgehouden winst toch laag berekend. Over de laatste vijf jaren zeker wel de ongunstigste was de winst gemiddeld ƒ37000 per jaar, over de laatste drie jaren ƒ38000 per jaar. En is er nu menschelijker wijs gesproken grond voor het ver moeden dat in 1894 minder winst zal worden vei kregen dooi de gasfabriekdan in de ongunstigste jaren het geval was? Vol gens spr. niet. Elk geraamd bedrag is uit zijnen aard aan wisselvalligheden onderhevigmaar toch is moeielijk aan te nemen, dat de meerdere ontvangst in 1894 maar 23000 zal bedragen. De gemeente verkeert ten aanzien van de gasfabriek in veel beter conditienooit is de fabriek zoo goed geweest als thans immers in de laatste jaren zijn vele verbeteringen aangebracht, als meerdere gasberging en een nieuw stel ovens. De kolen- prijs is laag en daarvan is men voor een half jaar verzekerd. De prijs der cokes is voldoende. Dus bestaat er geen aanlei ding tot mindere ontvangsten in 1894, dan in vorige jaren, en mag men integendeel gerust het winstcijfer met ƒ10.000 verhoogen. Die winst zal stellig zeker worden verkregen/ Spr. heeft bij de behandeling van vorige begrootingen bij her haling er op gewezen dat bij de samenstelling der gemeente- begrooling door burgemeester en wethouders niet altijd is ge Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 4 November 1893. 141 let op de hegrooting zooals die door de commissie voor de gasfabriek wordt ingediend. Zij nemen de middelbare cijfers tot grondslag. Zij hebben o.a. bij de begrooting voor 1890 deze redeneering gevolgdals men 8 jaren teruggaatkan men stel len dat gemiddeld 52000 's jaars voor den aankoop van grondstoffen is besteed. Spr. heeft die berekening over de daarop volgende vier jaren voortgezetjaren die door den hoogen kolenprijs fot de dure kunnen worden gerekenden dan komt hij t)t een bedrag van ruim ƒ60000, dat gemiddeld per jaar in die 12 jaren voor kolen enz. is geraamd en in al die jaren hieven de werkelijke uitgaven beneden de raming. Als regel is aan te bevelenorn als grondslag te nemen de cijfers der begrooting, maar nu bestaat er niets geen be zwaar in dezen van dien regel af te wijken en op het voor stel van de rapporteurs, om dezen post met 60(H) te verla gen in te gaan. Men moet niet te veel in de onderdeelen treden maar zooals hij straks zeide de zaak in het brecde overzien. De heer Reeling Brouwer beroept zichwat de Can nelkool betreftop een schrijven van den directeur der gasfa briek waar deze o.a. mededeelt„dat het gebruik van een ge deelte Cannelkool bij de gewone kolen hierevenals elders uitsluitend geschiedt met het doelom de lichtsterkte van het gas te verhoogen dat echter daardoor tevens het voordeel eener grootere gasproductie per hectoliter steenkolen wordt verkregen. In het algemeen geven de verschillende Gannelsoortkolen geen of slechte cokes zoodat de laatste zich althans niet in de ge wone cokes kan bevinden zonder de vei koopswaarde er van zeer te verminderende hier in de laatste jaren gebruikte Cannelkool biedt het groote voordeel, eigenlijk in het geheel geen cokes achter te laten en dus de cokes niet te benadeelen." Waar een deskundige dit schrijft, kan spr. zich niet op het standpunt van den heer Duparc plaatsen. De heer Bekhuis dringt er op aan, dat men in de beschou wingen omtrent de gasfabriek moet uitgaan van een breed ruim standpuntomdat volgens de ondervinding de fabriek al tijd meer opbrengtdan geraamd is. Men moet echter niet vergeten dat de brcede rug van dit lastpaard zooals de heer Bekhuis de fabriek noemde ook breed moet blijven. Wil de raad groote werken uitvoeren traetementen verhoogen enz., dan dienen de uitgaven daarvoor gevoteerd te worden en moeten de inkomsten door belasling-verhooging worden gevon den en niet door cijfers voor de gasfabriek te wijzigen. Dit is eene vitieuse wijze van handelenwaardoor men anticipeert op de begrooting van het jaar 1895. De heer Troolstra zegtdat de heer Bekhuisdie de overwinst voor de gemeente uit de gasfabriek met lÜOÜO wil verhoogen zeer optimistisch is. Er bestaat echter geen post voor winst uit de fabriek. De onderwerpelijke afdceling dezer begrooting bevat de uit gaven voor de gasfabriek in alle onderdeelen geput uit de begrooting voor de fabrieken deze zijn door burgemeester en wethouders reeds niet onbelangrijk lager geraamd. En hoe kan nu de heer Bekhuis die toch aan laatstbedoelde begrooting als lid der gascommissie heelt medegewerktvoorstellen doen die zóó ver afwijken van de ramingen dier commissie. De heer Bekhuis wil speciaal den post voor grondstoffen ver lagen maar toont niet aan, dat die verlaging op goede gronden kan geschieden. Men verwacht racer gasverbruikmaar dan zullen er ook meer grondstoffen noodig zijn. Er is gerekend op eene hoeveelheid van ÏUUOOO hectoliter het kan later blij ken dat er minder noodig ismaar ook meer. In de sectiën is geene enkele opmerking over de hoeveelheid der benoodigde grondstoffen gemaakt. Er is op gewezendat reeds twee jaren achtereen geen juiste ramingen zijn gemaakt. Dat is niet anders mogelijk. Ramingen blijven ramingen en zijn altijd onzeker. Wie zal een juiste raming kunnen maken vooral voor de gasfabriek? De voorzichtigheid gebiedt echter niet verder te gaan dan de begrooting thans aangeeft. Ook de opbrengst van het compost is lager geweest dan de raming en volgens de tegenwoordige prijzen zal op verre na het cijfer van opbrengst, dat op de begrooting voor 1894 is uitgetrokkenniet kunnen worden bereikt. Hoewel burgemeester en wethouders geene wijziging zullen voorstellendient daarop toch nu te worden gelet. De heer Duparc wijst er den heer Reeling Brouwer, die er tegen waarschuwde te anticipeeren op 1895, op, dat thans de begrooting voor 1894 in behandeling is en dus van anti cipatie geen sprake is. Spr. geeft toe dat er geen eigenlijke post voor winst uit de gasfabriek beslaatmaar de ontvangsten bedragen toch meer dan de uitgavendus er wordt winst verkregen. Deze winst kan worden gesteld op gemiddeld f 40,000 per jaar. De gas- consumtie neemt toe bij verlaging van den gasprijsdit heeft de ervaring steeds geleerd. Hierop wordt hel voorstel van rapporteurs tot verlaging van den post onder volgn. 124 met ƒ6000 in stemming gebracht en aangenomen met 16 tegen 6 stemmen, die van de heeren Reeling Brouwer, MenaldaTroelstra, van Eijsinga, Meijer en de la Faille. Bij volgno. 125, Bezoldiging van het personeel der gasfabriek, f 34400zegt de heer Haversclimidtdat hem uit de me morie van toelichting is gebleken dat eene verhooging van 100 wordt aangevraagd voor den boekhouder van de gasfa briek die reeds ƒ1600 per jaar geniet. Deze ambtenaar heeft 25 dienstjaren en bereikte nog niet zijn maximum-traktement maar dat maximum had men volgens spreker dan indertijd maar niet zoo'hoog moeten stellen. De pensioenregeling zon der bijdrage van den ambtenaar komt trouwens reeds overeen met tractementsverhooging. Spr. is van oordeel, dat de werk zaamheden van den boekhouder met 1600 ruim voldoende worden betaald en is dus tegen deze verhooging. Deze post wordt hierna onveranderd vastgesteld. Volgno. 126. Onderhoud van gebouwen en lasten der gas fabriek 2000wordt op voorstel van rapporteurs met 366 verminderd. Volgno. 127. Onderhoud en aankoop van werktuigen voor de gasfabriek ƒ7500. De heer Havorsclimidt geeft te kennendat hij in 't algemeen een voorstander is van krap ramen omdat zijns in ziens hierin eene aansporing is gelegen tot zuinig beheer. Hoewel de directeur der gasfabriek eene dergelijke aanspo ring zeker niet noodig heeft, acht spreker het toch minder wen- sehelijk voor onderhoud en aankoop van werktuigen 7500 gul den toe te slaan. Spreker heeft nagegaan uit de voorlaatste memorie van toelichting, hoe men aan dat cijfer komt, en toen bleek hem, dat het middencijfer van de jaren 1881 1890, dat als maatstaf had gediend, bedroeg 7288 gulden. Niet zonder reden heeft men 1881 daarin opgenomen want toen bedroegen de kosten bijna 14 mille. Laat men dat excep tioneel dure jaar wegdan krijgt men voor die 9 jaren een gemiddeld van ƒ6550. De laatste 7 jaren zijn de cijfers 6321 t ƒ4267, 5924, 3521, 7583, ƒ5270 en ƒ6082 (en niet /7779, zooals in deze memorie van toelichting staat, tenminste zoo het ver slag van den toestand der gemeente Leeuwarden 1892, bijlage G, pagina 18, juist is). Het middencijfer van de laatste 7 ja ren is derhalve niet hooger dan 5560. Waarom thans ƒ7500 aangevraagd, terwijl m de toelichting

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1893 | | pagina 9