88
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 25 September 1894.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 25 September 1894. 89
Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig be
sloten.
5. Voorstel van burgemeester en wethouders betreffende het
doen van eene oproeping van sollicitanten voor de betrekking
van directeur der gemeentewerken.
Burgemeester en wethouders deelen mededat zij, naar aan
leiding van de aanstaande benoeming van een nieuwen direc
teur der gemeentewerken de vraag hebben overwogen, welke
jaarwedde voor den nieuwen titularis behoort te worden vast
gesteld.
De directeur der gemeentewerken geniet eene jaarwedde van
ƒ2200 en heeft bovendien vrije woning of, zooals thans het
geval iseene vergoeding daarvoor van 600dus te zamen
2800.
Het komt burgemeester en wethouders voor dat de beloo
ning bij eerste aanstelling op een lager cijfer kan worden
gesteld.
Het ligt in de bedoeling van burgemeester en wethouders
een voorstel aan te bieden tot wijziging der verordening (ge
meenteblad no. 17 van 1883), welke verordening niet alleen
ten opzichte van de jaarwedde van den directeur der ge
meentewerken maar ook uit anderen hoofde aan eene herzie
ning zal worden onderworpen.
In afwachting van een daartoe strekkend voorstelstellen
burgemeester en wethouders, met het oog op het spoedeischende
van de zaakvoorte besluiten
burgemeester en wethouders te machtigeneene oproeping
te doen van sollicitanten naar de betrekking van directeur der
gemeentewerken, op eene jaarwedde van ƒ2400, met bepa
ling, dat dit bedrag telkens na drie jaren dienst met ƒ100
kan worden verhoogd tot een maximum van ƒ2800.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienover
eenkomstig besloten.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot tijdelijke
voorziening in de vacante betrekking van hoofdopzichter bij de
gemeentewerken.
Burgemeester en wethouders deelen mededatin afwach
ting van het nader overleg met den nieuwen directeur der ge
meentewerken omtrent de vervulling der betrekking van hoofd
opzichter der gemeentewerkenintusschen in de waarneming
van deze betrekking door eene tijdelijke regeling moet worden
voorzien.
Zij stellen daarom voorhun eollege te machtigenden op
zichter K. L. Faber tijdelijk te belasten met de waarneming
der betrekking van hoofdopzichter der gemeentewerken en in
diens plaats een tijdelijk opzichter te benoemen, ieder op eene
belooning voor die titularissen bepaald in de verordening, (Ge
meenteblad no. 17 van 1883)het juiste bedrag nader door
burgemeester en wethouders vast te stellen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Bekhuis heeft in 1888, bij gelegenheid dat de
toenmalige hoofdopzichter bij de gemeentewerken den dienst
der gemeente verlietin deze vergadering in het breede uit
eengezet waarom hij van meening was dat de organisatie
van het personeel bij de gemeentewerkenzooals die sedert
1873 in wezen was niet meer reden van bestaan had. Ver
keerde men in normale omstandigheden spr. zou dan geneigd
zijn, het voorstel te doen tot wijziging van de verordening tot
regeling van het getal enz. der ambtenaren bij de gemeente
werken.
Men verkeert echter thans niet in normale omstandigheden.
De directeur der gemeentewerken heeft heden met ingang van
1 November e.k. eervol ontslag verkregen en zoolang in deze
vaeature niet is voorzienkan er geene beslissing worden ge
nomen omtrent het al dan niet wenschelijke van eene wijzi
ging der organisatie van dezen dienst.
In het praeadvies omtrent het verzoek van den directeur der
gemeentewerken zeggen burgemeester en wethouders dat zij
de benoeming van den nieuwen titularis willen afwachten „ten
einde daarna met dezen in overleg te treden over de vervul
ling der betrekking van hoofdopzichter der gemeentewerken."
Hiermede kan spr. zich geheel vereenigenindien althans dit
zóó moet worden opgevatdateerst wanneer de nieuwe di
recteur der gemeentewerken zich in zijnen werkkring heeft
ingewerkt en vertrouwd is geraakt net zijne verplichtingen
dan uitspraak kan worden gedaan welke reorganisatie het
personeel bij de gemeentewerken zal behooren te ondergaan.
Het onderwerpelijk voorstel is in strijd met de zooeven aan
gehaalde woorden van burgemeester en wethouders. Zij stel
len voorhen te machtigen een der opzichters, zij het dan
ook tijdelijk te belasten met de waarneming der betrekking
van hoofdopzichterzij willen dezen niet alleen met de werk
zaamheden aan de betrekking verbondenbelasten, maar hem
tevens den titel en het daarvoor bepaalde tractement toekennen.
Voor welk feit komt men dan te staan, vraagt spr.? Dat de
raad nu reeds zal beslissen, dat de betrekking van hoofdop
zichter zal blijven bestaan en dat de opzichter Faber het sa
laris van hoofdopzichter zal genieten. Hierin ligt opgesloten,
dat hij later bij eene definitieve regeling benevens het salaris
ook den rang van dien ambtenaar zal verkrijgen. Immers
dan zal het tegenover een ambtenaaraan wiens verdienste
en trouw spr. alle hulde brengtmoeilijk zijn een ander te
benoemen.
Spr. wil burgemeester en wethouders toch in de gelegen
heid stellenom behoorlijk in den dienst te voorzien. Hij
heeft een amendement op dit voorstel gereedwaardoor aan
burgemeester en wethouders alles wordt ingewilligd, behalve
het toekennen van den rang en het salaris van hoofdopzichter
aan een der opzichters. Blijft de opzichter Faber gedurende
de vacature van hoofdopzichter wat hij nu is kan hij dan
minder diensten bewijzendan wanneer hem den titel van
hoofdopzichter werd verleend Zeker nieten dan zijn bur
gemeester en wethouders bevoegd om nadat de overgangs
toestand zal zijn geëindigd hem voor eene gratificatie of eene
verbetering van positie voor te dragen. Spr. zal daartegen
geen bezwaar hebben. Evenmin heeft hij bedenking tegen de
benoeming van een tijdelijk opzichter maar zijne bedoeling is
alleen te voorkomen dat gepraejudiciëerd wordt op een toe
stand die onder den nieuwen directeur nog geboren moet
worden.
Spr. stelt nu voor, de conclusie van burgemeester en wet
houders aldus te lezen Burgemeester eu wethouders te mach
tigen om tot het tijdstip waarop de verordening (gemeente
blad 1873 no. 17) zal zijn herzien een tijdelijk opzichter aan
te stellen op door dat college vast U stellen bezoldiging."
Spr. spreekt hier van eene latere evcntueele herziening der
verordeningomdat het niet zijne bedoeling is nu reeds eene l
beslissing te nemen omtrent de al of niet noodzakelijkheid der
handhaving van de betrekking van hoofdopzichter en ook om
dat burgemeester en wethouders voornemens zijn zeggen zij
om de verordening te herzien en spr. zal hen te zijner tijd
gaarne van advies dienen om tot eene goede regeling te ge
raken.
Het amendement van den heer Bekhuis wordt voldoende on
dersteund en komt in behandeling.
De heer Troelstra had gemeenddat andere stemmen
uit den raad zouden opgaan ter bespreking van dit voorstel.
Nu dit niet het geval isis het de taak van het dagelijksch
bestuur, om het voorstel te verdedigen.
Het amendement van den heer Bekhuis komt hierop neer,
dat het eerste gedeelte van het voorstel van burgemeester en
wethouders aan kant wordt geschoven. Het heeft dus in zoo
verre geen beteekenis dat het niet tegemoet komt aan den
wensch van burgemeester en wethouders om een ambtenaar
te hebben, die, bij ontstentenis van den directeur der gemeen
tewerken in de plaats van dezen kan optreden met wien zij
de zaken kunnen bespreken en die zóóver boven de andere
opzichters staatdat hij dezen instructiën kan geven en voor
dezen de werkzaamheden regelen. De behoefte aan dergelijk
ambtenaar bestaat werkelijkmaar daarin voorziet het amen
dement niet.
De heer Bekhuis zeidedat de bestaande organisatie wijzi
ging behoeftmaar welke reorganisatie die geachte spreker
wenscht, is tot nog toe voor den raad een diep geheim. Bur
gemeester en wethouders hebben wel wijzigingen der onder
scheidene instructiën op het oogmaar de noodzakelijkheid
van eene verandering der organisatie van het personeel staat
nog niet bij hen vast. Zij zullen den nieuwen directeur der
gemeentewerken daarover raadplegen. Al moge dan blijken
dat de titel en rang van hoofdopzichter niet meer noodig zijn
dan blijft toch in ieder geval zekerdat er een opzichter moet
zijndie boven de anderen staat en bij verhindering of ont
stentenis van den directeur der gemeentewerken in diens plaats
kan optreden.
Door het aanhangig voorstel wordt op de toekomst in geenen
deele gepraejudiciëerd. Blijkt het laterdat de titel van hoofd
opzichter niet meer noodig is welnu dan vervalt de tijde
lijke opdracht aan den opzichter Faber van zelf en kan deze
noch iemand anders daar iets in zien.
De heer van Sloterdijck vermeent dat de bezwaren
van den heer Bekhuis uitgaan van eene verkeerde praemisse.
Niet wordt voorgesteld eene opdracht tot waarneming met den
titel van hoofdopzichter doch enkel tot tijdelijke waarneming
der functie. Hierin ligt duidelijk opgesloten dat burgemeester
en wethouders zich ten aanzien van de handhaving dier be
trekking alle mogelijke vrijheid voorbehouden. Ook bij rijks
betrekkingen komen dergelijke waarnemingen voor. Zoo werd
indertijd de onlangs eervol ontslagen rijksadvocaat alhier niet
als zoodanig benoemdmaar hij werd met de waarneming
van de daaraan verbonden functiën belastomdat de regeering
niet gebonden wilde zijn voor het geval dat die betrekking
mocht worden opgeheven. Dit is ook hier het geval.
Burgemeester en wethouders hebben gelijk, waar zij wen-
schendat een der opzichters de eerste zal zijnmet wien
zij kunnen aboucheeren. Er zijn thans nog vier opzichters,
die ieder hun eigen werkkring hebben en van dezen moet er
één tijdelijk gesteld worden boven de anderen. Het voorstel
van burgemeester en wethouders is dus rationeel en aanne
ming er van zal in eene behoefte voorzien.
De heer Bekhuis heeft bezwaar tegen het toekennen van het
salaris van hoofdopzichter aan den persoon die tijdelijk met
de waarneming dezer betrekking zal worden belast. Wat an
ders behelst echter het amendement van dien geachten spreker?
Deze stelt voor, een tijdelijken opzichter aan te stellen op een
door burgemeester en wethouders vast te stellen bezoldiging.
Deze zijn dus geheel vrij en kunnen die bezoldiging bepalen
op het bedrag van het salaris van den hoofdopzichter. Maar
bovendien schuilt in het amendement eene fouthet bevat
eene delegatie van machtdaar het bepalen van een salaris
dat bij den raad berustwordt overgedragen op burgemeester
en wethouders.
De heer van Eijsinga wijst er opdat men thans in
een toestand verkeertdie tijdens de oorspronkelijke vaststel
ling der organisatie in 1873 niet te voorzien was. Er bestaan
n.l. twee vacatures die van directeur en van hoofdopzichter
der gemeentewerken. Bestond alleen de eerstede hoofdop
zichter kon dan treden in de plaats van den directeur.
De verordening kan dus nu niet worden toegepast en men
zal een maatregel moeten vinden, om daaraan tegemoet te ko
men. Burgemeester en wethouders hebben iemand noodig
met wien zij alles bespreken en regelen kunnenspr. heeft
er niet op tegenom hiervoor den opzichter Faber aan te
wijzen maar wel heeft hij er bezwaar tegenom aan deze
den titel van hoofdopzichter te geven.
De heer Duparc had het niet noodig geachtom iets in
het midden te brengen ter ondersteuning van het amendement
van den heer Bekhuis, omdat diens toelichting, naar hij meende,
duidelijk en helder genoeg was. Nu de heer Troelstra echter
zeidete hebben verwachtdat een of meer der raadsleden
hunne meening hierover zouden uitspreken zal spr. eene en
kele opmerking maken. Ook hij heeft er bezwaar tegen dat
een der opzichters zal worden belast met de waarneming der
betrekking van hoofdopzichter met toekenning tevens van dien
titel. Men zou hem evengoed den titel van directeur der ge
meentewerken kunnen geven. Waarom niet, evenals in 1881
bij de gasfabriek is geschied, een tijdelijk directeur benoemd?
Naast den secretaris der gemeente staat ook geen onder-se
cretaris. Volgens art. 105 der gemeentewet wordt bij onge
steldheid afwezigheid of ontstentenis van den secretaris, deze
vervangen op de wijze bij het reglement van orde voor de
vergadering van den raad te bepalenin casu door een der
ambtenaren van de secretarie daartoe door burgemeester en
wethouders aan te wijzen.
Spr. heeft er echter geene bedenking tegen dat een der
opzichters tijdelijk met de werkzaamheden van den hoofdop
zichter wordt belastechter zonder den titel.
De heer Reeling Brouwer wijst er met allen nadruk
op dat de bevordering van een goeden gang van zaken voor
burgemeester en wethouders onmogelijk isindien er niet één
opzichter is, die boven de anderen staat. De opzichter Faber
is belast geweest met de gewone onderhoudswerkenin den
laatsten tijd had hij het toezicht op buitengewone werkende
opzichter Buwalda is belast o.a. met het toezicht op het onder
houd der bestratingen en de opzichter vsn Nimwegen met het
toezicht op de rioleeringen en het bouwen. Nu gaat het toch
niet aan voor burgemeester en wethoudersieder van hen af
zonderlijk te raadplegenzij moeten met één opzichter te doen
hebbendie boven de anderen staat en als zoodanig door de
anderen wordt erkend.
De heer Menalda heeft wel oor voor de bezwaren van den
heer Bekhuis maar gevoelt aan den anderen kant ook iets
voor de denkbeelden van den heer van Sloterdijck waar deze
het amendement van den heer Bekhuis onaannemelijk acht als
gekant tegen den wensch van burgemeester en wethouders
om een opzichter aan te stellen die boven de anderen staat
en met wien zij ter bespreking van zaken alleen te maken
hebben. Zou er nu niet vraagt spr., ter bemiddeling eene
wijziging in het voorstel van burgemeester en wethouders kun
nen worden aangebrachtwaardoor aan de bezwaren van weers
zijden eenigermate kan worden tegemoet gekomen Zou er
bezwaar tegen bestaanhet voorstel aldus te wijzigen dat in
plaats van tijdelijke voorziening in de betrekking van hoofd
opzichter werd gelezen „tijdelijke voorziening in de waarne
ming der werkzaamheden van den hoofdopzichter
Dan wordt niemand aangesteld en men zal toch iemand
hebbendie de werkzaamheden van hoofdopzichter waar
neemt.
De Voorzitter vermeentdat aan het denkbeeld van den
heer Menalda kan worden voldaan, door het woord „betrekking"
in de conclusie van burgemeestar en wethouders te doen ver
vangen door „werkzaamheden."
De heer Troelstra heeft bezwaar tegen het denkbeeld van
den heer Menalda. Er bestaan twee instructiën een voor den
hoofdopzichter en een voor de opzichters; in die instructiën
worden natuurlijk verschillende werkzaamheden voorgeschreven.
Volgens het denkbeeld van den heer Menalda zou een opzichter
eenvoudig belast worden met de werkzaamheden van hoofd
opzichter. Dit is niet geheel de zaak. In de verordening staat,
dat bij verhindering of ontstentenis van den directeur deze
wordt vervangen door den hoofdopzichterdeze is dan de ver
antwoordelijke man voor burgemeester en wethouders, hij moet