Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 22 Januari 1895.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 22 Januari 1895. 27
26
lijkheid het hoogste woord moest hebben. Na de heden ge
voerde discussiën helt hij over tot de zijde van burgemeester
en wethouderswant hij is er niet van overtuigd geworden
dat in deze van billijkheid sprake kan en mag zijn. Het zou
willekeur zijn om de boetedie vooruit is bepaald en waar
omtrent 't bij beide partijen bekend is dat ze zal worden toe
gepast nu te verlagen tegen een dergelijk willekeurig om
springen met contracts-bepalingen heeft spr. bezwaar. In het
vervolg zou het dan moeilijk valleneen besluit te nemen
elke aannemer zal met evenveel recht er op mogen rekenen
dat, indien wegens te late oplevering van een werk de in het
bestek bepaalde boete wordt toegepast, hij wel niet degeheele
boete zal hebben te betalen.
De heer Bekhuis zeide dat de ongunstige weersgesteldheid
van grooten invloed op de uitvoering van dit werk is geweest.
Dit is waar maar dit kan bij elk werk voorkomen. Moet de
aannemer niet eenigszins daarop rekenen Had hij geen en
kelen regendag gehad, dan ware dit in zijn voordeel geweest.
Het moge hard schijnen maar spr. is er voor zich strikt
te houden aan de bepaling van het bestek; hij acht dit ook
noodig met het oog op werken in de toekomst.
De heer Meijer zegt, dat de gang van redeneering van den
heer Bekhuis is als volgtde termijn voor de provisioneele op
levering van het werk is gesteld op 15 Augustus met het oog
op normale omstandigheden en een le klas aannemer. Hier
had men echter niet te doen met een le klas aannemer en
daarom moet niet de volle boete worden toegepast. De kwestie
komt dus hierop neer: hoe minder bekwaam de aannemer is,
naar die mate is hij minder boetvallig. Dit is eene onjuiste
redeneering. De termijn wordt niet bepaald met het oog op
den aannemer, maar in verband met den aard en den omvang
van het werk. Blijkt de aannemer niet voor het werk be
kwaam te zijn dan kan dit geen argument zijn om hem
kwijtschelding der boete te verleenen.
De heer Dijkstra sprak over de overschrijding van de termij
nen op 1 Mei en 1 Juni. Spr. zeide straks, dat burgemeester
en wethouders reeds eenige consideratie hadden gebruiktdoor
de op 1 Mei en 1 Juni vervallen boeten niet in rekening te
brengen. Dit was in zoover een gunst, dat den aannemer de
gelegenheid werd gegeven den verzuimden tijd in te halen en
door oplevering van het geheele werk op tijd, geheel van eene
boete vrij te komen.
De heer Beekhuis verwondert er zich over, dat de kwes
tie van billijkheid telkens ter sprake komt. Hij vindt niet, dat
de billijkheid op den voorgrond moet tredenwant dan en
hierin is spr. het met vorige sprekers eens zal men er
teeds aan bloot staan, dat bij volgende gelegenheden de aan
nemers zich daarop zullen beroepen. Spr. zal zoowel tegen
het voorstel van burgemeester en wethouders als tegen de
amendementen stemmenomdat hij meent, dat er rechtens in
het geheel geen boete mag worden geheven.
De aannemer heeft, met 33 der Algemeene Voorschriften
in de hand, het recht aan zijne zijde. De groote massa's regen,
tijdens en vóór of na het werk gevallen, zijn een der hoofd
oorzaken van de te late oplevering van dit werk geweest.
De heer Hijlkeuia heeft tot dusver twee amendementen
hooren indienen, het eene om de boete van f C00het andere
om die op f 300 te bepalen.
Misschien worden er nog meer dergelijke amendementen in
gediend. Spr. heeft zich afgevraagd, of zulk loven en bieden
niet beneden de waardigheid van den raad is. Hij zou kun
nen medegaan met een eventueel voorstel van burgemeester
en wethouders tot verlaging van de boete, op goede motieven
gegrond maar nu dergelijk voorstel niet van dat college uit
gaat zal hij aan hun voorstel tot afwijzing van het verzoek
vasthouden, daar dit hem rechtvaardig en billijk voorkomt.
De heer TrOölstra voelt zich gedrongen, naar aanleiding
van het door den heer Beekhuis gesprokene, aan het debat
deel te nemen. Deze geachte spreker brengt de kwestie op
een ander terrein. Hij is tegen het voorstel van burgemees
ter en wethouders, omdat dit niet rechtvaardig zou zijn. Hier
uit moet volgen, dat burgemeester en wethouders met toepas
sing van boete onrechtvaardig gehandeld hebben. Spr. moet
hiertegen opkomen.
De oplevering van het geheele werk is te laat geweest.
Vóór de vóórlaatste termijnsbetaling is gevraagd, hoeveel regen
dagen in korting moesten worden gebracht, en nu zal niemand
met recht kunnen beweren dat de door burgemeester en
wethouders gemaakte berekening onrechtvaardig is geweest.
Hoe moeten alle mogelijke gevallen van force majeure wor
den beoordeeld? Hoe moet worden berekend, welke schade
de aannemer heeft ondervonden door des nachts gevallen
regen
Moeten argumenten, als heden zijn aangevoerd ter motivee
ring van eene kwijtschelding der boetehier geldendan
wordt 't voor burgemeester en wethouders in 't vervolg
uiterst moeilijk. Zij hebben de weekstaten, die door den
aannemer mede zijn onderteekend, een bewijs dat hij zich
daarmede vereenigde, geraadpleegd en de daarop voorkomende
aanteekeningen omtrent het getal regendagen tot grondslag
genomennaar een maatstaf als algemeen gebruikelijk is.
Daarnaar hebben zij de boete vastgesteld en deze bij de vóór
laatste termijnsbetaling ingehouden. Burgemeester en wet
houders handelden geheel overeenkomstig de voorwaarden van
aanneming. Men kan meenen dat er reden bestondom
de regendagen anders te berekenen maar dit is eene parti
culiere meening, die ieder lid van den raad voor zich zelf kan
hebben.
Onrechtvaardig hebben burgemeester en wethouders niet
gehandeld. Spr. moet hiertegen ten sterkste protesteeren.
De Voorzitter moet nog wijzen op eene inconsequentie
die zou voortspruiten uit eene aanneming van een der amen
dementen. Indien tot geheele of gedeeltelijke kwijtschelding
wordt beslotenzal daarin voor het vervolg voor alle aanne
mers eene aanwijzing gelegen zijnom niet met gepasten
spoed een werk uit te voeren, maar daarmede te traineeren.
Loopt de boete over slechts enkele dagen dan zal er geen
sprake van kwijtschelding zijn maar laat men de boete aan
groeien tot ƒ1200, dan zal de raad in overweging nemen,
geheele of gedeeltelijke ontheffing van die boete te verleenen.
Spr. meende op deze inconsequentie te moeten wijzen.
De heer Duparc moet, naar aanleiding van 't laatst door
den voorzitter gesprokenenog eene opmerking maken. Spr.
heeft als lid van den raad wel voor heeter vuren geslaan
dan heden en te oordeelen gehad over kwijtschelding van
boeten van duizende guldens. Steeds verklaarde hij zich te
gen kwijtschelding als de te late oplevering niet het gevolg
was van force majeure. Van hem kan dus niet worden gezegd,
dat het hooge bedrag dezer boete hem gunstig stemt voor kwijt
schelding. Hij heeft zijn amendement alleen gegrond op de
overwegingdat de berekening der regendagen hem niet juist
voorkomt.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het subamendement van den heer Bekhuis, om de boete op
300 te bepalen, wordt in stemming gebracht en verworpen
met 14 tegen 4 stemden. Vóór stemden de heeren Feitz
Haverschmidtvan der Scheer en Bekhuis.
Het amendement van den heer Duparc in stemming ge
bracht, wordt aangenomen met 10 tegen 8 stemmen, die van
de heeren Hijlkema Meijer Reeling BrouwerBeekhuis
Wolff, Troelstra, Beucker Andreae en van Ketwich Verschuur.
Alzoo wordt besloten
aan G. Jansen de helft der door hem beloopen boete en dus
tot een bedrag van 600 kwijt te schelden.
4. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van adressen van de af deeling Leeuwarden der vereeniging
tot afschaffing van sterken drank e.a. om de kermis af te
schaffen of in te krimpen.
De afdeeling .Leeuwarden" der Nederlandsche vereeniging
tot afschaffing van sterken drank heeft verzochthet daarheen
te leiden, dat de kermis, evenals in vele groote en kleine ge
meenten reeds geschiedde, ook hier zoo spoedig mogelijk worde
afgeschaft.
De afdeeling Leeuwarden van het Ned. Werklieden verbond
.Patrimonium", de Christen geheel-onthouders vereenigingde
afdeeling Leeuwarden van de Ned. Midddernachtzending ver
eeniging en de Jongelingsvereeniging tot afschaffing van ster
ken drank „Nut en genoegen" hebben hunne instemming met
dat adres betuigd.
De afdeeling van Patrimonium verzoekt tevensomindien
niet tot afschaffing van de kermis mocht worden besloten, haar
dan zooveel in te korten, dat de Zondag niet door het kermis-
gejoel aan zijne bestemming worde onttrokken.
In verband met deze adressen brengen burgemeester en wet
houders in herinnering dat in de raadsvergadering van 26
April 1883 besloten werd, den duur der kermis van 14 dagen
tot 9 dagen in te korten.
Burgemeester en wethouders zijn nog, evenals in 1883, van
meening, dat de afschaffing der kermis niet door het gemeen
tebelang geboden, noch wenschelijk gemaakt wordt.
Voor een groot deel der bevolking dezer gemeeente is de
kermis de eenige uitspanningstijd geblevengedurende dien
tijd bestaat voor hen de eenige gelegenheid, om te kunnen ge-
genieten van voorstellingen van verschillenden aard die zich
anders niet voordoen of voor hen onbereikbaar zijn.
De kermis heeft hare schaduwzijde, maar het komt burgemees
ter en wethouders voordat die door de adressanten zeer
overdreven wordt voorgesteld.
Tegen de inkorting der kermis zóó, dat de Zondag daarbui
ten valtbestaan bij burgemeester en wethouders bezwaren.
Immers, juist de Zondag is de meest aangewezen dag voor
den werkman, om met zijn geheele gezin zich te ontspannen.
Door maatregelen, zooals in het vorige jaar door den burge
meester zijn genomen, kan worden voorkomen, dat door straat
muziek hinder wordt veroorzaakt gedurende de godsdienstoefe
ningen.
De adressanten deelen mededatindien het waar mocht
zijn, dat de behoefte aan ontspanning bij ophefffng der kermis
niet voldoende bevredigd zou worden daarin langs anderen
weg ruimschoots zou zijn te voorzien, maar zij geven niet aan,
welke die weg is, en doen geen uitvoerbaar plan aan de hand,
om de volksklasse eenige doelmatige uitspanning te verschaf
fen, ter vervanging van de kermisvermakelijkheden.
Een ander motief voor het behoud van de kermis is voor
burgemeester en wethouders gelegen in het voordeeldat
vele neringdoende ingezetenen uit de kermis trekken.
Burgemeester en wethouders stellen nu voor, te besluiten
de verzoeken tot afschaffingsubsidiairtot inkorting
van den duur der kermis, door den Zondag daarbuiten te doen
vallen, te wijzen van de hand.
Zonder discussie wordt dienovereenkomstig besloten.
5. Rapport der raadscommissie omtrent het onderzoek van
den geloofsbrief van het nieuw benoemd lid van den raad
den heer Mr. W. Kolff.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit rapport besloten:
den heer Mr. W. Kolff als lid van den raad dezer gemeente
toe te laten.
6. Advies der reclame-commissie omtrent bezwaarschriften
in beroep tegen aanslagen in den hoofdelijken omslagen
7. Rapport der reclame-commissie omtrent bezwaarschriften
tegen aanslagen op het le suppletoir kohier van den hoofde
lijken omslag.
In verband hiermede wordt de openbare vergadering gesloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.