42
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 12 Maart 1895.
De uitslag der gehouden stemmingen is, dat tot leden dezer
commissie worden benoemd de aftredende leden de heeren
W. 'J. Oosterhoff J. F. H. Bekhuis en Mr. I. Wolff, terwijl
voor de vacatureontstaan door het overlijden van den heer
G. Menalda Az„ wordt benoemd de heer J. Theunisse met 16
van de 17 uitgebrachte stemmen.
Eéne stem was uitgebracht op den heer T. Konter.
Door burgemeester en wethouders is tot voorzitter dezer
commissie aangewezen de heer Dr. N. Reeling Brouwer.
4. Benoeming van leden der raadscommissie voor het ste
delijk muziekkorps.
De uitslag der gehouden stemmingen is dat tot leden de
zer commissie worden benoemd de aftredende leden, de hee
ren Mr. J. L. van Sloterdijck Jlir. Mr. G. van Eijsinga en
D. Tigler Wijbranditerwijl voor de vacatureontstaan door
het overlijden van den heer G. Menalda Az., wordt benoemd
de heer Mr. H. D. van Ketwich Verschuur met 13 van de 17
uitgebrachte stemmen; de heer Mr. G. Beekhuis verkreeg 4
stemmen.
Tot voorzitter dezer commissie is door burgemeester en
wethouders aangewezen de heer Dr. N. Reeling Brouwer.
5. Benoeming van een lid der Baadscommissie voor de
openbare werken (vacature de heer G. Menalda Az.)
De uitslag der gehouden stemming isdat zijn ingeleverd
twee briefjes van onwaarde en voorts uitgebracht 11 stemmen
op den heer N. T. Haverschmid J.Hz., 2 stemmen op den heer
S. H. Hijlkema en op de heeren A. Duparc en T. Konter ieder
een stem zoodat de heer N. T. Haverschmidt J.Hz. tot lid
der bovengenoemde commissie wordt benoemd.
Wordt opgemerktdat de heeren van Ketwich Verschuur en
de la Faille tijdens de stemmingen ter benoeming van de bo
vengemelde commissieleden nog niet ter vergadering waren
verschenen.
6. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het verlee-
nen van eervol ontslag aan de onderwijzeres Mej. E.P. Bersma.
De conclusie van dit voorstel luidt
aan Mej. E. P. Bersmaovereenkomstig haar verzoek met
ingang van 1 Mei 1895 eervol ontslag te verleenen als onder
wijzeres aan de gemeenteschool no. 10.
Dienovereenkomstig wordt zonder discussie en hoofdelijke
stemming besloten.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei
ding van een adres van de heeren J. A. van Laer en J.
Dudok van Heelom voorloopige concessie voor den aanleg
van een stoomtramweg.
In de raadsvergadering van 12 Februari j. 1. werd om be
richt en raad in handen van burgemeester en wethouders ge
steld een adres dd. 1 Februari 1895 van de heeren J. A. van
Laer en J. Dudok van Heel te Amsterdam die daarbij ver
zoeken hun voorloopig concessie te willen verleenen tot den
aanleg van een stoomtramweg door de gemeente Leeuwarden
naar de gemeenten Menaldumadeelhet Bildt en Ferwerdera-
deel.
Tegen de inwilliging van dat verzoek bestaat naar de mee
ning van burgemeester en wethouders geen bezwaar. In 1883
toch werd ook gunstig beschikt op een adres van den heer P.
Th. Stornebrink om concessie voor den aanleg en de exploita
tie van een stoomtramweg door de gemeente die echter niet
tot stand kwam.
Mitsdien stellen burgemeester en wethouders voor te be
sluiten
aan de adressanten de gevraagde voorloopige concessie te
verleenen.
De beraadslagingen over dit voorstel worden geopend
De heer Beekhuis doet opmerken, dat blijkens het adres
van adressanten deze blijkbaar een votum dezer vergadering
wenschen uit te lokken waardoor zij zouden weten hoe later
eene definitieve concesssie aanvraag zoude worden ontvangen.
Nu komt het spr. voordat het misschien beter zou zijn
indien men, in plaats van eene voorloopige concessie te verlee
nen, bij wijze van motie te kennen geeft tegen eene concessie,
als door adressanten wordt gevraagd, geen bezwaren te hebben.
Het kan toch zijn, dat ook anderen eene concessie als door
adressanten bedoeld, zullen aanvragen, en dan is men, wan
neer de raad overeenkomstig spr's bedoeling een besluit neemt,
geheel vrij terwijl men anders tegenover adressanten gebon
den is.
De Voorzitter wijst er op, dat adressanten in hun adres
te kennen gevendat zij bij het eventuëel verleenen eener
voorloopige concessievóór 1 Mei 1895 eene definitieve con
cessie zullen aanvragen.
De raad zal zich dus door het nemen van het voorgestelde
besluit in het geheel niet binden tegenover de adressanten, aan
gezien na de definitieve aanvrage door burgemeeeter en wet
houders in hun dan te formuleeren voorstel de voorwaarden
worden omschreven, waarop de concessie zal worden verleend.
Van andere concessie aanvragen van gelijke strekking als de
onderwerpelijke is bij burgemeester en wethouders niets be
kend en, al kwam eene gelijksoortige aanvrage bij den raad in,
dan zou daardoor het voorstel van burgemeester en wethou
ders zijn voorloopig karakter niet verliezen.
Door dit voorstel wordt derhalve niet gepraejudicieerd op
nadere aanvragen van anderen om concessie, en de raad bindt
zich dus tegenover de adressanten niet, door hun eene voor
loopige concessie te verleenen.
De heer Beekhuis dankt den Voorzitter voor de verstrekte
inlichtingen en heelt nu geen bezwaar meer tegen het voor
stel.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna het voorstel van
burgemeester en wethouders onveranderd aangenomen.
8. Voorstel van burgemeester en icethouders om aan den
heer H. Hommes vergunning te verleenen tot plaatsing van
een schiphuis in eene sloot bij Pietersburen.
In de raadsvergadering van den 12 Februari j.l. werd om
bericht en raad in handen van burgemeester en wethouders
gesteld een adres d.d. 26 Januari j.l. van den heer H. Hom
mes alhier inhoudende het verzoekom vergunning tot het
plaatsen van een jacht- of schiphuislang ongeveer 8 meter
en breed ongeveer 2i meterin de sloot ten zuiden van Pie
tersburen bij het Zuidvliet, welke sloot de scheiding uitmaakt
tusschen de perceelen land ten kadaster bekend gemeente
Leeuwarden in sectie G nos. 3134 en 3135, in eigendom be-
hoorende aan de gemeente.
De directeur der gemeentewerken heeft bij zijne missive d.d.
20 Februari j.l. no. 101/1 bericht, dat tegen de inwilliging van
het verzoek geen bezwaar bestaat en hij geeft daarbij in
overwegingte bepalen dat de adressant jaarlijks 1 huur
betalen zal.
Burgemeester en wethouders hebben ook geen beden
king tegen het verleenen der vergunning doch achten
eene jaarlijksche retributie van 5 in betere verhouding tot
die, welke voor andere dergelijke vergunningen wordt be
taald.
Burgemeester en wethouders stellen derhalve voor te be
sluiten
De gevraagde vergunning met ingang van den 1 Mei 1895
tot wederopzegging te verleenen, onder voorwaarde
1. dat het schiphuis moet worden geplaatst volgens aan
wijzing van den directeur der gemeentewerken en op zooda
nige wijzedat de afstrooming door de sloot niet worde be
lemmerd.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 12 Maart 1895. 43
2. dat het schiphuis steeds in goeden staat moet worden
onderhouden.
3. dat jaarlijks vóór of op den 1 Juli voor het eerst op
den 1 Juli 1895 ten kantore van den gemeente-ontvanger
eene retributie van 5 moet worden betaald als erkenning
van het eigendomsrecht der gemeente op den grond en op
de sloot.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt daartoe be-
besloten.
.9. Voorstel van burgem 'ester en wethouders tot het ver
leenen van pensioen aan twee eervol ontslagen werklieden en
eene schoonmaakster der gemeente.
De directeur der gemeentewerken gaf burgemeester en
wethouders bij missive dat 19 Januari j. 1. no. 37/7 in over
wegingeervol ontslag te verleenen aan twee werklieden en
eene schoonmaakster bij de gemeentewerken, die door ouder
dom ziekte en gebreken niet meer in staat zijn, hunne be
trekkingen naar behooren waar te nemen Deze zijn
Johannes Markus Woudsma, oud 76 jaar sedert 4 Februari
1844 onafgebroken in dienst der gemeente als verver laat
stelijk opzichter der verfwerken. Thomas Munniks oud 71 jaar,
sedert April 1865 onafgebroken werkzaam als metselaar en
A. Feugen wed. J. Ras oud 88 jaar, sedert 1 Mei 1844 schoon
maakster van de bureaux der gemeentewerken.
Op bovengemelden grond hebben burgemeester en wethou
ders aan deze personen eervol ontslag verleend met ingang
van 1 April 1895.
Bij de overgelegde adressen hebben J. M. Woudsma en T.
Munniks verzochtin het genot van pensioen te worden gesteld.
In verband met de redenen, die tot het verleenen v n eer
vol ontslag hebben geleid bestaan er h. i. termen om aan
hen, zoomede aan de Wed. J. Ras, een jaarlijksch pensioen te
verleenen, overeenkomstig de bepalingen der betrekkelijke ver
ordening (gemeenteblad no. 32 van 1893).
Onder overlegging van een staat van dienst wordt voorge
steld te besluiten met ingang van 1 April 1895 een jaar
lijksch pensioen te verleenen aan
Johannes Markus Woudsma, eervol ontslagen opzichter der
gemeentelijke verfwerken, tot een bedrag van ƒ300.
Thomas Munniks eervol ontslagen metselaar in dienst der
gemeente, tot een bedrag van ƒ172.
Albertina Feugen, wed. J. Ras, eervol ontslagen schoon
maakster van de bureaux der gemeentewerken, tot een bedrag
van 74.
De beraadslagingen over dit voorstel worden geopend.
De heer Haverschmidt betuigt zijne instemming met
het voorstelniet alleen omdat het personen betreft, die 30
en 50 jaren achtereen de gemeente met toewijding hebben gediend,
maar tevens, omdat het personeel van de gemeentewerf weer
met een paar oudjes wordt verminderd.
In verband met het gesprokene bij de behandeling der ge-
meentebegrooting veroorlooft spr. zich de vraag of burge
meester en wethouders bereid zijn in te gaan op het denk
beeld van den directeur der gemeentewerken om de twee
opengevallen plaatsen voorloopig niet te vervullen.
De Voorzitter kan op de vraag van den heer Haver
schmidt geen bepaald antwoord geven. De door dien geach-
ten spreker bedoelde zaak heeft nog geen punt van overwe
ging bij het college van burgemeester en wethouders uitge
maaktomtrent de al of niet vervulling van de open te vallen
functiën zijn door den directeur der gemeentewerken nog geen
definitieve voorstellen bij het dagelijksch bestuur ingediend.
Hierna wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming on
veranderd aangenomen.
10. Voorstel van burgemeester en .weihouders om aan de
stads turfmeters een jaarlijksche tegemoetkoming uit de ge
meentekas toe te kennen in de kosten van aankoop en onder
houd van tonnen.
Bij de laatste opneming van de spaarkas van de turfmeters
werd de aandacht van burgemeester en wethouders gevestigd
op het verminderen hunner verdiensten en verzochten de turf
meters maatregelen te willen nemenom hunne financieele
positie te verbeteren.
Die verdiensten zijn zoodanig gedaalddat het moeilijk valt
in de aanschaffing van nieuwe en het onderhoud van de oude
tonnen te voorzien.
Ter bestrijding van deze kosten verzoeken de turfmeters den
steun van het gemeentebestuur.
Burgemeester en wethouders brengen in herinnering, dat bij
raadsbesluit van 27 Januari 1891 aan de korenmeters-wegers
van granen enz. dezer gemeente eene jaarlijksche tegemoetko
ming van 80 werd toegekend in de kosten van patenten, zakken
maten en verdere benoodigdheden.
Sedert de wet op de patentbelasting is vervallen is dat be
drag verlaagd tot 30.
Bij gemeld raadsbesluit werd overwogen, dat de korenmeters
wegers geen ambtenaren en bedienden in dienst der gemeente
zijn noch eenige werkzaamheden voor haar verrichten maar
dat de instelling bestaat in het belang van den handel en dat
er termen bestaan hun eene tegemoetkoming te geven in de
kosten, die zij voor de uitoefening van hunne betrekking nood
zakelijk moeten maken. Volgens de meening van burgemees
ter en wethouders geldt datzelfde argument ook ten opzichte
van de turfmeters.
Zoolang ingezetenen dezer gemeente de diensten van de
van gemeentewege aangestelde personen op prijs stellen, ach
ten burgemeester en wethouders het wenschelijk aan de
turfmeters eenige tegemoetkoming te geven in de bovenver
melde kosten, welke blijken voor hen te bezwarend te zijn.
Burgemeester en wethouders stellen ten slotte voor te be
sluiten
aan de turfmeters dezer gemeente jaarlijks eene tegemoet
koming uit de gemeentekas toe te kennen in de kosten van
aankoop en onderhoud van tonnen, tot een bedrag van 30,
gerekend te zijn ingegaan den 1 Jannari 1895.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Duparc zegtdathoe gaarne hij ook de onder
werpelijke werklieden zou willen helpen hij zich toch om het
b ginsel dat het hier betreft tot zijn leedwezen genoopt
vindttegen hel voorstel van burgemeester en wethouders te
stemmen. Hun argument isdatzoolang ingezetenen de
diensten van de stads-turfmeters op prijs stellenhet wen
schelijk moet worden geacht hun eenige tegemoetkoming te
geven in de kosten van aankoop en onderhoud der door hen
benoodigde tonnen. Spreker noemt dit argument van al heel
weinig beteekenis. Veel beter ware het volgens hem de ge-
heele instelling op te heffen. Waaraan heeft zij haar ontstaan
te danken als hij dit laatste woord in deze zaak mag be
zigen Aan den tijd van de lands vaderlijke regeering. De
regeling berust op het koninklijk besluit van 18 Mei 1827
(Staatsblad no 25) waarbij niets minder dan aan de stede
lijke of plaatselijke besturen allerlei voorschriften werden ge
geven voor het geval ze het „voor de belangen van den han
del of van de ingezetenen in het algemeen nuttig of noodig
mochten achteneene vereeniging daar te stellen van door
hetzelve aan te stellen werklieden tot het lossen laden ver
voeren of verwerken van goederen". En de toenmalige bestu
ren serviel in de hoogste matelieten zich deze voorschrif
ten maar aanleunen als wilden zij niet onder doen in „va
derlijke zorg" voor de ingezetenen. Sedert zijn bijna 70 jaren
verloopen en nog altoos vindt men de genoemde instelling te
Leeuwarden. Volgens spreker heeft zij reeds lang opgehou
den recht van bestaan te hebben. Zij moest dienen om de