44 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 12 Maart 1895. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 12 Maart 1895. 45 ingezetenen door de aanstelling van beëedigde personen een waarborg te geven dat zij inderdaad de bepaalde hoe veelheid turf ontvingenen dat de dragers vertrouwde perso nen waren die gerust in de woningen konden worden toege laten. Daargelaten dat de meeste menschen dezen waarborg niet voldoende achten daar zij toch steeds hunnerzijds toezicht op het meten laten houden spreker hoort zich toefluisteren dat van wege de gemeente zelve op deze wijze wordt te werk gegaan -- vraagt hijwaarom speciaal gemeentezorg bij het opslaan van turf? Waarom deze zelfde zorg dan ook niet uit gestrekt bij het inslaan van steenkoolcokes briquetten en houtom slechts te gewagen van brandstoffen en gezwegen van zoo groote menigte andere levensbehoeften bij de aan schaffing waarvan de ingezetenen zich geheel moeten verlaten op de leveranciers Bovendien hoe langer zoo meer wordt de turf ingeslagen niet bij de maatmaar bij het getalwaarbij het inroepen van de hulp der stads meters geheel overbodig is. Burgemeester en wethouders beroepen zich op een précé denthet in 1891 door den raad genomen besluit, om aan de stads-korenmeters-wegers eene jaarlijksche tegemoetkoming te geven in de kosten die zij voor de uitoefening va hunne betrekking moeten maken. Slechts noode gaf spreker zijn stem aan het voorstel daartoe omdat hij ook hunne instel ling beschouwtals niet meer tot onzen tijd te behooren. Maar de Leeuwarder handel had en heeft deze personen nog steeds noodig om het commercieel verband te bewaren met verscheidene andere plaatsenwaar dezelfde instelling be staat. Het gold hierbij dus werkelijk een handelsbelang. Spreker zou wenschen dat burgemeester en wethouders bij het ontstaan van vacatures als stads-turfmeters deze niet we der aanvulden. Daardoor zouden de overblijvenden van zelf langzamerhand een beter bestaan verkrijgen. Ten slotte zou het korps zijn uitgestorvenal wenscht hij intusschen ieder stads-turfmeter een zoolang leven mogelijk toe en dan ware aan deze zaak voor goed een einde gekomen. De heer Troelstra zegt, dat de heer Duparc in herin nering heeft gebracht de geschiedenis van het ontstaan der turfmetersvereenigingdie zou dateeren uit de grijze oudheid. Er heeft echter na de invoering van het Koninklijk besluit van 1827 eene nadere organisatie plaats gehad ten opzichte van de stadsturfmeters. Hij moet den heer Duparc dan ook doen opmerken, dat het niet opgaat te zeggen, dat de regeling ten opzichte der stads turfmeters, zooals die thans bestaat, haar ontstaan zou heb ben te danken aan het Koninklijk besluit van 1827. Toen de plaatselijke belasting of accijns op brandstoffen indertijd is ingevoerd, bestond er behoefte aan de aanstelling van beëedigde turfmeters die van gemeentewege worden aangesteld en eene belooning ontvangen naar eene bij ver ordening vastgesteld tarief. Het is den heer Duparc bekenddat voor een paar jaar getracht isom eene wijziging te brengen in de bestaande bepalingen omtrent de stadsturfmeters en stadsturfdragers. Ofschoon de toen beoogde wijziging niet tot stand is ge komen, is destijds toch gebleken dat de diensten welke de stadsturfmeters en dragers aan de ingezetenen in het algemeen bewijzen, nog wel degelijk van beteekenis zijn. Er wordt van de diensten der stadsturfmeters en dragers nog al gebruik gemaakt. Het gaat volgens spr. daarom niet aandie corporatie, welke nu toch eenmaal bestaatzoo maar op eens op te heffen en af te danken. Bij het aangehaald koninklijk besluit van 1827 was o a. aan de meters en dragers de verplichting opgelegd tot het aanleggen van een spaarkas, tot het bekostigen van nieuwe en het onderhoud van werktuigen en gereedschappen en om daaruit aan de leden der spaarkas eene ondersteuning te ve'r- leenen bij overlijden als anderszins. De spaarkas, mede als een gevolg van de verminderde veidiensten, bestaat niet meer, zoodat ook geene nieuwe ton nen voor de meters daaruit kunnen worden aangeschaft. Vroeger werd van de nieuw aangestelde meters een z.g. entréegeld geheven, waaraan ook al niet meer de hand kan worden gehouden. Burgemeester en wethouders hebben om al die redenen ge meend, dat er in deze omstandigheden wel aanleiding bestaat, om hun eene kleine toelage te verleenen voor aanschaffing en onderhoud der tonnen. Bovendien gaat het niet aan om, zooals de heer Duparc wenscht, de turfmeters te laten uitsterven, daar het toch dikwijls voorkomt, dat hun diensten op vier of meer plaat sen tegelijk worden gevraagd bij het lossen van tuif. Er moet dus een vast getal turfmeters blijven, om behoor lijk in den dienst te kunnen voorzien, of men moet de ver- eeniging opheffen. Bij de stadsturfdragers wordt het getal wel ingekrompen omdat dit met het oog op hunne tegenwoordige getalsterkte geene overwegende bezwaren oplevert. Burgemeester en wethouders staan voor het feitdat de turfmeters inderdaad eenige financiëelen steun van wege de gemeente noodig hebben, daar zij toch van goede meettonnen moeten zijn voorzien. Waar nu den korenmeters voor eenige jaren geleden ook tengevolge van hunne veel verminderde verdiensten, eene jaarlijksche toelage uit de gemeentekas is toegezegd oorspron kelijk tot 80 en later na de afschaffing der patentbelasting lot 30 ten behoeve van de aanschaffing van zakken enz., daar komt het burgemeester en wethouders billijk voor, ook aan de stads turfmeters eene toelage te geven waaruitzij de aanschaffing van nieuwe en het onderhoud der in gebruik zijnde tonnen kunnen bekostigen. De heer Duparc doet den heer Troelstra opmerkendat zijn beroep op de accijns op de brandstoffen thans niet meer kan opgaan. Die accijns toch bestaat sinds 18C7 niet meer. Moge er nog altoos een zekere hoeveelheid turf jaarlijks door de stads-meters worden gemetendat bewijst volgens spreker niets, of het moest zijn, dat er nog altoos menschen worden gevonden, die, omdat er nu eenmaal stadsmeteis zijn, van dezen ook gebruik maken. Spreker twijfelt er echter geen oogenblik aan, of deze menschen zouden zich gereedelijk er bij neerleggen, indien het inslaan van turf evenals van alle andere levensbe- noodigdheden, geheel aan henzelven buiten inmenging van ge meentewege, werd overgelaten. De heer Troelstra wijst er opdat men bij de beoor deeling dezei zaak vooral niet uit het oog moet verliezen, dat bij opheffing of ontbinding van de vereeniging der stads-turf meters en dragers de arbeiders zullen worden overgegeven aan eene bandelooze concurrentie, daar toch nog steeds turf gemeten en vervoerd zal moeten worden. Spr. is van meeningdat de tegenwoordige tijdsomstandig heden nu juist geene aanleiding geven om tot dien stap over te gaan. De Voorzitter vermeent de sprekers opmerkzaam te moeten makendat afschaffing van de stadsturfmeters feitelijk bij het onderwerpelijk voorstel niet aan de orde is. Het geldt thans alleen het verleenen van eene toelage aan de stadsturfmeters, eene vereeniging van personen, die in deze gemeente bestaat krachtens de vigeerende verordening. De heer van der Scheer zegt, dat door den lieer Duparc in het midden is gebrachtdat de gemeente zelf de stadsturf meters doet controleeren door een door haar aangesteld per soon. Ter juiste appreciatie van die mededeeling doet spreker op merken, dat het hem in andere functie meermalen is gebleken, dat bij den opslag van turf ten behoeve van het Stads-Zieken- huisvroeger althans de controle op de stadsturfmeters en dragers bij die gelegenheid steeds plaats had door nu wijlen J. Geelhof, welke, als zoodanig in dienst der gemeente was. De Voorzitter geeft den heer van der Scheer te kennen, dat deze geachte spr. zich ten opzichte van den aard van het door hem bedoelde toezicht ten eenenmale vergist. De door den heer van der Scheer bedoelde persoon was niet belast met de controle op de hoeveelheid van de gemeten en opgeslagen turf, maar alleen oefende hij het toezicht uit op de kwaliteit van de turf. De heer van der Scheer deelt nog mede, dat hem in zijne betrekking als lid der commissie van het stadszieken huis was opgedragen, om toe te zien op de kwaliteit der aan die inrichting geleverde turf; hem is toen steeds gebleken, dat er een afzonderlijk daarbij aangewezen persoon belast was met het controleeren van de hoeveelheid geleverde turf. De beraadslagingen worden hierop gesloten. Het voorstel in stemming gebracht wordt aangenomen met 15 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren Hijlkema, van der Scheer en Duparc. 11. Voorstel van burgemeester en wethouders naar aanlei ding van een nader verzoek van Gf. Jansen, om geheele kwijt schelding van boete. Bij raadsbesluit van 12 Februari j.l. is in handen van bur gemeester en wethouders om bericht en raad gesteld een adres van G. Jansen, d.d. 4 Februari 1895, om kwijtschelding der boete hem opgelegd bij raadsbesluit van 22 Januari be vorens wegens te late oplevering der door hem aangenomen werken tot demping en noleering der gracht tusschen de Tui nen en de Waeze. Ter voldoening aan het raadsbesluit van 12 Februari 1895 berichten burgemeester en wethouders dat zij het bovenge meld adres in handen hebben gesteld van den directeur der gemeentewerken die daaromtrent heeft geadviseerd bij mis sive van 19 Februari j.l. no. 96/3. Burgemeester en wethouders meenen zich bij hun advies in hoofdzaak te kunnen refereeren aan hun voorstel van den 8 Januari 1895 en naar hetgeen bij de behandeling daarvan in de raadsvergadering van den 22en dier maand door den voor zitter en andere leden van hun college tot ondersteuning van dat voorstel is medegedeeld en gesproken. Daaruit kan tevens blijken, dat in het adres van den adres sant grove onjuistheden worden vermeld, die naar burgemees ter en wethouders meenenmet het oog op het bovenver melde, niet door hen behoeven te worden weerlegd. Eveneens achten zij het oveibodig stil te staan bij de ver klaring van den adressant dat hij gedwongen zou zijn om somtijds 6 a 8 weekstaten tegelijk te onderteekenen. Indien hij dit had gedaan zou hij reeds daardoor getoond hebben met als aannemer te kunnen optreden. Eéne zaak meenen zij echter te moeten releveeren en wel deze, dat de adressant niet schijnt te beseffen, dat, indien een werk wordt aanbesteed de uitbesteder de risico van het werk op den aannemer overbrengt. Bij de berekening van de inschrijvingssom moet en wordt ook door een ernstig aannemer op.de risico gelet, die aan de uitvoering van een werk verbonden is. Afgescheiden van alle consideratien zijn burgemeester en wethouders van meeningdat de adressant aansprakelijk is voor de schadedie hij heeft beloopen omdat hij van den beginne af het werk niet naar eisch heeft aangevat en niet met gepasten spoed heeft voortgezet en voltooid. De late oplevering van het werk is dan ook aan grove na latigheid van de zijde des aannemers te wijten. Op grond van het vorenstaande stellen burgemeester en wethouders voor te besluiten het verzoek van G. Jansen om kwijtschelding van de boete ad 000hem bij raadsbesluit van den 22 Januari j.l. opge legd wegens te late oplevering van de werken der demping en rioleering enz. van de gracht van de Tuinen tot de VVaeze, te wijzen van de hand. Zonder discussie en hoofdelijke stemming w >rdt overeen komstig de conclusie van het bovenaangehaald voorstel be sloten. 12. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging van de verordening regelende den werkkring van de raads commissie voor de gemeentelijke gasfabriek en van de instruc- tien voor den directeur en den boekhouder dier fabriek. (Zie bijlage no. 2 tot het verslag van 's raads handelingen 1895) De Voorzitter deelt mede, dat de wijzigingen, welke wor den voorgesteld, artikelsgewijze zullen worden behandeld en opent daartoe de beraadslagingen. De heer Duparc vraagt hierop het woord en stelt als motie van orde voor de behandeling dezer zaak tot eene vol gende vergadering uit te stellen. Wel hebben de leden van den raad de voorstellen verleden week in druk ontvangen, maar spreker en nog meer leden had den niet genoeg tijd, om alles behoorlijk te kunnen nagaan. Hij vleit zich dat burgemeester en wethouders te minder bezwaar tegen het verlangde uitstel van slechts twee weken zullen hebben daar op verscheidene der thans voorgedragen wijzigingen reeds binnen drie maanden nadat de gemeente de gasfabriek was begonnen te exploiteeren op 1 October 1865, door de toenmalige commissie,, waarvan spreker de eer had deel uit te maken bij burgemeester en wethouders was aan gedrongen zonder gevolg echter evenmin als verscheidene jaren daarna in 1881, toen de commissie opnieuw wees op den strijd tusschen bepalingen van de onderscheidene verordeningen en zelfs een stel nieuwe verordeningen aanbood. Waar nu die strijd reeds zoo vele jaren heeft bestaan (men zou haast van een 30-jarigen oorlog kunnen spreken komt het zeker op een paar weken meer niet aan. De Voorzitter zegt, dat burgemeester en wethouders ten opzichte van de door den heer Duparc gedane motie tot ver daging der behandeling van de aan de orde gestelde voorstel len eene lijdelijke houding aannemen. Burgemeester en wethouders hebben gemeend, dat de door hen aangeboden voorstellen in zulk een stadium verkeeren, dat zij reeds heden vatbaar zijn om ze ter behandeling aan de orde te kunnen stellen. Mochten er echter leden dezer vergadering oordeelen dat uitstel van behandeling wenschelijk is, dan kunnen zij daarvan doen blijken door ondei steuning der motie. Burgemeester en wethouders zullen zich evenwel in dezen geen partij stellen en laten de beslissing aan de vergadering over. Door de heeren van Eijsinga en Konter wordt de motie van den heer Duparc hierna ondersteund. Op voorstel van den Voorzitter wordt zij daarna zonder hoof delijke stemming aangenomenzoodat wordt besloten de be handeling van het bovenvermelde voorstel uit te stellen tot eene volgende raadsvergadering. 13. Voorstel van burgemeester en wethouders tot het rich ten van een adres aan II. M. de Koning in-Ilegentes, om ue twee bataljons infanterie alhier in garnizoen te laten blijven Reeds in het vorig jaar, toen een der drie alhier in garni zoen liggende bataljons van het le regiment infanterie naar Assen werd overgeplaatstverspreidde zich het geruchtdat in 1895 nog een tweede bataljon derwaarts zoude worden overgebracht. Dat gerucht wordt in den laatsten tijd meer algemeen ge hoord en burgemeester en wethouders meenen dat het niet onmogelijk is, dat bij den Minister van Oorlog het voornemen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1895 | | pagina 3