46 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 12 Maart 1895.
bestaatom tot de overplaatsing van een tweede bataljon met
den staf, naar Assen over te gaan.
In verband hiermede komt het burgemeester en wethou
ders voordat het Gemeentebestuur pogingen moet aanwen
den om zoo mogelijk die overplaatsing te voorkomen. Zij
wenschenter bereiking van dit doel voor te stellen te be
sluiten een adres te richten tot Hare Majesteit de Koningin
Weduwe, Regentes der Nederlanden, met \erzoek, de twee
thans alhier garnizoenhoudende bataljons van het le regiment
infanterie in deze gemeente te laten blijven en daartoe vast te
stellen het volgend adresen daarvan afdrukken te zenden
aan den Minister van Oorlog en aan de leden der Eerste en
Tweede Kamer der Staten-Generaal voor de provincie Fries
land:
Aan
Hare Majesteit de Koningin- Weduwe,
Regentes van het Koninkrijk
Geeft met den diepsten eerbied te kennen
de Raad der gemeente Leeuwarden
dat den len November 1894 een bataljon van het le re
giment infanterie uit deze gemeente is overgeplaatst naar
Assen.
dat zich meer en meer het gerucht verspreidtdat in den
loop van 1895 jiog een tweede bataljon met den staf der
waarts zal worden overgebracht
dat, was reeds de overplaatsing van éen bataljon in 1894
een groot nadeel voor deze gemeentehet vertrek van een
tweede bataljon voor haar een zeer gevoelig verlies zoude
zijn
dat het Gemeentebestuur meent te mogen vertrouwendat
Uwer Majesteits Regeering bij het nemen van maatregelen in
het belang van het Rijk het belang dezer gemeente niet uit
het oog zal verliezen
dat deze gemeente steeds heeft geloond zich belangrijke
opoff eringen te willen getroosten tegenover de voordeelen die
uit een garnizoen voortvloeien
dat de Raad ten bewijze hiervan in herinnering meent te
mogen brengen, dat de gemeente in 1827 eene kazerne heeft
doen bouwen en voor het garnizoen doen inrichten waarvoor
eene uitgaaf is besteed van ongeveer 220,000
dat zij in 1847 een cavalleriestal heeft
gesticht voor - 38,000
en in 1855 eene manége voor - 22,000;
dat voorts door de gemeente voor een militair hospitaal
een schietbaaneen exercitieterrein een hoofdwacht een
kruithuis enz., groote offers zijn gebracht
dat onder anderen nog in 1889 een der exercitieterreinen,
op verzoek van Z.E. den heer Minister van Oorlog, belangrijk is
vergrootten einde aan de eischen van het garnizoen dat
toen uit 3 bataljons bestondte voldoen
dat de gemeente nooit bezwaar heeft gemaakt tegen de bo
venbedoelde uitgaven niettegenstaande de groote teleurstel
lingen die zij heeft ondervonden onder anderen door de
overplaatsing van het cavalerie-garnizoen na een verblijf van
slechts vijf jaren in deze gemeente
dat die teleurstelling vooral gemotiveerd was omdat de Mi
nister van Oorlog bij missive van den 23 October 1854 aan
den burgemeester dezer gemeente de verzekering had gege
ven dat hij hem het bepaalde voornemen bestond, om te
Leeuwarden voortdurend twee veldescadrons te stationeeren
dat waar de gemeente zicli zulke groote offers heeft ge
troost ten behoeve van het garnizoen, zij billijkerwijze mag
verwachtendat de Hooge Regeering die uitgave niet inpro-
ductief zal maken door de opheffing van het grootste gedeelte
van dat garnizoen.
Redenen waarom de Raad met den meesten eerbied Uwe Ma
jesteit verzoekt te willen bevelen dat in deze gemeente twee
bataljons van het le regiment infanterie met den staf in garni
zoen moeteui blijven.
't Welk doende enz.
De Voorzitter opent de beraadslagingen.
De heer Baverschmidt behoeft zeker niet te zeggen
dat het voorgestelde adres zijn volle sympathie wegdraagt.
Reeds bij de behandeling van de begrooting bracht spr. dit
punt ter sprake en wees hij op de pogingendie andere ste
den in gelijke omstandigheden hadden in het werk gesteld.
Het praatjezooals een der leden het toen schertsend
noemde, is intusschen bijna ernst geworden, en op dit oogen-
blik staat de bom op het punt van bersten. De sluier die
deze zaak omhulde heeft wellicht moeten dienen om Leeu
warden voor een fait accompli le stellen en een adresbewe
ging tegen te gaan, overtuigd als de regeering waarschijnlijk
is, dat er werkelijk veel voor de aanspraken van Leeuwarden
zou zijn in te brengen.
Dat er een regimentsstaf in Assen komt, is zeker. Waartoe
anders die stallen voor hoofdofficierspaarden en dat repititie-
lokaal voor het muziekkorps En dat het 2e bataljon uit
Leeuwarden aan de beurt is, valt reeds uit de indeeling der
miliciens op te maken.
De vraag blijft echter of de regeering Leeuwarden kan la
ten zitten met zijne militaire gebouwen waarvoor het inder
tijd zijne boereplaatsen heeft te gelde gemaakt en of de
voorwaarde waarop in het jaar 1861 de overdracht van
de ruïne der kazerne en bijbehoorend terrein aan het rijk
plaats vond, niet zoo moet worden verstaandat het rijk niet
alleen de verplichting op zich nam eene kazerne voor 1000
man te bouwen maar ook zorg moest dragen dat gebouw
ten allen tijde door een behoorlijk garnizoen te doen betrekken.
Spr. wijst op het jaar 1869, toen Leeuwarden bedreigd
werd met de overplaatsing van de strafgevangenis naar Me-
demblik. In uitvoerige adressen wendde men zich tot den
Koning en tot de 2de Kamer met het gevolg, dat deze instel
ling voor onze stad behouden bleef.
Met dit voorbeeld voor oogen hoopt spr., dat ook ditmaal
de pogingen tot behoud van het tegenwoordig garnizoenal
komen ze wat laat, met goeden uitslag zullen worden bekroond.
De heer Duparc herinnert dattoen de heer Haver-
schmidt bij de behandeling der gemeentebegrooting voor 1895
het onderwerpelijke punt ter sprake bracht, hij eenigszins
meer optimistisch was omdat hij vertrouwde op een konin
klijk besluit, dat van 5 December 1881 (Staatsblad no. 189)
betreffende de regeling van garnizoensindeeling van het leger.
Immers, wel is bij dat besluit bepaald, dat Assen twee bataljons
in garnizoen zal hebben doch tevens is Leeuwarden daarbij
aangewezen voor den staf van het regiment en twee ba
taljons.
Nu echter de geruchten over de verdere vermindering van
het Leeuwarder garnizoen al meer en meer vorm en gedaante
krijgen, acht spreker mede het tijdstip gekomen, tegen zoo
danig plan vertoogen bij het hoogste gezag in den lande in
te brengen. Hij brengt daarom burgemeester en wethouders
lof en dank voor hun voorstel. Zij hebben in het ontwerp-
adres waarlijk alles behalve overdreven. Zij zouden nog veel
meer uitgaven hebben kunnen opnoemen die de gemeente
zich in den loop der jaren heeft willen getroosten ten behoeve
van het garnizoen. Voor de cavaleiie begon het reeds in
1840, toen de gemeente f 2500 besteedde voor een loods tot
stalling der paarden van een emadron dragonders, die de
Hooge Regeering destijds noodig oordeelde hier tijdelijk te
stationeeren. En toen volgde in 1847 en later de oprichting
van de caveleriestallen en manégewaarvoor met verscheidene
latere daarvoor noodige inrichtingen pl. m. ƒ80,000 is uitge
geven. En dit alles geschiedde op de uitdrukkelijke verkla
ring der Regeering van Koning Willem II, „dat te Leeuwar
den de staf van een regiment lanciers en twee escadrons van
dit wapen in garnizoen zouden worden gedegd."
Moge Leeuwarden zich destijds evenals in vroegere jaren
zoodanige aanzienlijke geldelijke offers voor het garnizoen heb
ben willen getroostenhet kon nog warden geacht te zijn
eene verplichting, krachtens het decreet van 11 Juli 1807
waarbij de steden bepaald werden belast met de zorg voor de
kazerneering. Na de invoering der Grondwet van 1848 werd
het echter anders. Bij haar Art. 186 toch werd bepaald)
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden van Dinsdag 12 Maart 1895.
47
dat al de kosten voor de legers van het Rijk uit 's Rijks kas
worden voldaan.
Toen daarom in 1865 of 1866 nadat de cavalerie-gebou-
wen verscheidene jaren hadden leeg gestaan de Minister van
oorlog op het verzoek van het gemeentebestuurom te Leeu
warden weder cavalerie te vestigenzich daartoe bereid ver
klaarde mits de gemeente ook nog eene afzonderlijke kazerne
voor dit wapen wilde doen bouwenbestreed spreker het door
burgemeester en wethouders daartoe gedane voorstel niet al
leen op financieele gronden maar ook en vooral met het oog
op het aangehaald grondwetsartikel. Het voorstel werd met
groote meerderheid verworpen. Later heeft spreker zich steeds
daarover verheugdwant die kazerne zou waarschijnlijk in
latere jaren even leeg hebben gestaan als met de kostbare
stallen en manége de laatste na die van 'sHage als de
grootste en beste van het geheele land genoemd het geval
is gewordenen de gemeente heeft hierdoor ten minste de
voor den bouw geraamde som van ƒ100,000 bespaard.
Nadat spreker nog enkele opmerkingen van redactie heeft
medegedeeldgeeft hij burgemeester en wethouders ten slotte
in overweging de zaak die het onderwerp van dit adres aan
de Koningin-Regentes uitmaakt ook nog bij den Minister van
Oorlog mondeling te bepleiten. Men mag toch van dezen hoo-
gen staatsdienaar verwachten dat als hij alles weet van de
hoogst aanzienlijke geldelijke offersdie Leeuwarden zich
voor militaire doeleinden heeft willen getroosten hij er niet
toe zal willen medewerkenom het Leeuwarder garnizoen te
verminderen.
De Voorzitter zegt, dat het z.i. wel overweging ver
dient, nu de heer Duparc zooveel nadruk meende te moeten
I leggen op het Koninklijk besluit van 5 December 1881 (Staats
blad no. 189) omtrent de garnizoensindeelingenhet door
burgemeester en wethouders ontworpen adres ter nadere
redactie aan hen te renvoieeren, overeenkomstig het bepaalde
in art. 35 van het reglement van orde voor deze vergadering.
Daarvoor bestaat ook bovendien reden, om op die wijze het
adres, dat van wege de burgerij dezer gemeente omtrent het
zelfde onderwerp aan H. M. de Koningin-Regentes zal worden
gezonden, te kunnen aanvullen.
Wat aangaat het denkbeeld van den heer Duparc om de
belangen der gemeente ten opzichte der gevreesde garnizoens
vermindering mondeling bij den heer Minister van Oorlog te
bepleitenkan spr. mededeelen dat daartoe bij burgemeester
en wethouders het voornemen bestaat.
De heer Duparc doet nog opmerken dat wel in 1847
een escadron cavallerie alhier in garnizoen is gekomen doch
dat niet, gelijk in het ontwerp-adres is vermeld, het cavallerie
garnizoen reeds na vijf jaren uit deze gemeente is vertrokken.
Spr. geeft burgemeester en wethouders derhalve in overwe
ging, daaromtrent nog eens een nader onderzoek te doen in
stellen.
De heer van Slotordijck sluit zich gaarne aan bij de
hulde, door den heer Duparc aan burgemeester en wethouders
gebracht voor hunne bemoeiing ter bevordering van een zoo
belangrijk gemeentebelang, als het behoud van een groot deel
van het garnizoen.
Spr. wenscht evenwel de vraag te stellen of het wel juist
is, om zooals wordt voorgesteld, afdrukken van het adres te
zenden aan de leden der Staten-Generaal, voor zoover zij Fries
land vertegenwoordigen.
Naar spr's. meening staat de wetgevende macht geheel buiten
deze zaak en kan zij derhalve daarop geen invloed uitoefenen.
Hij acht het daarom tamelijk overbodig de betrokken leden
van de Staten-Generaal met den inhoud van het adres in ken
nis te stellen.
De Voorzitter deelt mede, dat het den bedoeling van bur
gemeester en wethouders was om door het zenden van een
afdruk van het adres aan de Friesche afgevaardigen, hunne
bijzondere aandacht op deze zaak te doen vestigen.
Intusschen is het argument door den lieer v. Sloterdijck aan
gebracht tegen het zenden van het adres aan de kamerleden
wel klemmend genoeg voor burgemeester en wethouders om
niet te blijven vasthouden aan hun voornemen, die afgevaardig
den wèl met het adres in kennis te stellen.
Namens burgemeester en wethouders verklaart spr. dat zij
de opmerking van den heer van Sloterdijck ter harte zullen
nemen.
De beraadslagingen worden gesloten en overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders wordt besloten, het
bovenvermeld adres, behoudens eenige nadere redactie, aan
H. M. de Koningin-Regentes in te zenden.
De heer van Bijsinga vraagtof het ter visie gelegen
hebbend voorstel van burgemeester en wethoudeis op een
adres van Mr. J. van Leeuwen, terzake bebouwing van grond
aan de Zuiderstraat, nog in behandeling zal komen.
De Voorzitter antwoordt den heer van Eijsingadat
burgemeester en wethouders het bedoelde voorstel hebben te
rug genomen, aangezien het gedaan verzoek door Mr. J. van
Leeuwen is ingetrokken.
Hierop sluit de voorzitter de vergadering.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuivarden.