VERORDENING, regelende don werk kring van de vaste raadscom missie voor de gemeentelijke gas fabriek. 62 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 9 April 1895. voor den boekhouder, waarbij aan dezen liet toezicht op het personeel van zijn kantoor wordt opgedragen. De heer van Eijsinga zegt, dat art. 21 der instructie voor den directeur aan dezen met duidelijke woorden het re gelen der werkzaamheden van alle bedienden opdraagt. Dit is toch meerdan bloot toezicht houden. De heer Bekhuis begrijpt de geopperde bezwaren niet. De directeur der fabriek heeft het oppertoezicht en de geheele verantwoordelijkheid. Alle beambten bedienden en werklieden zijn hem ondergeschikt. VVenscht hij bijv. in de stokerij iets gedaan te hebben hij draagt dit den baas op en deze laat 't door de werklieden uitvoeren zoo gaat het ook op het kan toor de boekhouder ontvangt eene opdracht van den directeur en zorgt voor de uitvoering. Het art. 21, zoomede art. 22 worden nu zonder hoofdelijke stemming onveranderd vastgesteld. De heer Reeling Brouwer stelt nu namens burgemees ter en wethouders voorna art. 22 als artikel 23 te laten volgen „Hij is verplicht, het huis aan de fabriek te bewonen. Hij mag zonder vergunning van burgemeester en wethoudeis niemand bij zich in laten wonen, noch de geheele of een ge deelte der woning aan een ander ten gebruike afstaan." Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dit nieuwe artikel vastgesteld. Artt. 23 24 en 25 nu artt. 24 25 en 26 worden zonder discussie vastgesteld nadat in art. 26 de datum van inwer kingtreding dezer instructie is bepaald op 1 Juli 1895. Hierop komt aan de orde de instructie voor den boekhouder der gemeentelijke gasfabriek. Art. 1 wordt vastgesteld nadat op voorstel van den heer Beucker Andreae in het laatste lid het woord „gascommissie" is vervangen door „raadscommissie.'' Artt. 2 tot en met 15 worden onveranderd aangenomen. Bij art. 16 stelt de heer Reeling Brouwer namens bur gemeester en wethouders voordit artikel aldus te lezen „Het kantoor is geopend alle werkdagen van des morgens zeven tot des avonds acht uur. De boekhouder zal ten kantore aanwezig moeten zijn van des voormiddags negen tot des namiddags twee uur en van des namiddags vier tot des avonds acht uur. Indien enz." De heer van Ketwich Verschuur stelt als amende ment voorin de tweede alinea van dit nieuwe artikel in de plaats van „acht" te lezen „zeven uur." Dit acht spr. van be lang voor den boekhouderdie gaarne zoo spoedig mogelijk 's avonds in zijn gezin ook in het belang zijner kinderen te rugkeert. Het kantoor kan evengoed lot 8 uur geopend zijn wanneer de klerk die den boekhouder vervangt, met het ge heele of gedeeltelijke kantoorpersoneel aanwezig blijft. Dit amendement wordt ondersteund en maakt een punt van behandeling uit. De heer Reeling Brouwer zegtdat de werkzaamheden van den boekhouder wel toelaten zijn kantooruren met een te verminderen en om zeven uur 's avonds te doen eindigen. De heer van Sloterdijck acht het vreemd dat in dit artikel zal worden bepaald hoe lang het kantoor voor het pu bliek geopend moet zijn. Dit behoort in deze instructie niet thuisdoch wel het voorschriftop welke uren de boekhouder op het kantoor aanwezig moet zijn. Spr. had verwachtdat voorgesteld zou worden de eerste twee alinea's van dit arti kel ineen te smelten in dien zin dat alleen de kantoortijd voor den boekhouder wordt bepaald. De tijd waarop het kan toor voor het publiek geopend zal zijn, kan buiten deze in structie bepaald en ter algemeene kennis gebracht worden. De Voorzitter is het met den geachten vorigen spreker eens dat de bepaling van de urenwaarop het kantoor voor het publiek geopend is in deze instructie niet op haar plaats is. De vaststelling van die uren ligt binnen de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Misschien verdient het over weging om met het oog hieropte generaliseeren en in de:e instructie de bepaling op te nemen, dat de boekhouder op het kantoor aanwezig moet zijn op de uren door burge meester en wethouders aan te wijzen. Burgemeester en wet houders kunnen daarbij de opmerking van den heer van Ket wich Verschuur in aanmerking nemen en er voor zorgen dat de boekhouder niet langer aan het kantoor gebonden zij dan voor de administratie noodig is. De heer Reeling Brouwer is het met den heer van Sloterdijck eens dat eene bepaling der kantooruren voor het publiek in deze instructie niet thuis behoort. Burgemeester en wethouders kunnen die wel vaststellen. Maar hij kan niet medegaan met het denkbeeld van den voorzitter. Spr. heeft niet tegen een vroeger uur van vertrek voor den boekhouder, maar de uren waarop hij ten kantore moet zijn dienen in de instructie te worden bepaald. De Voorzitter ziet het bezwaar niet in waarom niet ook de urenwaarop de boekhouder op het kantoor moet zijn door burgemeester en wethouders kunnen worden vastgesteld. De uren waarop de ambtenaren ter secretarie op hunne bu reaux moeten zijn worden ook wel door burgemeester en wet houders bepaald. Deze kunnen nu de uren voor den boekhou der in overleg met dezen regelen. De heer Bekhuis acht het ook beterde kantooruren in deze instructie op te nemen. Voor een paar jaar zijn herzien de voorwaarden waarop het gas aan particulieren wordt ge leverd hij meentdat daarbij wordt bepaalddat hijdie gas wenscht te gebruikenhiervan aangifte moet doen ten kantore van de gasfabriek terwijl in de vroegere bepalingen stonddat men zich tot den boekhouder moest wenden. In verband hiermede dienen de kantooruren niet te worden inge kort het kan zich toch ook voordoen dat men 's avonds nog een fittei noodig heelt. Spr. heeft echter niet tegen inkorting van de kantooruren voor den boekhouderdiens dagtaak is lang genoeg. De heer van Sloterdijck stelt nu voor alinea 1 en 2 van art. 16 te lezen als volgt: „Hij is gehouden, alle werk dagen ten kantore der gasfabriek aanwezig te zijn van des voormiddags negen tot des namiddags twee uur en van des namiddags vier tot des avonds acht uur." De heer van Ketwich Verschuur stelt als subamen dement voor in de plaats van „acht" te lezen „zeven". Beide amendementen worden voldoende ondersteund. Na nog eenige korte bespreking tusschen den heer Bekhuis en den voorzitter wordt het amendement van den heer van Sloterdijck, zooals dit door den heer van Ketwich Verschuur nader is gewijzigdin stemming gebracht en aangenomen met Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 9 April 1895. 63 16 tegen 3 stemmen, die van de heeren Bekhuis, Reeling Brouwer en Troelstra. Het nader voorstel van burgemeester en wethouders komt hierdoor te vervallen. Het gewijzigd art. 16 wordt nu zonder hoofdelijke stemming vastgesteld. Art. 17. Hij wordt bijgestaan door een klerk op wien hij toezicht houdtevenals op het overige personeel ten kantore der gasfabriek werkzaam. De algemeene bepalingen omtrent het benoemen der bedien den en werklieden zijn op dezen klerk van toepassing. De heer van Ketwich Verschuur doet opmerken, dat, volgens art. 16 der bestaande instructie van 1865de boekhou der zich zoo noodig in zijne werkzaamheden op zijne ver antwoordelijkheid kan doen bijstaan door andere personen, door burgemeester en wethouders op zijne aanbeveling te benoemen. Waar alleen de boekhouder geldelijk aansprakelijk is en hij natuurlijk niet altijd op het kantoor kan zijn, daar verdient het overweging te bepalen, dat hij gehoord worde over de benoe ming van den klerk die hem bij het geldelijk beheer ver vangen moet. Spr stelt daarom vooraan dit artikel ais derde alinea toe te voegen: „De benoeming van een klerk geschiedt op eene aanbeveling van twee personen door den directeurin overleg met den boekhouder, opgemaakt." Dit amendement wordt ondersteund en komt in behandeling. De heer Reeling Brouwer wijst er op dat men, door aanneming van dit amendement, in strijd komt met de veror dening van burgemeester en wethouders van 21 Februari 1891, regelende de benoeming o. a. van bedienden bij de gasfabriek. Hier is bepaald dat onder werklieden en bedienden aan die fabriek worden verstaan 4 kantoorbedienden waarvan de benoeming geschiedt op eene aanbeveling van ten minste twee personen door den directeur in te zenden. Burgemeester en wethoudeis kunnen hunne inlichtingen inwinnen waar en bij wie zij willen. De directeur dient de aanbeveling in maar hij zai met den boekhouder waar het diens klerk en verder personeel betreftwel te rade gaan. De heer van KetwiCll Verschuur wil juist bepaald zien dat de directeur den boekhouder zal hooren. Dit is in geenén deele in strijd met de verordening van 21 Februari 1891 alwaar opzichtens den klerk niets wordt bepaald daar toch wordt alleen van kantoorbedienden, met van den klerk gesproken. Spr. wil in diens benoeming den boekhouder ken nen die 't meest met hem te maken heeften wien hij fmantieel vertrouwen moet schenken. De heer Troelstra zegt, dat men dit artikel eenvoudig zóó moet opvattendatwaar de boekhouder de administratie niet alleen kan bijhouden, hij daarin wordt bijgestaan door een der klerken van het bureau. Hij kan over dien klerk be schikken voor de hem opgedragen werkzaamheden. Deze bediende schijnt nu niet in een zóó nauwe betrekking te staan tot den boekhouder, dat ten zijnen aanzien zou moe ten worden afgeweken van de algemeene bepalingen omtrent het benoemen van bedienden en werklieden der gaslabiiek. Laat men de aanbeveling van dezen klerk aan den boekhou der over, dan zou het ook kunnen gebeuren, dat burgemeester en wethouders zich niet aan die aanbeveling Konden houden wat voor den boekhouder niet aangenaam zou zijn. Spr. heeft hierbij op het oog de pensioensverordening; burgemeester en wethouders hebben in verband hiermede voor de benoeming van werklieden en bedienden eenige algemeene regelen, speci aal wat den leeftijd der te benoemen personen betreft, vastge steld. In den regel zal de boekhouder het eigenlijke geldelijke beheer zelf wel kunnen voeren, zoodat te dien opzichte zijne verantwoordelijkheid van weinig beteekenis zal zijn. Nog doet spr. opmerken datvolgens art. 11 van de ver ordening voor de commissie, deze burgemeester en wethouders van advies dient bij voorstellen tot benoeming. Er bestaat dus waarborgdat den boekhouder niet een persoon wordt opge drongen, dien hij niet wenscht. De heer van. Eijsinga is er ook voor, dat, waar de boek houder voor zijn klerk finantieel verantwoordelijk is hij over diens benoeming wordt gehoord. De heer Troelstra zeide wel, dat de boekhouder in den regel alleen de administratie kan bijhouden maar er kunnen zich toch gevallen voordoenals bij ontstentenis of ziekte dat de klerk moet invallen en de function van den boekhouder tijde lijk moet overnemen. De heer Reeling Brouwer zegt, dat de heer van Eijsinga het doet voorkomen, alsof de boekhouder finantieel verantwoor delijk is voor zijnen klerk. In de toelichting staat echter, dat, indien de klerk door burgemeester en wethouders wordt be noemd het billijk is, de verantwoordelijkheid voor dezen per soon niet bij den boekhouder te laten. De klerk is niet in de verordening van 21 Februari 1891 opgenomen, omdat deze wat hooger staat dan de anderen, als de persoon, die volgt op den boekhou.ler als diens eerste hulp. Du beraadslagingen worden gesloten. Het amendement van den heer van Ketwich Verschuur wordt in stemming gebracht en verworpen met 13 tegen 6 stemmen. Vóór stemden de heeven Kolff, Beekhuis, Konter, van Eijsinga, van Ketwich Verschuur en de la Faille. De heer Bekhuis komt nog met een enkel woord terug op art. 16 dezer instructie. Hierbij wordt nu niet bepaald welke de kantooruren voor het publiek zullen zijn. Toch is het goed, dat deze vastgesteld worden. Hij vraagt daarom aan burgemeester en wethouders of zij genegen zijn, omtrent de vaststelling dier uren in overleg te treden met de commissie De Voorzitter geeft de toezegging, dat burgemeester en wethouders over dit punt de commissie vooraf zullen raadple gen. Daar de instructie eerst den 1 Juli 1895 in werking treedt, is er nog voldoende tijd beschikbaar. Artt. 18 tot en met 21 en de instructie in haar geheel wor den zonder discussie en hoofdelijke stemming vastgesteld. Burgemeester en wethouders worden gemachtigd om, waar zij noodig oordeelenin de redactie der vastgestelde verorde ning en instructiën wijzigingen aan te brengen. Alzoo zijn vastgesteld Art. 1. Er is eene vaste commissie, ten einde burgemeester en wet houders bij te staan in het bestuur en het beheer der ge meentelijke gasfabriek.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1895 | | pagina 5