BESLUIT tot heffing van eene belas
ting onder den naatn van bruggeld,
geheven wordende voor het afdraai
en van de beide bruggen over het
kanaal naar de Tijnje.
VERORDENING op de invordering
der belasting, onder den naam
van bruggeld, geheven wor
dende voor het afdraaien van
de beide bruggen over het ka
naal naar de Tijnje te Leeu
warden.
MEMORIE van toelichting bij het be
sluit van den raad der gemeente
Leeuwarden dd. 9 April 1895 tot
heffing eener belasting onder den
naam van bruggeldvoor het af
draaien van de beide bruggen over
het kanaal Grachtswal—Tijnje te
Leeuwarden.
68
Verslag der handelingen van den gemeenterar
ad te Leeuwarden, van Dinsdag 9 April 1895.
Art. 18.
Wanneer hij zich uit de stad wenscht te begeven behoeft
hij daarvoor verlof en wel indien dit voor niet langer dan
acht dagen isvan den voorzitter der raadscommissie voor
langeren tijd van burgemeester en wethouders.
Art. 19.
Bij ziekte of ontstentenis van den boekhouder wordt dooi
de raadscommissie aan burgemeester en wethouders een voor
stel gedaan tot het nemen der noodige maatregelen, om de
werkzaamheden ten kantore der gasfabriek geregeld te doen
doorgaan.
Art. 20.
Bij schorsing, ontslag of overlijden van den boekhouder, wor
den de boeken door den gemeente-ontvanger met behulp van
den directeur gesloten de kas opgenomen en die boeken en
kas daarna overgegeven aan den ambtenaar, die voorloopig
met het waarnemen van het kantoor wordt belast. Van die
handeling wordt een proces-verbaal opgemaakten aan bur
gemeester en wethouders ingezonden.
Art. 21.
Deze instructie treedt in werking den 1 Juli 1895, waarmede
die van 2 September 1805 vervalt.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders om aan S.
Jong ma stukjes gemeentegrond in eigendom over te dragen en
vergunning te verleenen tot aanleg v ut eene bestrating langs
zijn perceel aan de Weste*plantage.
S. Jongma eigenaar van het perceel Nieuwestad no. 1
gaf zijn voornemen te kennen tot verbouwing van panden ach
ter dat perceel overeenkomstig een door hem overgelegd bouw
plan.
Hij vraagt de goedkeuring op dat plan en vergunning tot het
aanbrengen van eene bestrating langs de te verbouwen percee-
len aan de Westerplantage.
Burgemeester en wethouders vestigen de aandacht op de
omstandigheid, dat, bij verbouwing van den achter adressants
perceel gelegen koepel overeenkomstig het plan hij gebruik
moet maken van twee kleine stukjes grond deel uitmakende
van het kadastrale perceel in sectie G no. 1616, eigen aan de
gemeente.
Deze stukjes grond ter gezamenlijke grootte van 2 centiare,
zullen aan hem in eigendom moeten worden overgediagen
zal hij aan zijn voornemen gevolg kunnen geven. De koopsom
zouden burgemeester en wethouders willen bepalen op G.
Tegen het verleenen van vergunning, om langs de te ver
bouwen perceelen aan de Westerplantage eene bestrating aan
te leggenbestaat bij hen geen bezwaar mits als erkenning
van het eigendomsrecht der gemeente op den grond eenejaar-
lijksche retributie van 1 worde betaald.
Zij stellen derhalve voor te besluiten
I. te verklaren dat de sub 11 bedoelde stukjes grond niet
meer voor den publieken dienst zijn bestemd.
II. behoudens goedkeuiing van Gedeputeerde Staten aan S.
Jongma alhier in eigendom over te dragen de met blauwe
arceering op de situatieteekening aangeduide stukjes grond ter
gezamenlijke grootte van 2 centiare deel uitmakende van het
perceel ten kadaster bekend gemeente Leeuwarden in sectie C
no. 1G16, voor eene som van ƒ6, met bepaling, dat de kos
ten van overdracht komen ten laste van den adressant.
III. aan S. Jongma voornoemd tot wederopzegging vergun
ning te verleenen langs de te bouwen stalling aan de Wes
terplantage achter zijn perceel Nieuwestad no. 1 op gemeen
tegrond eene bestrating aan te leggen onder voorwaarde
a. dat de bestrating, ter breedte van 1.40 meter moet wor
den gemaakt van klinkertsteen en voortdurend ten genoegen
van het gemeentebestuur onderhouden.
b. dat als erkenning van het eigendomsrecht der gemeente
op den grond waarop de bestrating wordt aangelegdjaarlijks
op den 1 Juli, voor het eerst op 1 Juli 1895, ten kantore van
den gemeente-ontvanger moet worden betaald eene som van ƒ1.
En voorts op door burgemeester en wethouders te stellen
voorwaarden.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt dienovereen
komstig besloten.
9. Voorstel van burgemeester en tvethouders om aan de
scliietvereeniging Wilhelmina" vergunning te verleenen tot ge
bruikmaking van de gemeentelijke schietbaan.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit voorstel besloten
aan de scliietvereeniging „Wilhelmina" gevestigd te Leeu
warden tot wederopzegging vergunning te verleenenom ge
durende de maanden April tot en met September des Woens
dags namiddags van 4 tot 7 uur gebruik te maken van de
schietbaan dezer gemeente tot het houden van schietoefeningen,
onder voorwaarde
1. dat de te gebruiken schijf en toebehooren ten behoeve
der schietoefeningen door en ten koste van de vereeniging moe
ten worden gesteld.
2. dat de baan terstond na het eindigen van elke schiet
oefening van wege en ten koste van de vereeniging moet wor
den schoongemaakt.
3. dat gedurende de schietoefeningen aan niemand toegang
tot de schietbaan mag worden verleend, dan met speciale ver
gunning van het op de baan met het toezicht belaste lid van
het bestuur der vereeniging
4. dat de schadebuiten het terrein der baan door de
schietoefeningen van de vereeniging veroorzaakt, door deze moet
worden gedragen en vergoed.
5. dat de vereeniging zorg draagt, dat gedurende den tijd
dat de schietoefeningen plaats hebben, een roode vlag, duidelijk
voor het publiek zichtbaar, op den kogelvanger worde geplaatst,
en verder onder daarvoor door burgemeester en wehouders te
geven voorschriften.
De heer de la Faille verlaat de vergadering.
10. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vaststelling
van een besluit tot heffing en van eene verordening op de in
vordering van eene belasting onder den naam van bruggeld
voor het afdraaien van de beide bruggen over het nieuwe ka
naal naar de Tijnje.
(Zie bijlage no. 5 tot het verslag van 's raadshandelingen.)
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Bekhuis heeft omtrent de ontwerp-besluiten niets
in het midden te brengen, doch wenscht naar aanleiding van
het voorstel van burgemeester en wethouders eene opmerking
te maken en eene vraag te richten tot burgemeester en wet
houders. Deze schrijven nl., dat het bij hen een punt van
ernstige overweging uitmaaktof niet het belang der ingezete
nen, wonende Achter de Hoven en die aan den Grachtswal
medebrengttegelijk met het openstellen van het nieuwe ka
naal de Potmargebrug te sluiten en een voorstel ter tafel te
brengenom deze brug als draaibrug af te voeren van den
staat van waterstaatswerken, niet in onderhoud bij het rijk, de
provincie of waterschappen.
Dit is spr. niet recht duidelijk; de sluiting der brug en hare
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 9 April 1895.
69
verandering zijn twee verschillende zaken men kan de brug
tijdelijk slniten, maar men kan haar ook door eene vaste brug
doen vervangen. Nu is spr's. verzoek aan burgemeester en
wethouders of zij willen overwegen omals het tijdstip der
openstelling van het nieuwe kanaal aanbreekt, bij wijze van
proef de Potmargebrug te sluiten met een slot, en blijkt na een
tijd van 6 maanden of een jaar dat geen algemeen of bijzon
der belang door die sluiting gekrenkt wordt, dan in overweging
te nemen, haar door eene vaste brug te doen vervangen.
De Voorzitter deelt mede dat burgemeester en wethou
ders in overweging hebben genomen, de Potmargebrug van den
staat van waterstaatswerken als draaibrug te doen afvoeren
meer niet. Alleen zij, die bij de instandhouding van deze brug
als draaibrug belang hebben, zullen onder zekere voorwaarden
van die brug als zoodanig kunnen gebruik maken.
Dit zou bijv. het geval kunnen zijn met de stoom-cartonfa-
briek. De vraagof' deze draaibrug in eene vaste zal worden
veranderd, vindt hare oplossing in een te ver verschiet, dan dat
burgemeester en wethouders een voorstel hieromtrent nu reeds
in uitzicht kunnen stellen.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Hierop komen in behandeling de ontwerp-veroraeningen
tot heffing en op de invordering van dit bruggeld.
Daar geen der artikelen tot eenige bespreking leidtworden
de ontwerpenzoomede de memorie van toelichting onveran
derd vastgesteld als volgt
De raad der gemeente Leeuwarden
In aanmerking nemendedat het wenschelijk is, een brug
geld te heffen voor het afdraaien van de beide bruggen over
het nieuwe kanaal verbindende de stadsgracht met het groot
scheepsvaarwater „de Tijnje" en dat er uit dien hoofde nood
zakelijkheid bestaat om deswege bepalingen vast te stellen;
Gelet op de artikelen 238, 240 en 254 der wet van den 29
Juni 1851 (Staatsblad no. 85).
Besluit
Art. 1.
Aan te vangen met den dag, waarop het kanaal zal worden
geopend, wordt ten behoeve der gemeente Leeuwardenonder
den naam van bruggeld, eene belasting geheven voor het af
draaien van de beide bruggen over het kanaal naar de Tijnje
aldaar.
Art. 2.
Het in artikel 1 bedoelde bruggeld bedraagt telkens, wan
neer één van de daarin aangewezen bruggen moet worden af
gedraaid, voor ieder vaartuig 15 cents.
Art. 3.
Het recht is verschuldigd door de gezagvoerdersschippers
of eigenaars der vaartuigen en bij afwezigheid, door hen, die
in hunne plaats optreden.
Art. 4.
Vrijdom van het in art. 2 vermelde bruggeld wordt verleend
voor vaartuigen rechtstreeks in gebruik voor den gemeente
dienst hetzij voor de gemeentewerken, de gemeentereiniging
als anderszins.
Art. 1.
De invordering van het bruggeld geschiedt door middel van
openbare verpachting tenzij de raad besluit de invordering
door middel van gaardering te doen plaats hebben.
Ingeval van verpachting worden de pachtvoorwaarden door
den raad vastgesteld.
Is bij eene gehouden verpachting, naar het oordeel van bur
gemeester en wethouders, do geboden pachtsom onvoldoende
dan zijn zij bevoegd, de invordering bij gaardering te doen
plaats hebben.
Bij invordering door middel van gaardering worden de gaar
ders door burgemeester en wethouders benoemd zij voorzien
hen van eene instructie en bepalen de wijze van verantwoor
ding der geïnde bruggelden behoudens mededeeling daarvan
aan den raad.
De raad bepaalt de belooning der gaarders.
De namen van de pachters of gaarders worden door burge
meester en wethouders bekend gemaakt.
Art. 2.
De verschuldigde bruggelden moeten door de belastingschul
digen op de eerste mondelinge aanvrage aan de pachters of
gaarders worden voldaan.
Art. 3.
Indien de belastingschuldigen weigerachtig of nalatig zijn,
het verschuldigde bruggeld op aanvrage aan de pachters of
gaarders te voldoen, zullen deze daarvan terstond kennis geven
aan den ambtenaar, bedoeld in art. 261 der gemeentewet", die
deswege overeenkomstig art. 275 dier wet proces-verbaal' op
maakt en dit aan den gemeente-ontvanger ter hand stelt ten
einde de invordering te doen plaats hebben overeenkomst^ de
artikelen 258 tot en met 261 der gemeentewet.
Art. 4.
Deze verordening treedt in werking op den dagwaarop
het kanaal zal zijn geopend.
Sedert vele jaren is het gebleken, dat de beide vaarwaters