82 Veislug der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 11 Juni 1895. Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 11 Juni 1895. 83 ran de aldaar te stichten woningen in gebruik mag worden ge nomen en verder op nader door burgemeester en wethouders vast te stellen voorwaarden. De beraaadslagingen worden geopend. De heer Bekhuis heeft geen bezwaar tegen het voorstel om van de vereeniging „de IJsclub'' eene oppervlakte grond ter grootte van ongeveer C00 eentiarrs, voor eene som van ƒ3 over te nemen ten einde dien grond te bestemmen tot ver lenging van de Bleekerstraat en dien te doen bestraten en rio- leeren, maar wel heelt hij bedenking tegen de voorwaarde sub b n.l. dat de overige op het plan aangeduide wegen over de geheele lengte moeten zijn bestraat en gerioleerdvóórdat een van de aldaar te stichten woningen in gebruik mag worden ge nomen. De bedoeling is dusdat deze wegen particuliere straten worden en blijven. Spr. zou gaarne ziendat men ophield met den aanleg van particuliere straten en dat alle straten, die voor het publiek verkeer bestemd zijn, door de gemeente aan gelegd en onderhouden worden. Burgemeester en wethouders kunnen in dit geval door het stellen van voorwaarden wel waken voor een goeden aanleg maar spr. acht het beter, dat deze van gemeentewege geschiedt ter bevordering van eenheid in de constructie. Bovendien heeft men dan waarborg, dat de straten steeds in goeden staat blij ven. Spr. behoeft er den voorzitter zeker niet op te wijzen hoe moeilijk het vaak isom particulieren tot het goed onder houd van straten en stegen te dwingen. Aanvankelijk is dit niet moeilijkwanneer de omliggende perceelen in handen van enkelen zijnmaar dit wordt later minder, als er meer eigenaren zijn. De aanleg voor publieke straat door de gemeente heeft ook dit voor dat deze dan voor de verlichting zorgtop een par ticulieren verkeersweg laat de verlichting meestal te wenschen overdaar de gasfabriek niet van gemeentewege buizen legt in particulieren grond. Spr. kan onderscheidene voorbeelden aanhalen, dat de ge meente grond heeft overgenomen voor aanleg van straten. Hij zal zich bij één bepalen en wijst op de straten, die aangelegd zijn op terrein achter de Klanderij, vroeger voor bleek bestemd. De eigenaren stonden allen voor den aanleg van straten noodi- gen grond aan de gemeente af en droegen f der kosten van bestrating en rioleering bij. Door deze goede regeling is een uitstekende bouwwijk verrezen en de goede instandhouding daarvan verzekerd. Behalve dit algemeene bezwaar, heeft spr. voor dit geval nog eene bijzondere bedenking. Uit de bij het adres overgelegde teekening die niet door duidelijkheid uitmuntmeent hij te moeten opmaken dat een der nieuwe particuliere straten zal worden aangelegd in verbinding met de Houtstraatwelke ge meente-eigendom is. Men heeft dan het zonderlinge geval, dat een straat voor een deel gemeente- en voor een deel par ticulier eigendom is. De heer Troelstra heeft bezwaar tegen het denkbeeld van den heer Bekhuis. Het betreft een beginsel. De geachte spr. wil n.l. den weg opdat langzamerhand de aanleg van alle straten in handen van de gemeente zal komen, zij 't ook met bijdragen van particulieren dit heeft dan het gevolgdat de gemeente behalve een gedeelte van de kosten van aanleg, ook met het onderhoud dier straten wordt belast en ook voor ver lichting kan zorgen. Vroeger nam men een ander standpunt inmen wilde de gemeente niet noodeloos bezwaren en van gemeentewege alleen de hoofdstraten aanleggen. Volgt men het denkbeeld van den heer Bekhuisspr. vreestdat dit te bezwarend voor de gemeente zou zijn, terwijl het voordeel ge heel aan de zijde van de particulieren is, omdat door den aan leg van stratengeheel of ten deele voor rekening der ge meente, hunne aanliggende bouwterreinen in waarde stijgen. Voor al de uitgaven die de gemeente zou doen krijgt zij een luttel aantal opcenten op de grondbelasting, terwijl tal van nieuwe perceelenin de laatste jaren aan gedempte grachten of nieuw aangelegde straten gestichtdoor de schatters der personeele belasting beneden de termen van belastbaarheid zijn geschat, zoodat de gemeente daarop geen enkele opcent kan heffen. Spr. vindt hetom zoo te zeggen nu al mooidat de ge meente de hoofdstraat in deze nieuwe buurt zal overnemen waartegenover de adressant er voor zal zorgen, dat de zijstra ten zullen worden bestraat en gerioleerd. Dit behoeft het door den heer Bekhuis geopperd bezwaar niet op te leveren daar naar spr. meentde Houtstraat niet het eigendom der gemeente is. De heer Bekhuis wees op den aanleg der straten bij de Klanderij. Dit was een geheel ander geval. Dat terrein was het eigendom der gemeente geweest en het lag dus voor de handdat die straten van harentwege werden aangelegd. De heer Bekhuis zegt dat de laatste opmerking van den heer Troelstra minder juist is. Hij meent duidelijk te hebben gezegddat indertijd op het terrein der vroegere bleek, achter de Klanderij door particulieren bouwterreinen zijn verkocht en de voor straten bestemde grond aan de gemeente is afgestaan tegen eene bijdrage voor gedeelte in de kosten van bestra ting en rioleering. Hierdoor heeft men een waarborg voor goe den aanleg en goed onderhoud. Nu zal men hier tal van particuliere straten krijgen waar tegen spr. bezwaar heeft. Is de aanleg van wege de gemeente te bezwarend laat men een grootere bijdrage in de aanleg- koslen vragen in ieder geval is dit beter met het oog op het voortdurend onderhoudde verlichting enz. Spr. doet nog op merken dat de Houtstraat wel degelijk eigendom der gemeente is en door haar werd aangelegdgerioleerd en verlicht. Men zal daar dus een vreemden toestand krijgengelijk hij zoo even aantoonde. Spr. had dus liever een voorstel gezien als indertijd gedaan werd ten opzichte van de straten achter de Klanderij. Burge meester en wethouders moesten nu maar hun voorstel terug nemen en in den door hem bedoelden zin gewijzigd weder ter tafel brengen. De heer Reeling Brouwer vindt wel iets te zeggen voor het denkbeeld van den heer Bekhuis. Men zal een beteren toestand verkrijgenals het geheele stratennet door de ge meente wordt onderhouden. De heer Bekhuis zal dus wel doen met een amendement in te dienen dat als voorwaarde moet worden gestelddat al de nieuwe straten aan de ge meente moeten worden overgedragen. Men moet in deze echter niet voorbijzien dat de grond in het verlengde van de Bleekerstraat geheel op kosten van de gemeente zal worden bestraat en gerioleerd zonder bijdrage van de adressante. In compensatie hiervan moet zij zorgen voor den aanleg van de zijstraten. De heer Troelstra moet erkennen dat hij bij de behan deling van dit voorstel bij burgemeester en wethouders niet ge let heeft op de Houtstraat. Indien deze geen particuliere straat is, zal er zeker een minder gewenschte toestand geboren wor den door een weg die voor een deel aan particulieren, voor een ander deel aan de gemeente behoort. Spr. zal dus met een amendement in den geest van den heer Bekhuis kunnen medegaanmits de gemeente niet meer worde bezwaard. De heer Bekhuis is niet genegen dergelijk amendement in te dienenmaar zou wenschendat burgemeester en wet houders hun voorstel terugnamen en een nieuw voorstel in zijn geest ter tafel brachten met voorlichting van den direc teur der gemeentewerkendie eene betere situatieteekening kan doen maken. De overgelegde teekening is niet duidelijk ware zij duidelijker geweestde heer Troelstra zou zich waar schijnlijk den toestand beter hebben kunnen voorstellen. D< eer Meijer zou op zich zelf tegen het denkbeeld dat burgemeester en wethouders dit voorstel terugnemen geen be zwaar hebben ware 't niet, dat de adressante den nieuwen toestand daar ter plaatse gaarne vóór den winter klaar zag. Burgemeester en wethouders waren hiermede bekend en heb ben daarom de zaak met spoed aangevat en voorbereidmaar dit heeft het gevolg gehaddat niet eene betere teekening is overgelegd en wellicht minder aandacht geschonken aan de verbinding met de Houtstraat. Spr. deelt de opmerking van den heer Bekhuis volkomenmaar ziet daarin geen noodzake lijkheid om eene beslissing uit te stellen. In de conclusie van het voorstel staatdat de zaak zal tot stand komen onder zekere bepalingen en op nader door burge meester en wethouders vast te stellen voorwaarden. Indien spr. nu ook namens zijne medeleden van het dagelijksch be stuur het voornemen te kennen geeftom onder de nader te stellen voorwaarden op te nemendat de zijstraten zoodra zij zijn voltooidaan de gemeente moeten worden overgedragen dan is aan den uitgedrukten wensch voldaan. De adressante kan daartegen met het oog op onderhoud en verlichting geen bezwaar hebben en dus behoeft het nemen van een besluit niet te worden uitgesteld, daar dit niet in het belang van de adressante is. De heer Bekhuis heeft er geen bezwaar tegen om in het belang van de adressante spoedig een besluit te nemenmaar boven spoed staat goed werk. En dit is niet mogelijk wan neer het overhaast moet geschieden zonder den tijd gehad te hebben het behoorlijk te onderzoeken en te overzien. Wordt het voorstel niet gewijzigddan zal spr. er zich tegen verklaren. De heer Meijör stelt nu voor, in de conclusie de voor waarde op te nemen dat de nieuw aan te leggen zijstraten zoodra deze voltooid zijnaan de gemeente moeten worden overgedragen. De heer van Eijsinga begrijpt de portée van deze wij ziging niet goed. Wat is de bedoeling met die latere over dracht Zal deze om niet geschieden, of voor welken prijs Spr. acht uitstel van de zaak beter. De heer Bekhuis stelt als motie van orde voor het voor stel aan burgemeester en wethouders terug te zendenmet verzoek dit zoodanig te wijzigen dat al de straten met bij dragen van belanghebbenden door de gemeente als openbare straat zullen worden aangelegd. Deze motie wordt ondersteund en komt in behandeling. De Voorzitter wijst er op, dat de vraag zich voordoet, of het eigenlijk eene motie van orde isdan wel een amen dement op het voorstel van burgemeester en wethoudersof een nieuw voorstel. De heer Troelstra zou wel aan de leden van het bestuur der vereeniging „de ijsclub", in deze vergadering tegenwoordig, willen vragen of de zaak zulk een haast heeftdat heden een besluit moet worden genomen. Uit de discussion is de richting der zienswijze van den raad geblekenis er nu groot bezwaar tegen eene verdaging der beslissing tot over 14 dagen Dit zou toch werkelijk beter zijnomdat men dan den tijd had om de zaak nog eens na te gaan en het denkbeeld van den heer Bekhuis nauwgezet te overwegen. De heer Hijlkema kan mededeelen dat een spoedig be sluit wenschelijk is indien dit nog veertien dagen wordt uit gesteld vreest hij dat van de zaak niets zal komen omdat de uit te voeren werken dan niet vóór den winter gereed zul len komen. De eenige wegom aan het bezwaar van den heer Bekhuis tegemoet te komendat hij geheel deeltis die, door den heer Meijer aangegeven in zijn amendement om als voorwaarde te stellen, dat de nieuwe zijstratenzij 't ook voor een gering bedragaan de gemeente moeten worden over™e- dragen. Indien uitvoering wordt gegeven aan het plan van de adres sante dan zal men daar een toestand verkrijgendie zeer in het belang van de gemeente zal zijn. Spr. is er dus voor, om het door den heer Meijer geamendeerd voorstel aan te nemen. De heer Troclstra betreurt 'tdat de adressante niet eer der met haar verzoek tot den raad is gekomen burgemeester en wethouders wilden haar in alles te wille zijn en hebben daarom spoed achter de zaak gezet, maar dit is oorzaak ge weest, dat men niet volkomen goed is voorbereid. Hij kan zich niet begrijpen dat een uitstel van veertien dagen het ge volg zou hebben dat van de zaak niets zal komen. Hij gelooft, dat dit wel wat overdreven isen dat het juist in het belang van de zaak isdat eene beslissing wordt uitgesteld. De heer Meijer zal niet met de motie van den heer Bek huis medegaan omdat dit niet enkel uitstel der behandeling van het voorstel beoogt, maar een geheel nieuw denkbeeld inhoudt. Door de door spr. voorgestelde wijziging van de conclusie van het voorstel van burgemeester en wethouders wordt de wensch van den heer Bekhuis belichaamddat de gemeente waarborg zal hebben voor een voldoend onderhoud van alle nieuwe straten aldaar. Door die wijziging wordt ook onder vangen het bezwaar van den heer van Eijsinga; immers, in de nadere voorwaardeeenzijdig door de gemeente opgelegd ligt opgeslotendat de overdracht om niet ofmet het oog op formaliteiten voor eene geringe som zal geschieden. Spr. geeft dus in overweging, het gewijzigd voorstel van te nemen. De heer van Eijsinga zal noch aan de motie van den heer Bekhuisnoch aan het amendement van den heer Meijer zijne stem geven. De eenzijdige voorwaardedoor de ge meente opgelegdacht hij te bezwarend voor de adressante die dan aan handen en voeten gebonden zal zijn. Dit bezwaar acht hij voor haar nog grooterdan een uitstel van veertien dagen. Hij zou dus willendat burgemeester en wethouders hun voorstel terugnamen. De heer van Ketwich Verschuur zegt, dat, nu het blijktdat bij de wethouders verschil van zienswijze bestaat omtrent de oplossing van deze zaakimmers de heer Troelstra wil terugzending van het voorstel aan burgemeester en wethouders de heer Meijer wenscht onmiddellijke wijziging van het voorstel het werkelijk beter is, dat burgemeester en wethouders hun voorstel ter nadere overweging terugnemen. Dan eerst zal men, zonder kans op abuizen door overhaasting, op zuiver terrein komen te staan. Spr. stelt dus als motie voor, te besluiten de zaak te renvoieeren naar burgemeester en wethouders met verzoekom een nader voorstel bij den raad in te dienen. Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt dus een punt van behandeling uit. De heer Bekhuis trekt hierop zijne motie in. De heer Duparc gelooft, dat deze motie van den heer van Ketwich Verschuur eene aanvulling behoeft, opdat burgemees ter en wethouders uit de motie zelve zullen kunnen weten waaraan zij zich hebben te houden. De iieer Meijer toch wil het voorstel van burgemeester en wethouders amendeerende heeren Troelstra en van Ketwich Verschuur bedoelen hetzelfde op eene andere wijzede heer Hijlkema wenscht dadelijke behandeling. Burgemeester en wethouders moeten dus bij deze verschillende meeningen een vast uitgangspunt hebben voor een nader voorstel. De heer van Ketwich Verschuur heeft er wel over gedachtom een uitvoeriger motiein den zinals door den heer Duparc bedoeldin te dienenmaar hij heeft dit met opzet niet gedaan. Deze eenvoudige en zeer ruim gestelde motie is voldoende burgemeester en wethouders hebben im mers de discussion gehoord en moeten nu door niets gebonden worden ten opzichte van hun nader voorstel.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1895 | | pagina 2