84
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 11 Juni 1895.
Vcislag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 11 Juni 1895. 85
De Voorzitter kan geheel met het denkbeeld van den
heer van Ketwich Verschuur medegaan. Burgemeester en wet
houders blijven nu geheel vrijeen voorstel te doen zooals zij
wenschelijk achten.
De heer Hijlköma heeft tegen de motie van den heer van
Ketwich Verschuur bezwaar, omdat, gelijk hij zeide, een uitstel,
zijj't ook van veertien dagen, het gevolg kan hebben, dat er van
de zaak niets komt. Indien heden geen besluit wordt genomen,
is de vereeniging waarschijnlijk niet in staathaar plan uit te
voeren. Een nieuw voorstel kan misschien weder worden uit
gesteld. Hij herhaaltdat èn voor de vereeniging èn voor de
gemeente aanneming van het door den heer Meijer geamendeerd
voorstel het meest gewenscht is. Dan kan terstond met de
uitvoering worden begonnen.
De beraadslagingen worden gesloten.
De motie van den heer van Ketwich Verschuur wordt in
stemming gebrachtmet het resultaatdat de stemmen staken,
met 11 tegen 11 stemmen. Vóór stemden de heeren Reeling
Brouwer van Sloterdijck Duparc van Eijsinga Troelstra
Dijkstra, van Ketwich VerschuurWijbrandiBeucker Andreae,
Bekhuis en Fabry de Jonge.
De Voorzitter deelt mededat burgemeester en wethou
ders naar aanleiding van den uitslag van deze stemming hun
voorstel voorloopig intrekken.
De heer van Ketwich Verschuur wijst op de bepa
ling van het reglement van orde, dat, bij staking van stemmen
over eenig voorstel of motie, in eene volgende vergadering
de zaak op nieuw in behandeling moet worden genomen. In
trekking van het voorstel door burgemeester en wethouders is
thans niet meer mogelijk.
De Voorzitter zegt, dat de stemmen hebben gestaakt
over eene motie tot uitstel van behandeling,.niet over het voor
stel zelf.
De heer Duparc ziet hier een incident, dat, althans in
deze vergaderingvoor zoover spr. zich kan herinneren nooit
is voorgekomen. Burgemeester en wethouders mogen zich nog
wel eens bedenkenvoor zij tot intrekking van hun voorstel
overgaan. De zaak is volgens spr. althans niet meer bij hun
college, maar bij den raad; zij zouden door die intrekking een
precedent stellen, in strijd met de wet en het reglement van
orde.
De Voorzitter heeft van den heer Duparc niet vernomen,
in hoever strijd ontstaat met de wet en het reglement van
orde. De motie betreft niet de zaak zelve doch de behande
ling van het voorstel van burgemeester en wethouders.
De heer van Slotordijck is het met den heer Duparc
eens dat het voorstel onder deze omstandigheden bezwaarlijk
door burgemeester en wethouders kan worden ingetrokken.
Volgens de gemeentewet moet de motie van den heer van
Ketwich Verschuur weder aan eene stemming worden onder
worpen wordt het voorstel nu ingetrokken, dan zou de motie
geen reden van bestaan meer hebben en dus feitelijk vervallen
zijn, in strijd met de bedoeling der wet, die eene tweede stem
ming vordert.
Burgemeester en wethouders meenden door intrekking van
hun voorstel uit een impasse te geraken. Het zij hem vergund,
in dezen een wenk te geven. In de volgende vergadering,
waarschijnlijk over 14 dagen, zal over de motie weder worden
gestemd. Indien burgemeester en wethouders nu vooraf aan
den raad te kennen geven, dat zij hun voorstel zullen wijzigen
naar den geest van de discussie van heden dan zal de motie
waarschijnlijk worden verworpen en kan de zaak verder worden
behandeld en afgedaan.
De heer Meijer vereenigt zich met de zienswijze van den
heer van Sloterdijck. Het heden in behandeling geweest zijnd
voorstel blijft voorloopig intactburgemeester en wethouders
kunnen in verband met de heden gevoerde discussiën de zaak
nogmaals overwegen en, zoo zij wijziging van hun voorstel wen
schelijk achten, den raad vóór de volgende vergadering hiermede
in kennis stellen. Het gewijzigd voorstel kan dan dadelijk in
behandeling worden genomen.
De heer Duparc nroet nog met een enkel woord terug
komen op het zeggen van den voorzitter, dat hij niet heeft
aangetoond, in hoeverre intrekking van het voorstel in strijd is
met wet of verordening. Spr. was niet op dit debat voorbe
reid en kon daarom niet terstond de artikelendie hij op 't
oog hadaanwijzen. Hij wijst echter thans den voorzitter op
art. 50 2e lid der gemeentewet, uitdrukkelijk bepalende,'dat bij
staking van stemmen het nemen van een besluit tot eene vol
gende vergadering wordt uitgesteld, en op art. 34 van het regle
ment van orde, inhoudende, dat, in het geval, bij dit wetsarti
kel bedoeld, de beraadslaging over de zaak wordt heropend.
De Voorzitter geeft te kennen, dat, naar aanleiding van
de gerezen bezwarenburgemeester en wethouders hun voor
stel voorloopig handhaven.
De beraadslagingen worden hierop gesloten.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot intrekking
van het raadsbesluit om met den heer C. II. F. A. Corbelijn
Battaerd eene overeenkomst van ruiling aan te gaan.
Den 8 Januari 1895 werd door den raad besloten met den
heer C. H. F. A. Corbelijn Battaerd eene overeenkomst aan te
gaan, waarbij deze ten behoeve van deze gemeente afstand zou
doen van zijne rechten op de massale steeg ten zuiden van het
huis Grachtswal no. 143 onder voorwaarde, dat de gemeente
aan hem zou overdragen tien strekkende meter van de strook
grond, liggende tusschen zijn perceel en de rooilijn ten oosten
van de nieuw te bouwen brugwachterswoning aldaar.
Ter uitvoering van dit besluit ontwierpen burgemeester en
wethouders een contract van ruiling en zonden dit ter beoor
deeling aan den heer Battaerd.
Deze kan zich niet vereenigen met de bepaling betreffende
afscheiding .van den aan hem af te stanen grond van den pu-
blieken weg en evenmin met de bepaling omtrent de betaling
der kosten van het contract.
Na vergeefsche pogingen om tot overeenstemming te komen,
berichtte de heer Battaerd, dat hij de halve lengte van de mas
sale steeg ter beschikking wilde stellen voor den bouw van eene
brugwachterswoning op voorwaarde, dat de andere helft der
steeg ter zijner beschikking bleef. Werd deze voorwaarde niet
aangenomen, dan zag hij van alles af.
Daar het bezit van de halve lengte der steeg voor het be
oogde doel voor de gemeente van geen nut kan zijn, berichtten
burgemeester en wethouders den heer Battaerddat zij geen
gebruik van zijn aanbod zouden maken en dataangezien hij
bezwaar maakte tegen eene ruiling op de gestelde voorwaar
den zij zouden voorstellenhet raadsbesluit van 8 Januari j.l.
in te trekken.
Volgens verklaring van den directeur der gemeentewerken is
de strook grond eigendom der gemeente, voldoende voor de
stichting van eene behoorlijke brugwachterswoning.
In afwachting van het daaromtrent in te dienen voorstel
zullen burgemeester en wethouders zoo noodig bij de brug
eene kiosk voor den brugwachter doen plaatsen.
Zij stellen nu voorte besluitenin te trekken het raads
besluit van den 8 Januari 1895 no. 9, voor zoover dit betreft
het aangaan van eene overeenkomst van ruiling met den heer
C. H. F. A. Corbelijn Battaerd te Groenloo.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Haverschmidt heeft zich bij het lezen der stuk
ken de vraag gesteld, of men bij de behandeling dezer zaak in
de maand Januari wel genoeg rekening heeft gehouden met
den toestand van het poortjedat nu een struikelblok schijnt
geworden.
De heer Battaerd moge zich vroeger hebben uitgelaten dat
het poortje een lastpost voor hem was, nu het er op aankomt,
blijkt hij er in zijn schrijven van 6 Mei jJ. zóó aan gehecht
dat hij de 10 meter terrein wil laten loopen en de halve steeg
laten volbouwenwanneer men zijn poortje door een muurtje
in stand houdtwelken eisch burgemeester en wethouders
terecht hebben afgewezen.
Wat den heer Battaerd nu heeft bewogen om van alles af
te zienis spr. een raadsel ook na het lezen der correspon
dentie.
Spr. heeft in Januari juist tegen het voorstel gestemd, omdat
z.i. de heer Battaerd te veel werd bevoordeeld.
Al bevreemdt 't spr., dat de bezwaren over de weinige diepte
van het terrein voor den bouw eener woning en over het plaat
sen van een kiosk die in Januari nog al breed werden uitge
meten nu geen gewicht meer in de schaal leggenzoo ver
heugt hij zich toch in het feit, dat de ruiling met den heer
Battaerd niet tot stand komt.
De heer Reeling Brouwer kan in het kort mededeelen,
dat burgemeester en wethouders niets met den heer Battaerd
konden worden deze wil noch vooruit noch achteruit. De uit
voering van meer bedoeld raadsbesluit was dus onmogelijk.
De heer Haverschmidt vergist zich waar hij meentdat de
heer Battaerd gehecht is aan het poortje. In zijn laatste
schrijven van 15 Mei verklaart hij zich bereid, den balk inden
zuidwestelijken muur te laten wegnemen aangezien de kamer
boven het poortje voor hem geen waarde heeft. Die muur
wordt afgebroken, dus het poortje moet ook verdwijnen.
De directeur der gemeentewerken is van oordeel, dat op het
beschikbare terrein zeer goed een behoorlijke brugwachters
woning kan worden gebouwd. Op welke wijze dat terrein zal
worden gebruikt, is een zaak van later zorg. Aanvankelijk kan
voor den brugwachter eene kiosk worden geplaatst.
Het voorstel wordt nu zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
De heer Beekhuis verlaat de vergadering.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot aankoop
van een stuk grond behoorende bij perceel Ossekop no. 11.
Ten einde verbetering te brengen in den misstanddie na
de demping der gracht langs de Druifstreek door het buiten
de rooilijn uitsteken van de terreinen behoorende bij de per_
ceelen Össekop nos. 11 en 13, te meer in het oog valt, heb.
ben burgemeester en wethouders verdere onderhandelingen aan.
geknoopt met de eigenares van het perceel Ossekop no. 11
Mej. G. Adarna te Groningen die zich vroeger niet ongenegen
had verklaard tot afstand van een gedeelte van haar terrein.
Het resultaat van die onderhandelingen is dat de eigenares
zich bereid heeft verklaard eene oppervlakte van ongeveer 68
centiare van haar terrein met inbegrip van een gedeelte van
den scheidingsmuur tusschen dit perceel en het aangrenzend
perceel Ossekop no. 13, aan de gemeente over te dragen tegen
10 per centiareonder voorwaardedat de gemeente het
overblijvend gedeelte van dit perceel van den publieken weg
afscheidt door een muurmet een ijzeren hekwerk daarop en
een op den over te dragen grond bestaand tentje binnen den
scheidingsmuur zal doen plaatsen.
Van deze overdracht is een voorloopig contract opgemaakt.
Burgemeester en wethouders stellen nu voor, te besluiten:
behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Mej.
G. Adama te Groningen voor de gemeente in eigendom over
te nemen het oostelijk gedeelteop de teekening blauw gear
ceerd ter oppervlakte van 68 centiare van het perceel
Ossekop no. 11 ten kadaster bekend gemeente Leeuwarden
in sectie B no. 2614, voor eene som berekend naar ƒ10 per
centiare en voorts op de in het overgelegd voorloopig koop
contract omschreven voorwaarden.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Bekhuis achtonder de belangrijke werkendie
in de laatste jaren in deze gemeente zijn tot stand gekomen
er geendat zooveel tot verbetering in alle opzichten heeft bij
gedragen als de demping van de gracht langs de Druifstreek
enz. Deze gracht is een schoone boulevard geworden doch
er is een misstand blijven bestaan n.l. door de vooruitstekende
terreinen van de perceelen Ossekop nos. 11 en 13. Het on-
derwerpelijk voorstel strekt, om met de verbetering van dien
toestand een aanvang te maken door aankoop van 68 M.
grond van de eigenares van perceel Ossekop no. 11. Dit offer
is echter niet voldoende de misstand zal slechts voor b0°/o
worden weggenomen. Het zal noodzakelijk zijnom een ge
lijke overeenkomst aan te gaan met den eigenaar van perceel
Ossekop no. 13. Dan eerst zal de misstand geheel worden
opgeheven. Van eene aanneming van het onderwerpelijk voor
stel zal het gevolg zijndat de gemeente ook een gedeelte van
laatstgenoemd perceel moet aankoopen een en ander zal eene
uitgaaf van ƒ4000 medebrengen.
Burgemeester en wethouders zeggen, dat de verandering
van den toestand daar ter plaatse noodzakelijk is. Spr. ziet die
noodzakelijkheid niet in er is ruimte genoeg voor het verkeer,
maar wel is de verandering wenschelijkmeer niet. Bij den
tegenwoordigen stand der gemeente-finantiën moet men ech
ter de zuinigheid betrachten en mag men voor eene wensche-
lijke zaak niet een zoo groote uitgaaf doen. Spr. zal om die
reden zich tegen het voorstel verklaren.
De Voorzitter wijst er op dat het thans eene uitgaaf
geldt van ƒ680, niet van ƒ4000. Nu de gelegenheid zich aan
biedt om met eene betrekkelijk geringe financieele opoffering
een begin te maken met de verbeteringmoet men die niet
ongebruikt laten voorbijgaanmen heeft niet de zekerheid
dat die zich later weer zal voordoen. Het is een daad van
wijze omzichtigheidom op het voorstel in te gaan. Spr.
geeft toedat het beter wareindien de gemeente nog verder
kon gaan maar dit is thans niet aan de orde.
De heer van Ketwich Verschuur vraagt, of er wel
een grondig onderzoek is ingesteld omtrent den eigendom van
den scheidingsmuur tusschen de tuinen van de perceelen Os
sekop nos. 11 en 13? Is daarbij gebleken, dat die muur, op
de situatieteekening door roode arceering aangeduidgeheel
behoort bij perceel Ossekop no. 11
De heer Meijer deeltin antwoord op de vraag van den
heer van Ketwich Verschuur, mede, dat de eigendomstitels
zijn onderzocht en dat daaruit is geblekendat deze muur
geheel behoort bij perceel Ossekop no. 13. Bovendien heeft
een lid van het dagelijksch bestuur met den directeur der ge
meentewerken op het terrein een onderzoek ingesteld uit alles,
ook uit de wijzewaarop de naastleger zijn muur heeft opge
trokken, niet in aansluiting metmaar naast bovenbedoelden
muurblijkt dat deze geen massaal eigendom is.
De heer van Ketwich Verschuur wijst er op dat
deze bouwvallige scheidingsmuur zal moeten vervallendoch
dat dan hiervan het gevolg zal zijndat het terrein van den
naastleger open komt te liggen. Eene deugdelijke afschei
ding dier perceelen zal dan echter op gemeene kosten moeten
worden opgericht en het is niet onmogelijkdat deze omstan
digheid het verkrijgen van een gedeelte van dat aangrenzend
terrein gemakkelijker zal maken.
De heer Bekhuis zegt dat de voorzitter over het hoofd
zietdat, behalve de koopsom ad 680deze koop nog meer
uitgaven ten gevolge zal hebben n. 1. die voor het maken van
een muur en een ijzeren hek. De opmerking van den voor-