106 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Zaterdag 10 Augustus 1895.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Zaterdag 10 Augustus 1895. 107
tuin der gemeentebewaarschool no. 6. Spr. kan zich met deze
bestemming aan den grond te geven noch met de wijze, waarop
het zal geschiedenvereenigen.
Hij zou gaarne ziendat het geheele terrein werd gevoegd
bij de speelplaats van genoemde school. Deze speelplaats is
aan de zuidzijde vrij nauw en zonder zon en zou aanmerke
lijk verbeteren door toevoeging van dit terrein. Men zou dan
een muur moeten bouwen tot afscheiding wat ook aan de
breedte der steeg ten goede zou komen.
De directeur wil voor de afscheiding een proef nemen met
ijzergaas wat spr. onvoldoende achthij gelooft dat de direc
teur te optimistisch op dit punt is en bovendien is de proef
wel wat gewaagd nu heeft men de afbraakmaterialen van de
woningen waarvan de muur zou kunnen worden opgebouwd
en deze mist men later als de proef niet het verwachte re
sultaat heeft en dan toch een muur moet worden gemaakt.
Spr. zal zich dus tegen het voorstel verklaren omdat daar
uit voortvloeit een maatregeldie voor hem bezwaar oplevert.
De heer Meijer acht de bezwaren van den heer van der
Scheer weinig afdoende. Men kan gerust zeggendat eene
vergrooting der speelplaats van deze school met 50 a (10 leer
lingen niet noodig is. De heer van der Scheer ziet ook over
het hoofd dat wel is waar een proef zal worden genomen met
ijzergaasmaar dat dit op de helft van het terrein wordt aan
gebracht terwijl dit verder door een haag van de steeg zal
worden afgesloten.
De aanbrenging van eene afscheiding door ijzergaas is eene
proefnemingmaar op dit stuk heeft men eene geslaagde proef
tot antecedent. Voor eenigen tijd zijn aan den Groeneweg
twee huizen geamoveerd met een erfdoor een muur van de
straat gescheiden. De bewoners hadden grooten overlast van
de straatjeugd maar nu de afscheiding van ijzergaas is ge
maakt is die last opgehouden. Dat de directeur der gemeen
tewerken na deze proef dien maatregel ook hier wil toepassen,
ligt voor de hand en burgemces-ter en wethouders meenden
hem hierin te moeten steunen.
De heer van der Scheer zegt, dat zijn hoofdbezwaar is,
dat met het te verkrijgen terrein de speelplaats niet zal wor
den vergroot. Het getal leerlingen is nu wel 50 a COmaar
dit is niet stabieler kan een tijd komen dat het getal toe
neemt. Nu is het voordeel van bedoeld terreindat het in
de zon ligt, terwijl het grootste deel van de speelplaats, ook
door de aanwezigheid van een kastanjeboom in de schaduw
ligt. En zonneschijn is toch zoo hoogst nuttig.
De heer Meijer acht de aanwezigheid van den kastanje
boom juist zoo nuttig, omdat de speelplaats wegens de warmte
dikwijls in den zomer niet te gebruiken zou zijn. Nu zal de
zon, door eene afscheiding van ijzergaas, toch vrij tot de speel
plaats kunnen toetreden.
Spr. verzekert verder, dat de speelplaats, al kwamen er honderd
leerlingen bij, niet behoeft te worden vergroot. Er wordt toch
slechts door eene klasse tegelijk gebruik van gemaakt.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer van der Scheer verklaart zich tegen.
7. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging der
verordeningregelende de jaarwedden der docenten aan de
school van middelbaar onderwijs voor meisjes en definitieve aan
stelling aan Mej. C. Asman tot Jclassenleerares aan die school.
(Zie bijlage no. 11 tot het verslag van 's raads handelingen).
Zonder discussie en hoofdelijke stemming wordt conform de
conclusie van dit voorstel besloten
A. 1°. artikel 2 der verordening, regelende de jaarwedden
der docenten aan de school van middelbaar onderwijs voor
meisjes (Gemeenteblad 1894 no. 17, te doen vervangen door de
volgende bepaling
Art. 2.
Ingeval van vaste of tijdelijke aanstelling van leeraressen of
leeraren niet in artikel één genoemd wordt de jaarwedde
voor ieder afzonderlijk door den Raad vastgesteld.
2°. deze bepaling in werking te doen treden met den 1
September 1895.
B. te verleenen eene vaste aanstelling van klassen-leerares
aan de school van middelbaar onderwijs voor meisjes in te
gaan op 1 September 1895 aan Mejuffrouw G. Asman on
derwijzeres alhier, op eene jaarwedde van 1200.
8. Voorstel van burgemeester en wethouders tot vernieuwing
van het zuidelijk landhoofd der Prins Hendri 'csbrug en aan
brenging van een houten hulpbrug aldaar.
Burgemeester en wethouders deelen mede dat de directeur
der gemeentewerken bij uitvoerig schrijven heeft gewezen op
den onvoldoenden toestand van de Prins Hendriksbrug.
Hij geeft daarbij in overweging, deze brug door eene nieuwe
van plaatijzer te doen vervangen en het landhoofd aan de zuid
zijde geheel te doen vernieuwen. De toestand van dit land
hoofd is zoodanig, dat voorziening dringend noodzakelijk is.
De directeur acht het in de eerste plaats wenschelijk nog
in dit jaar tot de vernieuwing van dat landhoofd over te gaan
en daar het verkeer over de brug voor de uitvoering van dit
werk geruimen tijd zal gestremd zijn, eene hulpbrug van hout
te doen maken.
Deze houten brug zal het eigendom der gemeente blijven, om
later, wanneer de Prins Hendriksbrug zal worden vernieuwd
weder te dezer plaatse als hulpbrug te kunnen worden gebruikt.
De kosten van een en ander worden geraamd op 6773
voor het landhoofd en 1798 voor de hulpbrug.
Deze begrooting is gebaseerd op eene fundeering van het
nieuwe landhoofd op 1.60 meter Z.P. Eene fundeering op
0.60 meter Z.P., geeft in de begrooting een verschil in min
der van 1000 doch de directeur acht de eerstgenoemde
diepte voor de soliditeit van het werk. met het oog op den
aard van den bodem, bepaald aan te bevelen.
Burgemeester en wethouders vereenigen zich met de over
wegingen van den directeur en stellen voor, te besluiten
I. in den loop van het jaar 1895 het zuidelijk landhoofd
met vleugelmuren van de Prins Hendriksbrug te doen vernieu
wen en een houten hulpbrug voor voetgangers met draaibaar
gedeelte aldaar te doen maken waarvan de kosten zijn ge
raamd op 6773 voor het landhoofd en 1798 voor de hulpbrug.
II. burgemeester en wethouders uit te noodigen, te zijner
tijd de vereischte finantiëele voorstellen te doen tot bestrijding
vau de sub l bedoelde werken.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer de la Faille wenscht, hoewel dit voorstel in het
algemeen instemming bij hem vindt, toch de vraag te doen,
of het niet mogelijk zou zijn, om, in plaats van een hulpbrug voor
voetgangers, er een aan te brengen, die ook door rij- en voer
tuigen kan worden gebruikt.
De passage over de Prins Hendriksbrug zal ongeveer drie
maanden zijn gestremd, zoodat het verkeer voor rijtuigen, dat,
zooals bekend is over deze brug naar en van het Station vrij
druk is, gedurende dien tijd belemmerd worden, ja geheel on
mogelijk gemaakt, wat een groot ongerief zal zijn.
In het vooruitzicht is gesteld eene vernieuwing van de Prins
Hendriksbrug zelve, in welken tijd de hulpbrug op nieuw in
gebruik zal worden gesteld. Dus dan breekt weder een lange
tijd van stagnatie aan, en daarom richt spr. tot burgemeester
en wethouders de vraagof het niet mogelijk zou zijnom
nu toch een belangrijke uitgaaf noodig is, deze iets te verhoo-
gen voor het maken van een hulpbrug ook voor rijtuigen en
daardoor een ongerief voor velen te voorkomen.
Volgens de stukken zal de brug misschien later op eene
andere plaats in de stad worden gebruikt. Er zal dus wellicht
geen groot bezwaar tegen bestaan, om het kostenbedrag iets te
verhoogen.
Spr. wijst nog op de hulpbrug in den hoek van den Grachts-
wal bij het nieuwe kanaalook slechts voor voetgangers en
handkarren bestemd, wat groot ongerief voor rijtuigen oplevert.
De Voorzitter kan geen bepaald cijfer geven van de kos
ten van eene brug, ook voor rij- en voertuigen bestemd, maar
men mag in het algemeen aannemen dat bij eene dergelijke
bestemming de constructie van de brug, zoowel wat onder- als
bovenbouw betreftveel zwaarder zal moeten zijn, zoodat de
kosten niet onbelangrijk hooger zullen worden. Burgemeester
en wethouders hadden daarom bezwaarhet aanbrengen van
eene dergelijke brug voor te stellen. Is de raad echter van een
ander gevoelen, dan zal hij 't best doen, door uit de conclusie
van het voorstel het bedrag van het crediet weg te laten en
burgemeester en wethouders uit te noodigen, het denkbeeld van
den heer de la Faille in overweging te nemen.
De heer van Sloterdijck zal niet met dat denkbeeld
medegaan. Hoewel de voorzitter geen cijfer heeft kunnen noe
men zou spr. toch aarzelen, om het crediet voor eene hulp
brug te verhoogen. Het bankroetdat de gemeente met de
Prins Hendriksbrug lijdt, is al groot genoeg, dan dat men bui
ten de uiterste noodzakelijkheid de kosten van verbetering moet
verhoogen. Burgemeester en wethouders hebben zich, volgens
den indruk, dien spr. bij het onderzoek der stukken heeft ge
kregen tot het strikt noodige bepaald, en dit zal reeds een
groote uitgaaf vorderen. Deze is echter onvermijdelijk maar
spr. heeft er bezwaar tegen, dat de kosten zullen worden ver
hoogd door het maken van een rijbrug.
De heer de la Faille spreekt van ongerief, maar dit acht spr.
niet zoo grootdit ongerief zou in hoofdzaak alleen bestaan
voor de bewoners van de huizen ten westen van deSophialaan;
de overigen kunnen gemakkelijk van de Wirdumerpoortsbrug
gebruik maken.
De vergelijking met de hulpbrug in den hoek van den Grachts-
wal gaat ook niet geheel op. Deze brug toch moet voorzien in
de communicatie van sterk bevolkte stadsgedeelten.
De ondervinding, met die brug opgedaan, die voor voetgan
gers en handkarren is bestemd maar waarop steeds beproefd
wordt te rijden met karren, die van te groote afmetingen zijn,
zoodat ze beklemd raken, de versperring vernielen en het ver
keer voor voetgangers tijdelijk onmogelijk maken, doet spr. aan
burgemeester en wethouders in overweging geven, de hulpbrug
bij de Prins Hendriksbrug uitsluitend voor voetgangers te be
stemmen zij behoeft dan van minder capaciteit te zijn en zal
goedkooper kunnen wezen.
De heer Troelstra had het woord gevraagd, om nagenoeg
hetzelfde wat door den heer van Sloterdijck is gezegd, in het
miduen te brengen, Wordt de hulpbrug ook voor het gebruik
door rijtuigen bestemd dan zal ze niet alleen door lichte voer
tuigen, maar ook door zwaar bevrachte wagens kunnen worden
gebruikt en dus van eene constructie moeten zijndie eene
belangrijk grootere uitgaaf zal vorderen.
De heer de la Faille meendedatnu de hulpbrug ook
voor handkarren zal bestemd zijn, ze bijna beantwoorden zou
aan de bestemming ook voor rijtuigen en de vermeerdering der
kosten niet groot zou behoeven te zijn. Indien dit echter met
het geval zou zijn zal hij niet verder op verwezenlijking van
zijn denkbeeld aandringen.
Spr. kan zich evenwel geheel vereenigen met het gevoelen
van den heer van Sloterdijck ten opzichte van de bestemming
der brug voor voetgangers en handkarreneen dergelijke brug
is een middending, dat te weinig en te veel geeft. Er zijn kar
ren van verschillende afmetingen en nu wordt allicht de over
tocht geprobeerd met karren die iets te breed zijn of precies
de breedte der brug hebben en met veel moeite en tijdverlies
er over gebracht worden tot groot ongerief van wachtende
voetgangers. Een van beide dus, de brug moet uitsluitend voor
voetgangers worden bestemd, óf van die afmetingen worden ge
maakt, dat ook rijtuigen ze kunnen passeeren.
De Voorzitter wijst er op, dat in de conclusie van het
voorstel sprake is var. eene houten hulpbrug voor voetgangers.
Er moge misschien door den directeur in zijn rapport over
handkarren worden gesproken, maar in het voorstel is hiervan
geen sprake.
Ten slotte acht spr. het niet twijfelachtigdat met het oog
op een bestemming van de brug ook voor rijtjigen, de kosten
veel hooger zullen worden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
9. Rapport der reclamecommissie omtrent bezwaarschrif
ten tegen aanslagen in de directe büasting op het inkomen.
In verband hiermede wordt de openbare vergadering ge
sloten.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.