ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
ff
VERORDENING tot het heffen van
havengeld.
110 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 3 September 1895.
Op de vraag van den voorzitter, aan de benoemden gedaan
of zij de benoeming aannemen dan wel of zij de aanneming
volgens de wet in beraad houden, verklaren de heeren Troel
stra en Reeling Brouwer beide, onder dankzegging aan de ver
gadering voor het vernieuwd blijk van vertrouwen, de betrek
king van wethouder opnieuw te aanvaarden.
De voorzitter wenscht beide heeren, ook namens den raad,
geluk met hunne benoeming.
De heer Meijer komt ter vergadering.
2. Benoeming van eene commissie tot onderzoek van de ge
meenterekening, dienst 1894.
De uitslag der gehouden stemming is dat zijn uitgebracht
op de l eeren Mr. I. Wolff 10, Mr. J. L. v. Sloterdijck 9, T.
Konter en W. J. Oosterhoff ieder 8, S. H. Hijlkema en N. Th.
Haverschmidt elk 6, Mr. G. Beekhuis 3en op de heeren Mr.
W. Kolff en A. Duparc ieder 2 stemmenzoodat alleen de
heer Mr. I. Wolff tot lid der commissie is gekozen en eene
tweede vrije stemming moet plaats hebben ter benoeming van
nog twee leden der commissie
De tweede stemming heeft tot resultaat, dat zijn uitgebracht
op den heer W. J. Oosterhoff 13, op den heer Mr. J. L. Slo
terdijck 12 en op den heer T. Konter 9 stemmen.
Tot leden der commissie worden alsnu geproclameerd de
heeren Mr. I. Wolff, W. J. Oosterhoff en Mr. J. L. v. Sloter
dijck.
Wordt opgemerkt, dat nk de eerste stemming de heer Hijl
kema tijdelijk de vergadering had verlaten.
3 Benoeming van een ambt tiaar van den burgerlijken
stand wegens periodieke aftreding van den heer R. H. Dijk
stra als raadslid.
Op voorstel van den voorzitter wordt, in verband met de af
wezigheid van den heer R. H. Dijkstra, die als raadslid perio
diek is afgetreden herkozen en toegelaten doch nog niet is
beëedigd besloten, deze benoeming aan te houden tot eene vol
gende vergadering.
4. Benoeming van tivee leden der commissie voor het stede
lijk muziekkorpswegens periodieke aftreding als raadsleden
van de heeren Mr. J. L. van Sloterdijck en D. Tigler Wij -
brandi.
De uitslag der gehouden stemmingen is, dat zijn uitgebracht
voor de vacature Mr. J. L. van Sloterdijck 16 stemmen op
dezen en 1 stem op den heer A. Duparc en voor de vacature
de heer D. Tigler Wijbrandi, op dezen 15 stemmen en 2 stem
men op den heer Duparc, zoodat de heeren Mr. J. L. van
Sloterdijck en D. Tigler Wijbrandi tot leden der bovengemelde
commissie worden benoemd.
Door burgemeester en wethouders is tot voorzitter dezer com
missie aangewezen de heer Dr. N. Reeling Brouwer, wethouder.
De heer Hijlkema komt weder ter vergadering.
5. Benoeming van vier leden der commissie voor de gasfa
briek krachtens art. 2 der op 1 Juli 1895 in werking getreden
verordening (gemeenteblad no. 7 van 1895).
Het resultaat der gehouden stemmingen is, dat de heeren
W. J. Oosterhoff, J. F. H. Bekhuis, Mr. I. Wolff en J. Theu-
nisse tot leden der commissie voor de gasfabriek worden be
noemd, de heer Bekhuis met 18 en de andere heeren met 17
stemmen.
De heeren N. Th. HaverschmidtMr. G. Beekhuis en H.
Beucker Andreae verkregen ieder 1 stem.
Tot voorzitter dezer commissie is door burgemeester en wet-1
houders aangewezen de heer Dr. N. Reeling Brouwerwet
houder.
6. Benoeming van vier leden der commissie voor openbare
werken.
De uitslag der gehouden stemmingen is, dat tot leden dezer
commissie worden benoemd de heeren J. F. H. Bekhuis, R.
H. Dijkstra P. Fabry de Jonge ieder met 18 stemmen en de
heer N. Th. Haverschmidt J.Hz. met 17 stemmen; 1 stem
wordt uitgebracht op den heer W. J. Oosterhoff.
Door burgemeester en wethouders is de burgemeester tot
voorzitter dezer commissie aangewezen.
De heer Dr. J. Baart de la Faille verlaat de vergadering.
7. Benoeming van vier leden der commissie voor het ont
werpen van strafverordening-n.
Tot leden dezer commissie worden benoemd de heeren A.
Duparc, Mr. J. L. van Sloterdijck Mr. J. G. Meijer en Mr. H.
D. van Ketwich Verschuur allen met 16 stemmen. Verder ver
kregen Mr. I. Wolff 2 stemmen Mr. G. Beekhuis en Mr. W.
Kolff elk 1 stem.
8. Benoeming van vier leden der commissie voor de ge
meentelijke bewaarscholen.
De uitslag der stemmingen is, dat tot leden dezer commissie
worden benoemd de heeren J. van der Scheer met 17, Dr. J.
Baart de la Faille met 18, H. Beucker Andreae met 17 en D.
Tigler Wijbrandi met 18 stemmen.
Op den heer Mr. C. Beekhuis werden 2 stemmen uitge
bracht.
Tot voorzitter dezer commissie is door burgemeester en wet
houders aangewezen de heer Mr. J. C. Meijer, wethouder.
9. Benoeming van een curator van het Gymnasium ter voor
ziening in de vacature, ontstaan door het verleend eervol ont
slag aan den heer J. C. Singels.
De aanbeveling van curatoren bestaat uit de heeren
1. Mr. T. J. Noijon officier van Justitie bij de Arr.-recht-
bank.
2. Mr. W. Kolff, rechter in de Arr.-rechtbank.
3. Mr. G. Beekhuis, advocaat en procureur.
Het resultaat der gehouden stemming is, dat met algemeene
(18) stemmen tot curator van het gymnasium wordt benoemd
de heer Mr. T. J. Noijon voor het tijdvak, eindigende 31 De
cember 1896.
10. Regeling der rangorde van zitting der leden ter verga
dering.
Bij loting wordt aangewezen
plaats
n®.
aan
den
heer
D. Tigler Wijbrandi.
2
n
P. Fabry de Jonge.
n
3
n
A. Duparc.
4
T. Konter.
n
5
j»
S. H. Hijlkema.
n
6
n
j»
R. H. Dijkstra.
n
n
7
j»
G. L. B. J. Feitz.
n
8
j»
W. J. Oosterhoff.
n
n
9
)j
Dr. J. Baart de la Faille.
10
r»
N. Th. Haverschmidt J.Hz.
11
J. van der Scheer.
12
H. Beucker Andreae
13
i»
J. Theunisse.
r»
14
Mr. W. Kolff.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 3 September 1895. 111
plaats n°. 15 aan den hèer Mr. H. D. van Ketwich Verschuur.
16 Mr. I. Wolff.
17 Jhr. Mr. G. van Eijsinga.
18 Mr. J. L. van Sloterdijck.
19 Mr. G. Beekhuis.
20
J. F. H. Bekhuis.
11. Verdeeling van den raad in sectiën.
De uitslag der gehouden loting is, dat worden aangewezen
a. tot leden der 1® sectie, waarvan de burgemeester voorzit
ter is, de heeren: Mr. W. Kolff, H. Beucker Andreae, J. van
der Scheer T. Konter, W. J. Oosterhoff, J. F. H. Bekhuis en
Dr. N. Reeling Brouwer, wethouder.
b. tot leden der 2® sectie de heeren P. Fabry de Jonge, Jhr.
Mr. G. van Eijsinga, Mr. G. Beekhuis, Mr. I. Wolff, J. Theu-
nisse, A. Duparc, D. Tigler Wijbrandi en tot voorzitter de heer
Mr. J. C. Meijer, wethouder.
c. tot leden der 3® sectie de heeren Mr. J. L. van Sloterdijck,
R. H. Dijkstra, C. L. B. J. Feitz N. Th. Haverschmidt J.Hz.,
S. H. Hijlkema, Dr. J. Baart de la Faille, Mr. H. D. van Ket
wich Verschuur, en tot voorzitter de heer J. Troelstra, wet
houder.
12. Voorstel van burgemeester en wethouders tot wijziging
en opnieuw vaststelling van het besluit tot heffing en de ver
ordening op de invordering van havengeld.
(Zie bijlage n°. 12 tot het verslag van 's raads handelingen
over 1895.)
Algemeene beraadslagingen omtrent dat voorstel hebben niet
plaats, terwijl over geen der verschillende artikelen van het hef-
fingsbesluit en van de verordening op de invordering en even
min over de memorie van toelichting het woord wordt gevoerd.
Zonder discussie en hoofdelijke stemming worden alzoo de
ontwerpen aangenomen en vastgesteld als volgt:
De raad der gemeente Leeuwarden
Overwegendedat het besluit tot het heffen van een recht
onder den naam van havengeld laatstelijk vastgesteld den 27
Juni 1893, met 1 Januari 1896 vervalt en het wenschelijk is,
met die heffing voort te'gaan;
Besluit
vast te stellen de volgende
Art. 1.
Er wordt ten behoeve der gemeente een recht geheven onder
den naam van havengeld voor de vaartuigen en houtvlotten
in de gemeente ligplaats nemende behoudens de uitzonderin
gen en vrijstellingen hierna vermeld.
Art. 2.
Het recht bedraagt bij elke aankomst:
a. voor schepen en stoombooten in eene vaste beurt va
rende en vaste ligplaats hebbende
bij een inhoud van 26 kubieke meter en daarboven
per kubieken meter1) cent
bij een inhoud van 20 tot en met 25 kubieke me
ter per vaartuig
bij een inhoud van 15 tot en met 19 kubieke me
terper vaartuig 1
bij een inhoud van 5 tot en met 14 kubieke me
ter per vaartuig
voor trekschepen of barges per vaartuig
b. voor schepen en stoombooten die niet in eene
vaste beurt varenper kubieken meter inhoud
Indien deze schepen en stoombooten langer dan
20
15
10
5
vier achtereenvolgende weken in de gemeente ligplaats
hebbenis na afloop van ieder tijdvak van vier we
ken het recht op nieuw verschuldigd.
Voor pramen jachten en booten die voortdurend
in de gemeente ligplaats hebben bedraagt het recht
per week voor eiken kubieken meter inhoud 1 cent
Voor houtvlotten bedraagt het recht per week voor
elke 15 vierkante meter oppervlakte10
Gedeelten van weken en van oppervlakte worden voor vol
genomen.
Art. 3.
Door inhoud" wordt verstaan de ruimte der vaartuigen vol
gens het Koninklijk besluit van den 30 Juli 1894 no. 27 (Staats
blad no. 141.)
Indien de belastingschuldige in het bezit is van een wettigen,
volgens het aangehaalde Koninklijk besluit afgegeven meetbrief,
niet ouder dan 5 jaar en hij dezen aan den pachter of gaar
der vertoont wordt het recht berekend overeenkomstig dien
meetbrief. Anders wordt de inhoud van het vaartuig door den
pachter of gaarder geschat en is de belastingschuldige gehou
den volgens die schatting het recht te betalen.
De opgave van de oppervlakte der houtvlotten moet geschie
den door den belastingschuldigebehoudens de bevoegdheid
van den pachter of gaarderom de oppervlakte te doen op
nemen.
Art. 4.
Indien het recht wegens vaartuigen bedoeld bij art. 2 litt.
a, voor zoover daarmede in den dienst door de gezamenlijke
schippers viermalen ol meer in de week wordt gevaren bij
vooruitbetaling wordt voldaankan voor deze vaartuigen wor
den volstaan met de betaling van 60°/o van het daarvoor be
paalde bedrag.
Voor gelijke vaartuigen doch waarmede in den dienst door
de gezamenlijke schippers minder dan viermalen in de week
wordt gevarenkan bij vooruitbetaling worden volstaan met de
betaling van 80?é van het daarvoor bepaalde bedrag.
Bij vooruitbetaling wordt het verschuldigde berekend naar
het getal beurtvaartendie met de vaartuigen volgens de pu
bliek gemaakte dienstregeling moeten worden volbracht.
Voor pramen, jachten en booten, die voortdurend in de ge
meente ligplaats hebben kan bij vooruitbetaling worden vol
staan met de betaling van 20 cent per kubieken meter inhoud.
Art. 5.
Onder vooruitbetaling wordt verstaan
1. Voor de vaartuigen bedoeld bij litt. a van art. 2 het
vooruitbetalen voor een kwartaal
2. Voor de pramen enz., bedoeld bij de laatste alinea van
het vorig artikelhet vooruitbetalen voor een jaar.
De vooruitbetaling moet zijn geschied voor de vaartuigen
sub 1 bedoeldbinnen de eerste 14 dagen van het kwartaal
en wegens de vaartuigen, sub 2 bedoeld, binnen de eerste 14
dagen van het jaar.
Art. 6.
Het recht is verschuldigd door de gezagvoerdersschippers
of eigenaars der vaartuigen en houtvlotten en bij afwezig
heid door hen die in hunne plaats optreden.
Indien meer dan één gezagvoerder of schipper op het vaar
tuig is geplaatstzijn allen hoofdelijk voor het recht aanspra
kelijk.
Art. 7.
Geen recht is verschuldigd wegens vaartuigen en houtvlotten,
welke ligplaats hebben