128 Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, van Dinsdag 8 October 1895.
Verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwardenvan Dinsdag 8 October 1895. 129
ken en daarbij werd hem eens door een werkgever gezegd
„Uw denkbeeld van een korten werkdag is goed maar wees
voorzichtigeen korte werkdag leidt tot misbruikenvele
werklieden maken van den meerderen vrijen tijd geen nut
tig gebruikzij verrichten dan werk voor anderen zij beun
hazen."
De directeur der gemeentewerken schrijft dienaangaande het
volgende„Bovendien hebben meest alle andere werklieden
betrekkingen bij de brandweer en hier en daar particulier
werk weten te bemachtigen dat zij op Zondag en op werk
dagen in de rusturen uitvoeren, doch waarvoor natuurlijk even
goed andere werklieden geschikt zouden zijn ja daarnaar
meermalen begeerige oogen opslaan."
Er blijken dus reeds misbruiken te zijn, en nu zoo zonder
voorbereiding langs een zijweg op eens deze ingrijpende wij
ziging te maken hiertegen heelt spr. bezwaar. Op zich zelf
vindt hij den maatregel heilzaam maar hij moet niet zonder
nader onderzoek worden ingevoerd.
Spr. stelt daarom voor, de woorden „en met dien verstande
enz." te doen vervallen. Mochten er proeven worden genomen,
dan kan de wenschelijkheid van deze bepaling beter worden
beoordeeld.
De heer Troelstra begrijpt niet, hoe de heer Bekhuis, die
verklaart persoonlijk een voorstander van den korten werkdag
te zijn en dezen heilzaam te achten, nu toch zijne bezwaren
tegen de bepaling in art. 4 zoo breed kan uitmeten. Zijn die
bezwaren zoo groot, dan kan hij bezwaarlijk den maatregel
heilzaam achten.
Spr. heeft bezwaar tegen het voorstel van den heer Bekhuis
om de bedoelde woorden te doen wegvallen dan zouden bur
gemeester en wethouders geheel vrij zijn en den werktijd nog
korter of langer kunnen maken.
Gelijk gezegd is, is de werktijd des zomers 12 uren, gedu
rende 2 maanden 115 uren. Dit maakt dus weinig verschil
met het cijfer in art. 4 opgenomen.
Naar aanleiding van de aanhaling uit het rapport van den
directeur deelt spr. mede dat er onder de werklieden zijn
die nog een ander baantje hebben, b.v. aan de waag of bij de
brandweer. Dit mag nu geen „beunhazen" heeten en zoo
iets bedoelt ook de directeur niet. Hij vindt het niet goed, dat
werklieden gedurende hun werktijd soms andere zaken verrich
ten en hiertegen is ook veel te zeggen.
Spr. gelooft, dat de bepaling goed is een werkdag van 11
uren is voor een arbeider genoegbuitengewone omstandighe
den uitgezonderd. De bedoeling isdat burgemeester en wet
houders geen langeren werktijd zullen kunnen goedkeuren.
De heer Dijkstra is ook in beginsel voor verkorting van
den werktijd, maar niet om ze bij eene gelegenheid als deze in
te voeren. Hij wil de proef hierevenals bij daarvoor ge
schikte aannemingswerken liever aan burgemeester en wet
houders overlaten. Ook uit het rapport van den directeur is
op te maken, dat het verschil maakt, of het den werktijd van
de vaste werklieden bij de fabricage betreft, dan wel den werk
dag voor de werklieden die een aannemer in zijn dienst heeft.
De heer Bekhuis ontkentdat hij in tegenspraak is ge
raakt met zijn eigen woorden. Hij is in beginsel een voorstan
der van een korten werkdag en zou, indien een gemotiveerd
voorstel was ingediendgaarne daartoe medewerkenmaar
niet langs een zijweg. De gevolgen zijn dan niet te overzien.
Eerst na ernstige studie en nauwgezette proefneming wil hij
tot den maatregel overgaan. Hij handhaaft zijn amendement.
De heer Troelstra zegtdat hier van geen zijweg sprake
kan zijn. Dit zou misschien wel het geval zijnindien de in
structie geene bepaling inhield en burgemeester en wethouders
den werkdag b. v. op 10 uren bepaalden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het amendement van den heer Bekhuis wordt in stemming
gebracht en aangenomen met 11 tegen 8 stemmen die van
de heeren Wijbrandi, Konter, de Jonge, Wolff, Troelstra, Ree
ling Brouwer, Haverschmidt en Duparc.
Het aldus gewijzigd artikel wordt zonder hoofdelijke stem
ming vastgesteld.
De heer de la Faille verlaat de vergadering.
Art. 5. Indien ambtenaren of werklieden door ziekte of an
dere geldige redenen verhinderd worden hunne werkzaamhe
den te verrichten, voorziet hij tijdelijk in den dienst, behoudens
goedkeuring van burgemeester en wethouders indien daardoor
andere personen tijdelijk in dienst moeten worden genomen.
De heer Duparc stelt voorde woorden „behoudens goed
keuring van burgemeester en wethouders" aan het slot te
plaatsen.
De heer Wolff zegt, dat tengevolge van deze omzetting
voor elk geval de nadere goedkeuring van burgemeester en
wethouders zal vereisclit zijn. Is dit wel de bedoeling? vraagt
spreker.
De Voorzitter meent, dat de redactie van dit artikel on
veranderd kan blijven, maar dat de zin verduidelijkt zal wor
den door achter het woord „wethouders" de komma te doen
wegvallen.
De heer Bekhuis acht de weglating van de laatste woor
den „indien daardoor enz." wensehelijkomdat dan altijd de
nadere goedkeuring van burgemeester en wethouders zal moe
ten worden gevraagd.
De Voorzitter zegt, dat het de bedoeling is, dat de di
recteur in spoedeischende gevallen in den dienst voorziet en
in andere gevallen voor het tijdelijk in den dienst nemen van
werklieden de goedkeuring van burgemeester en wethouders
daarop moet vragen.
De heer Bekhuis meent te moeten opmaken, dat, indien
een werkman ziek is de directeur tijdelijk in 'den dienst voor
ziet wenscht een ambtenaar verlof, dan krijgt hij dat van den
directeur. Zoo spr. zich niet vergistschrijft de bestaande
instructie voordat de directeur altijd en in ieder geval de
goedkeuring van burgemeester en wethouders moet vragen.
Spr. zou dit althans zeer noodig achten waar het betreft een
verlof aan een ambtenaar.
De heer Troelstra zegtdat het verleenen van verlof aan
de ambtenaren bij liunne instructie zal worden geregeld. Niet
noodig is 't echterdat burgemeester en wethouders worden
gemoeid in elke omstandigheiddie een tijdelijk voorzien in
den dienst noodig maakt. Dit zou het geval zijn indien de
laatste tien woorden vervielen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het artikel wordtmet inachtneming van de geringe wijzi
ging door den voorzitter voorgesteld, zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Art. 6. Bij wangedrag of plichtverzuim van een der werk
lieden is de directeur bevoegd deze in zijne betrekking te
schorsen voor ten hoogste eene week. Hij geeft daarvan da
delijk kennis aan burgemeester en wethouders met opgave
der redenen.
Ingeval er naar zijne meening termen bestaan tot schorsing
voor langeren tijd of tot ontslag doet hij daartoe een gemoti
veerd voorstel aan burgemeester en wethouders.
De heer Dupai'C vraagt, of bij schorsing van een werk
man zijne jaarwedde wordt gehandhaafd.
De heer Troelstra zegt dat schorsing gelukkig niet dik
wijls voorkomt. In de enkele gevallen dat het is voorgeko
men ging het tractementvoor zoover spr. meent te weten
niet door.
De Voorzitter legt allen nadruk op de eerste woorden
van dit artikeler moet dus al veel gebeurenvoordat tot
schorsing wordt overgegaan. Spr. acht het beterthans over
betaling van tractement in die gevallen niet te spreken.
Het artikel wordt onveranderd vastgesteld.
Art. 7. Het kantoor der gemeentewerken moet voor het
publiek geopend zijn van 's voormiddags 9 tot 's namiddags
5 uuruitgezonderd op zon- en algemeene christelijke feest
dagen.
Zooveel mogelijk moet de directeur van 's voormiddags 9—
12 uur aan het bureau aanwezig zijn. Wordt hij hierin ver
hinderd dan zorgt hij, dat hij gedurende dien tijd wordt ver
vangen door den hoofdopzichter.
De heer Duparc stelt voor, in het le lid in plaats van
„moet" te stellen „is" eu dan het woord „zijn" te doen ver
vallen.
Het 2e lid te lezen „De directeur is van voormiddags 9
tot middags 12 uur aan het bureau aanwezig enz."
De Voorzitter kan met de wijziging van het le lid wel
medegaan doch met die van het 2e lid niet. Hij wenscht de
woorden „zooveel mogelijk" te behouden het kan toch voor
komen dat de tegenwoordigheid van den directeur elders
noodig is.
De heer Duparc zegt, dat in dat geval de laatste zinsnede
van dit artikel voorziet.
De Voorzitter gelooftdat de redactie van het artikel
zooals door burgemeester en wethouders wordt voorgesteld
strenger is.
Het artikel wordtmet inachtneming van de wijziging van
het le lid, overeenkomstig het amendement van den heer
Duparc, vastgesteld.
Art. 8 wordt zonder discussie onveranderd aangenomen.
Art. 9. Hij magbehalve de aanschaffing van kantoorbe
hoeften, gereedschappen en materialen voor de in eigen beheer
uit te voeren werken geene aankoopen doen of leverantiën
toezeggen, dan op machtiging van burgemeester en wethouders.
De heer Duparc stelt voor dit artikel te lezen Het is
hem verboden aankoopen te doen of leveringen toe te zeggen
tenzij met schriftelijke machtiging van burgemeester en wet
houders. De aanschaffing van kantoorbehoeften gereedschap
pen en materialen voor de in eigen beheer uit te voeren wer
ken is hiervan uitgezonderd.
De heer Bekhuis vraagt, of het wel noodig is verplichtend
te makende machtiging schriftelijk te geven. Dit is vrij
omslachtigin vele gevallen zullen burgemeester en wethou
ders in hunne vergadering den directeur mondeling machtiging
verstrekken.
De heer Duparc meende, dat eene schriftelijke mach
tiging gewenscht is voor aanschaffing van materialen, die vaak
een groote uitgaaf medebrengt. In dat geval moet de direc
teur zich kunnen beroepen op eene schriftelijke machtiging.
Spr. hoort zich door een der wethouders toevoegen, dat eene
mondelinge machtiging in de vergadering toch altijd in de no
tulen wordt vermeld hij neemt daarom het woord „schrifte
lijke" uit zijn amendement.
Het amendement wordt door burgemeester en wethouders
overgenomen en zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
Art. 10 wordt zonder discussie onveranderd aangenomen.
Art. 11. Hij ziet toe, dat de afzonderlijke posten van de ge-
meentebegrooting, voor zooveel het beheer der gemeentewerken
betreft niet worden overschreden zonder daartoe vooraf de
noodige machtiging te hebben ontvangen.
Indien hij door buitengewone omstandigheden hiervan moet
afwijken, geeft hij daarvan onmiddellijk kennis aan burgemees
ter en wethouders, met opgave van redenen.
De heer Duparc vraagt, of het 2e lid wel noodig is. Het
le lid is zoo stellig en uitdrukkelijk mogelijk, doch bij het 2e
lid wordt veronderstelddat de directeur, door buitengewone
omstandigheden gedwongenvan het pertinente voorschrift in
het le lid moet afwijken. Strijdt dit niet met de eerstgenoemde
bepaling
De Voorzitter deelt mededat die omstandigheden zich
nog al eens voordoen. Bijv. bij een aanvaring van een schip tegen
eene brugde directeur moet dan terstond maatregelen nemen
en handelend kunnen optreden, al is er geen cent op de be
grooting voor dergelijke uitgaaf uitgetrokken.
Het artikel wordt hierop vastgesteld.
Art. 12. Het beheer en toezicht over het archief en andere
voorwerpen in het kantoor aanwezig is aan hem opge
dragen.
Hij zorgt voor een goede bewaring en ordelijke rangschik
king van alles wat tot het archief behoort, alsmede voor eene
juiste bijhouding der verschillende registers tot zijn beheer en
administratie betrekkelijk. Met name zorgt hijdat op zijn
kantoor steeds voorhanden zij een register tot inschrijving van
de door de ambtenaren der stadsreiniging en de ambtenaren
en bedienden van politie ontdekte gebreken aan voorwerpen
bedoeld bij art. 179 lett. h der gemeentewet.
Een volledige staat van al hetgeen tot het archief behoort
moet steeds ten zijnen kantore aanwezig zijn.
Behalve de burgemeester en wethouders, den secretaris der
gemeentecommissiën uit den raad en de opzichters voor
zoover de laatsten dit voor door hen te verrichten werkzaam
heden noodig hebben, geeft hij aan niemand iets uit het archief
afzonder vergunning van den burgemeester er. steeds tegen
behoorlijk bewijs van ontvang.
Geene werktuigen, materialen of andere voorwerpen, aan de
gemeente toebehoorende, mogen door hem aan anderen ter leen
of ten gebruike worden afgestaan dan met toestemming van
burgemeester en wethouders.
De heer Duparc stelt voor, het laatste lid te lezen als
volgt: „Het is hem verboden, werktuigen, materialen of andere
voorwerpen, aan de gemeente toebehoorende aan anderen ter
leen of ten gebruike af te staan, tenzij met schriftelijke toe
stemming van burgemeester en wethouders.
De Voorzitter deelt mede, dat burgemeester en wethou
ders dit amendement overnemen, met weglating van het woord
„schriftelijke".
Het aldus gewijzigd amendement en daarna het geheele ar
tikel worden zonder hoofdelijke stemming aangeno nen.
Art. 13. Indien dit verlangd wordt, dient hij burgemeester